Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
Schulden
3.Bespreking van het cassatiemiddel
eigenschuld, en dat de borg in de
onderlingeverhouding met de hoofdschuldenaar niet draagplichtig wordt voor de schuld. Dit is kenmerkend voor een borgtocht, waarbij het ook voor de schuldeiser duidelijk is dat de borg in diens onderlinge verhouding met de hoofdschuldenaar niet draagplichtig is. [6] De klacht gaat er echter aan voorbij dat de aansprakelijkheid in de externe verhouding tussen de borg en de schuldeiser anders ligt. De borg verbindt zich gelet op art. 7:850 lid 1 BW immers wél tot nakoming van de verbintenis die de hoofdschuldenaar tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen. [7] En gelet op art. 7:850 lid 3 BW is dat een hoofdelijke aansprakelijkheid, nu hierin op de borgtocht de bepalingen omtrent hoofdelijke verbintenissen van toepassing zijn verklaard, voor zover daarvan in de titel over borgtocht niet wordt afgeweken. [8] Ondanks dat die schuld hem in de onderlinge verhouding met de hoofdschuldenaar in feite dus niet aangaat, verbindt de borg zich dus hoofdelijk de schuld van de hoofdschuldenaar te voldoen. In zoverre wordt de borg dus
welaansprakelijk voor de schuld van de hoofdschuldenaar. [9] Dit is een schuld die gelet op art. 1:94 lid 5 (oud) BW in de gemeenschap valt. [10]
daaromals gemeenschapsschuld moeten worden gekwalificeerd. Zoals ik hiervoor al heb opgemerkt, verbindt de borg zich hoofdelijk tot nakoming van de schuld van de vennootschap. Weliswaar volgt uit art. 7:855 BW dat een borg niet gehouden is tot nakoming voordat de hoofdschuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekortgeschoten, maar ook als aan die voorwaarde nog niet is voldaan doet dat niet af aan het bestaan van de schuld van de borg. Die voorwaarde is immers slechts van belang voor het moment van de opeisbaarheid van de verbintenis van de borg. [11] Het bestaan van de verbintenis tot nakoming van de verbintenis die de hoofdschuldenaar tegenover de schuldeiser heeft, is dus niet afhankelijk van de vraag of de hoofdschuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekortgeschoten. [12] De verbintenis van de man als borg kan dus wel degelijk als gemeenschapsschuld worden aangemerkt, en is in zoverre niet afhankelijk van de gevolgen van het faillissement van EPSN Workforce SARL. De klacht kan gelet hierop niet slagen.
onderdeel 3is het oordeel van het hof, dat het faillissement van EPSN Workforce SARL gevolgen zal hebben voor de borgstelling van de man ten aanzien van Elas Professional Services Network B.V. (hierna: Elas) onbegrijpelijk, nu Elas niet onder EPSN Workforce SARL valt.
isook niet van belang voor de vraag of sprake is van een gemeenschapsschuld. [13] Uit art. 1:94 lid 5 (oud) BW volgt immers dat de gemeenschap, wat haar lasten betreft, alle schulden van ieder der echtgenoten omvat, met uitzondering van schulden betreffende van de gemeenschap uitgezonderde goederen. [14] De man heeft zich als medeschuldenaar (en als borg) hoofdelijk verbonden tot nakoming van de gehele schuld (art. 6:7 BW). Gelet op voornoemd uitgangspunt dat alle schulden in de gemeenschap vallen, heeft het hof geoordeeld dat ook deze schulden in de gemeenschap vallen. [15] Ook de interne draagplicht van de man jegens de vennootschap speelt bij die kwalificatie geen rol. De interne draagplicht is wél van belang voor de vraag in hoeverre de betalende schuldenaar vorderingen verkrijgt op zijn medeschuldenaren (art. 6:10 BW en art. 7:866 BW).
alleschulden van de man in de gemeenschap vallen. Dat geldt dus voor alle schulden van de man vanwege een borgstelling of hoofdelijke medeschuldenaarschap voor leningen van de vennootschappen van de man, onafhankelijk van de vraag of die zijn aangegaan voor zakelijke projecten of om in hun levensonderhoud te voorzien.
onderdeel 8is voor het antwoord op de vraag of de schuld als gemeenschapsschuld moet worden gekwalificeerd niet relevant het oordeel van het hof dat de vrouw van de gang van zaken met betrekking tot de leningen en de hypothecaire zekerheidstellingen op de hoogte was. Voor zover dit wél relevant is richt het onderdeel, onder verwijzing naar het partijdebat daarover, een motiveringsklacht tegen het oordeel van het hof in r.o. 5.48 [17] dat de vrouw van de leningen op de hoogte was.
onderdeel 12dat het dictum van de bestreden beschikking te algemeen is geformuleerd en dat meer is toegewezen dan verzocht, doordat het hof heeft bepaald “dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de openstaande schulden inclusief rente behorend bij de geldleningen bij [betrokkene 1] ”.