ECLI:NL:GHDHA:2025:281

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
200.334.532/01 en 200.334.540/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgemeenschap en alimentatie in echtscheidingsprocedure met internationale elementen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen twee echtgenoten, die in een complexe situatie verkeren met internationale elementen. De man en de vrouw zijn gehuwd in 2017 en hebben een kostbaar Chateau in Frankrijk, dat moet worden verkocht. De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de gemeenschap vastgesteld, maar partijen konden het niet eens worden over de voorwaarden van de verkoop van het Chateau en de verdeling van de inboedel. Het hof heeft de man en de vrouw gelast om samen te werken aan de verkoop van het Chateau, met een Franse notaris die de verkoop zal begeleiden. Het hof heeft ook bepaald dat de gemeenschapsschulden gelijkelijk door beide partijen moeten worden gedragen, en dat de vrouw geen recht heeft op partneralimentatie, gezien haar financiële situatie en de omstandigheden van de man. De uitspraak benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen partijen in het verkoopproces en de verdeling van de gemeenschap.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummers : 200.334.532/01 en 200.334.540/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 22-4727 (echtscheiding) en FA RK 223-920 (huwelijksvermogen)
zaaknummer rechtbank : C/09/632615 (echtscheiding) en C/09/642443 (huwelijksvermogen)
beschikking van de meervoudige kamer van 29 januari 2025
inzake
[de man]
in de bestreden beschikking genoemd: [de man] ,
wonende te [plaats 1] in Frankrijk,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S. Smeets te Venlo,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] in Groot-Brittannië,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.G.A. van Stratum te ’s Hertogenbosch.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 25 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 23 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vrouw heeft op 14 juni 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De man heeft op 26 juli 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
De man heeft tevens verzocht de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking te schorsen. Deze zaak is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.334.532/02. Dit verzoek heeft hij bij brief van 24 november 2023 ingetrokken. Het hof heeft te dien aanzien de man bij beschikking van 8 mei 2024 niet-ontvankelijk verklaard in schorsingsverzoek.
2.5
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
  • een journaalbericht van de zijde van de man (met bijlagen), van 4 december 2023, ingekomen op diezelfde datum;
  • een productieoverzicht van de zijde van de man (met bijlagen), ingekomen op 5 juni 2024;
  • een journaalbericht van de zijde van de man (met bijlagen), van 15 augustus 2024, ingekomen op 19 augustus 2024;
  • een e-mail van de zijde van de man van 30 augustus 2024;
  • een brief van de zijde van de man (met bijlagen) van 6 september 2024, ingekomen op diezelfde datum;
  • een brief van de zijde van de vrouw (met bijlage) van 9 september 2024, ingekomen op 12 september 2024;
  • een journaalbericht van de zijde van de man (met bijlagen) van 10 september 2024, ingekomen op 11 september 2024;
  • een journaalbericht van de zijde van de man (met bijlage) van 13 september 2024, ingekomen op diezelfde datum;
  • een brief van de zijde van de vrouw (met bijlage) van 16 september 2024, ingekomen op diezelfde datum;
  • een brief van de zijde van de man van 17 september 2024, ingekomen op diezelfde datum.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 19 september 2024 plaatsgevonden. Gelijktijdig is het hoger beroep tussen partijen met zaaknummer 200.334.324/01 besproken. In die procedure is een afzonderlijke beschikking afgegeven op 18 december 2024.
Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mr. C.F.T. Hegger (collega van mr. Smeets);
- een stagiair van mr. Van Stratum.
2.7
Aan het einde van de mondelinge behandeling is besproken dat partijen opnieuw met elkaar in overleg zouden gaan om te bezien of zij er alsnog samen uit kunnen komen, en dat het hof beschikking zou wijzen op 18 december 2024. Bij journaalbericht van 29 november 2024, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, is namens de man naar voren gebracht dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt, en dat er in dat kader uitspraak kan worden gedaan. Nadien heeft het hof de volgende stukken ontvangen:
  • een e-mail van de zijde van de vrouw van 2 december 2024;
  • een e-mail van de zijde van de man van 5 december 2024;
  • een e-mail van de zijde van de vrouw van 31 december 2024;
  • een e-mail van de zijde van de man van 8 januari 2025.
2.8
Het hof heeft op 4 december 2024, wegens de late reactie van partijen, de beschikking uitgesteld naar 29 januari 2025.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn gehuwd op [datum 1] 2017 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] .
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Den Haag de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op [datum 1] 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
3.4
Op het huwelijksvermogen van partijen is het regime van de algehele wettelijke gemeenschap van goederen van toepassing.
3.5
De huwelijksgemeenschap is ontbonden op [datum 1] 2022, door indiening van het echtscheidingsverzoekschrift.

4.De omvang van het geschil

De bestreden beschikking
4.1
Het dictum van de bestreden beschikking luidt als volgt:

spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum 1] 2017 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] ;
beslist in het kader van de verdeling van dc huwelijksgemeenschap, onder de voorwaarde
van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand,
als volgt:
met betrekking tot het onroerend goed, gelegen aan [adres]
het chateau wordt verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a.
a) bepaalt dat partijen binnen twee weken makelaarskantoor [makelaarskantoor] berichten dat gezamenlijk de opdracht wordt gegeven tot verkoop van het chateau;
b) bepaalt de initiële vraagprijs op € 25 miljoen en de initiële laatprijs op € 20 miljoen;
c) bepaalt dat de vraagprijs enkel met toestemming van beide partijen kan worden verlaagd;
d) bepaalt dat partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene(n) die de hoogste prijs biedt, indien en voor zover die prijs volgens beide partijen gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van het chateau de beste mogelijke prijs is; in het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, zal de makelaar dit naar beste weten en bindend kunnen bepalen;
e) bepaalt dat als de verkoopprijs bindend is vastgesteld, beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan verkoop en levering van het chateau;
f) bepaalt dat — indien het chateau na zes maanden in de verkoop te hebben gestaan bij [makelaarskantoor] nog niet is verkocht - de vrouw mag bepalen of de vraag- en/of laatprijs moet(en) worden aangepast zolang de vraag- en de laatprijs maar niet lager zijn dan € 11 miljoen;
g) bepaalt dat aan partijen - na aflossing van de gemeenschapsschulden - ieder de helft van de verkoopopbrengst minus de helft van verkoopkosten toekomt;
h) bepaalt dat iedere partij bij de overdracht aan derde(n) gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
met betrekking tot het industriepand en bijbehorende garages [garages] :
het industriepand en bijbehorende garages worden verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a.
a) bepaalt dat partijen gezamenlijk opdracht hebben gegeven aan makelaarskantoor [makelaarskantoor 2] tot verkoop van het industriepand en bijbehorende garages genaamd [garages] ;
b) bepaalt de vraagprijs van het industriepand en bijbehorende garages op € 371.000,-;
c) bepaalt dat de vraagprijs enkel met toestemming van beide partijen kan worden verlaagd;
d) bepaalt dat partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene(n) die de hoogste prijs biedt, indien en voor zover die prijs volgens beide partijen gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van het Industriepand de beste mogelijke prijs is; in het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, zal de makelaar dit naar beste weten en bindend kunnen bepalen;
e) bepaalt dat als de verkoopprijs bindend is vastgesteld beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan verkoop en levering van het Industriepand en bijbehorende garages;
f) bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst (bestaande uit de verkoopopbrengst minus de verkoopkosten) - na aflossing van de gemeenschapsschulden - gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld;
g) bepaalt dat iedere partij bij de overdracht aan derde(n) gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
met betrekking tot de overige bestanddelen:
aan de man worden toegedeeld:
- de (saldi op de) bankrekeningen op naam van dc man, waaronder in ieder geval de bankrekeningen:
- bij [bank 1] met [rekeningnummer 1] ;
- bij [bank 2] met [rekeningnummer 2] ;
onder de verplichting de helft van de saldi per peildatum (14 juli 2022) aan de vrouw te voldoen;
de helft van de vorderingen als bedoeld onder h) in het lichaam van deze beschikking;
aan de vrouw worden toegedeeld:
-
de inboedel zoals vermeld op de (in kopie) aan deze beschikking gehechte lijst met
goederen, onder de verplichting dat de vrouw de helft van de waarde aan de man zal voldoen; de vrouw zal daartoe binnen een termijn van vier weken na de beschikkingsdatum drie veilinghuizen in Frankrijk voorstellen om deze goederen te laten taxeren, waaruit de man er één mag kiezen;
-
de bankrekeningen op naam van de vrouw, waaronder in ieder geval de bankrekening met [rekeningnummer 3] ;
onder de verplichting dc helft van de saldi per peildatum (14 juli 2022) aan de man
te voldoen;
  • de sieraden, onder verrekening van de helft van waarde met de man; de vrouw dient de sieraden opnieuw te laten taxeren; zij moet daartoe binnen een termijn van vier weken na de beschikkingsdatum drie taxateurs voorstellen aan de man waaruit de man er één zal kiezen; indien en voor zover de vrouw na taxatie de sieraden niet toegedeeld wenst te krijgen, dient zij dit binnen een maand na de taxatie aan de man kenbaar te maken; in dat geval moeten dc bewuste sieraden worden verkocht, onder verdeling van de opbrengst bij helfte;
  • de [auto 1] tegen een waarde van € 13.044,-, onder de verplichting om € 6.522,- aan de man te voldoen;
  • de helft van de vorderingen als bedoeld onder h) in het lichaam van deze beschikking;
bepaalt dat de vrouw uit de overige inboedel 25 goederen mag kiezen, welke per direct zullen worden verkocht onder verdeling van de opbrengst tussen partijen bij helfte; het veilinghuis dat de hierboven genoemde goederen die aan de vrouw worden toegedeeld zal taxeren, dient deze goederen bindend te taxeren;
bepaalt dat de rest van de inboedel moet worden verkocht bij of na verkoop van het chateau;
het hiervoor genoemde veilinghuis dient deze goederen te taxeren, tenzij een prijs wordt
afgesproken met de koper van het chateau die ook de inboedel wenst over te nemen; in dat
geval hoeft geen aparte taxatie plaats te vinden;
bepaalt dat de bankrekeningen op naam van beide partijen moeten worden opgeheven en dat
het saldo per peildatum bij helfte moet worden gedeeld;
bepaalt dat de horloges dienen te worden verkocht, onder verdeling van de opbrengst bij helfte; de man dient de horloges te laten taxeren; de man moet hiertoe binnen een termijn van vier weken na de beschikkingsdatum drie taxateurs voorstellen, waaruit de vrouw er één
zal kiezen; voor zover de horloges al zijn verkocht, dient de man de helft van de opbrengst
aan de vrouw te voldoen; indien de man na taxatie één of meerdere horloges wenst te houden, dient hij dit binnen een maand na de taxatie aan de vrouw kenbaar te maken; in dat geval dient de man de helft van de getaxeerde waarde van die horloges aan de vrouw te voldoen;
bepaalt dat de overige auto’s, te weten:
- [auto 2] met kenteken [kenteken 1] op naam van de vrouw,
- [auto 3] met kenteken [kenteken 2] op naam van de man,
- [auto 4] met kenteken [kenteken 3] op naam van de man,
en de volgende aanhangers:
- aanhanger met kenteken [kenteken 4] op naam van de man,
- aanhanger met kenteken [kenteken 5] op naam van de man,
en de tractoren en (houtwerk)machines dienen te worden verkocht onder verdeling van de
opbrengst bij helfte;
bepaalt ten aanzien van de schulden die de man tezamen met [B.V.] is
aangegaan bij [X] tot een bedrag van € 1.904.653,10, dat partijen in de onderlinge
verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn, derhalve ieder tot een bedrag van € 476.163,28;
wijst alle overige verzoeken met betrekking tot de hiervoor genoemde bestanddelen van de
huwelijksgemeenschap af;
bepaalt dat de man uiterlijk 1 oktober 2023 de jaarstukken van [holding]
, [B.V. 2] en [B.V. 3] van 2020,
2021 en 2022 in het geding dient te brengen, onderbouwd met stukken waaruit blijkt of
[B.V. 2] en [B.V. 3] apart moeten worden gewaardeerd, en zich daarbij zal uitlaten over:
  • de aan de deskundige te stellen vragen en eventueel zelf vragen te formuleren die hij de deskundige wil voorleggen;
  • de persoon van de te benoemen deskundige: hij mag daarbij twee deskundigen noemen;
  • wie het voorschot van de deskundige zal moeten betalen;
bepaalt dat de vrouw uiterlijk op 28 oktober 2023 zich zal uitlaten over:
  • de door de man in het geding gebrachte stukken;
  • de aan de deskundige te stellen vragen en eventueel zelf vragen te formuleren die zij de deskundige wil voorleggen;
  • de persoon van de te benoemen deskundige; zij mag daarbij twee deskundigen noemen;
- wie het voorschot van de deskundige zal moeten betalen;
verklaart deze beschikking - met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding - tot
zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de aandelen, het indienen van stukken en de kosten van de deskundige aantot 1 november 2023 pro forma.”
Het principaal hoger beroep
4.2
De man richt zijn grieven tegen de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de verdeling van het chateau en het industriepand met bijbehorende garages genaamd [garages] , de verdeling van de inboedel, de verdeling van de juwelen en de horloges, de verdeling van de voertuigen en de (draagplicht voor de) schulden van partijen.
4.3
De man verzoekt het hof in het principaal hoger beroep, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het navolgende te bepalen:
Chateau
B. De beschikking van de rechtbank te vernietigen en/of te wijzigen en te bepalen dat partijen aan makelaar [makelaar] , werkzaam bij makelaarskantoor [makelaarskantoor 3] , de opdracht op exclusiviteitsbasis dienen te geven tot verkoop van het chateau en bijbehorende garages;
C. De beschikking van de rechtbank te vernietigen en/of te wijzigen en te bepalen dat geen vraagprijs voor het chateau wordt vastgesteld, maar een minimale biedprijs, weergegeven als "offers in excess off € 5 million will be considered" alsmede te bepalen dat een laatprijs wordt vastgesteld van € 17,5 miljoen, met deze laatprijs wordt niet geadverteerd;
D. Te bepalen dat in de overeenkomst van opdracht wordt vastgelegd dat enkel marketingpublicaties buiten Frankrijk worden gedaan en dat in de overeenkomst van opdracht wordt vastgelegd dat de makelaar alle gegevens en financiële informatie van alle bieders aan partijen overlegt, direct na beschikbaarheid van deze gegevens, ook van eventuele Franse bieders indien deze zich onverhoopt melden;
E. De beschikking te wijzigen en/of te vernietigen en te bepalen dat - indien het chateau na zes
maanden in verkoop te hebben gestaan bij de [makelaarskantoor 3] nog niet verkocht is - partijen in onderling overleg bepalen of de minimale biedprijs moet worden aangepast, of een vraag- en/ of laatprijs moet worden doorgevoerd;
Industriepand en bijbehorende garages genaamd [garages]
F. De beschikking van de te wijzigen, in die zin te bepalen dat partijen gezamenlijk opdracht
hebben gegeven aan makelaarskantoor [makelaarskantoor 2] tot verkoop van de woning met bedrijfshal;
G. De beschikking van de rechtbank te vernietigen en/of te wijzigen, en te bepalen dat de
vraagprijs van de woning met bedrijfshal wordt bepaald op € 265.000,00;
H. De beschikking van de rechtbank te vernietigen en/of te wijzigen, en te bepalen dat de bijbehorende garages samen met het chateau worden verkocht, op de wijze zoals in verzoek A [het hof begrijpt dat wordt bedoeld ‘verzoek B’] omschreven.
Inboedel
I. De beschikking te wijzigen en/of vernietigen en te bepalen dat de inboedel die de vrouw naar Engeland heeft meegenomen, aan de vrouw wordt toebedeeld, onder verrekening van de helft van de waarde aan de man; Voorts te bepalen dat de inboedel hiertoe dient te worden getaxeerd, waartoe de vrouw binnen twee weken drie taxateurs moet voorstellen, waarna de man de taxateur zal kiezen;
J. De beschikking te wijzigen en/of vernietigen en te bepalen dat de inboedel zoals vermeld op de (in kopie) aan de beschikking d.d. 25 juli 2023 gehechte lijst met goederen niet aan de vrouw wordt toebedeeld;
K. De beschikking van de rechtbank te vernietigen en/of te wijzigen, en te bepalen dat de door de man voorgestelde 14 inboedelgoederen per direct door partijen zullen worden verkocht onder verdeling van de opbrengst tussen partijen bij helfte;
L. De beschikking van de rechtbank te vernietigen en/of te wijzigen, en te bepalen dat de overige inboedelgoederen in beginsel tegelijkertijd met het chateau worden verkocht, en indien er na verkoop van het chateau inboedelgoederen resteren, deze door partijen worden verkocht onder verdeling van de opbrengst tussen partijen bij helfte;
Sieraden/juwelen
M. Te bepalen dat aan de man de vier horloges worden toebedeeld, onder voldoening van de
helft van de waarde aan de vrouw en te bepalen en voor recht te verklaren dat de man niets
aan de vrouw verschuldigd is ten aanzien van de overige, tijdens het huwelijk reeds verkochte horloges;
N. Primair, de beschikking te vernietigen en/of wijzigen en te bepalen dat aan de vrouw de juwelen voor een waarde van € 500.000,00 worden toebedeeld, onder verrekening van de helft van voornoemde waarde aan de man.
Subsidiair, te bepalen dat de vrouw alle juwelen dient te laten taxeren, waartoe zij binnen twee weken drie taxateurs moet voorstellen, waarna de man de taxateur zal kiezen.
Zowel primair als subsidiair: Te bepalen dat aan de vrouw de acht horloges worden toebedeeld onder verrekening van de helfte van de waarde met de man, waartoe de vrouw binnen vier weken na het in dezen te wijzen vonnis de horloges dient te laten taxeren door [taxateur] ;
Vervoersmiddelen en aanhangers
O. De beschikking te vernietigen en/of wijzigen en te bepalen dat aan de vrouw wordt toegedeeld de [auto 1] tegen een waarde van € 13.044,00 onder de verplichting om € 6.522,00 aan de man te voldoen, binnen twee weken na de beschikking;
P. De beschikking te vernietigen en/of te wijzigen door voor recht te verklaren dat de [auto 2] niet in de gemeenschap van goederen valt.
Q. De beschikking te vernietigen en/of te wijzigen en te bepalen dat de [auto 4] , de
twee aanhangers en de tractoren en (houtwerk)machines tegelijkertijd met het chateau worden verkocht, en indien er na verkoop van het chateau goederen resteren, deze door partijen worden verkocht onderverdeling van de opbrengst tussen partijen bij helfte;
R. De beschikking te wijzigen en/of vernietigen door te bepalen dat [auto 3] aan de man
wordt toegedeeld zonder verrekening.
Schulden
S. De beschikking vernietigen en/of te wijzigen en te bepalen dat dat partijen in onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de openstaande schulden inclusief rente behorend bij de geldleningen bij [X] van data [data] met een totaalbedrag van € 6.672.442,53 inclusief rente en voor recht te verklaren dat partijen tot op heden geen aflossingen op de geldleningen bij [X] hebben gedaan.
T. Te bepalen dat partijen in onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn voor
de schulden ten bedrage van in totaliteit € 1.030.000,00 (nog te vermeerderen met rente), aangegaan door [B.V. 4]
Aanvullend verzoek: boete fiscale aspecten
U. Voor recht te bepalen dat de nog te ontvangen boete van de Franse Belastingdienst in de huwelijksgemeenschap van partijen valt, en aldus tussen partijen bij helfte voldaan dient te
worden;
V. Voor recht te bepalen dat de factuur ad € 11.550,00 van de belastingadviseur van [belastingadviseur] in verband met het verlenen van advies over de naheffingsaanslag vermogensbelasting tussen partijen bij helfte dient te worden voldaan;
Aanvullend verzoek: onverschuldigd betaalde partneralimentatie
W. Te bepalen dat de vrouw aan de man dient te voldoen een bedrag van € 79.981,83 dat de
man onverschuldigd aan de vrouw heeft betaald.”
4.4
De vrouw is het niet eens met de verzoeken van de man in het principaal hoger beroep. Zij vindt dat de man niet-ontvankelijk is in het principaal hoger beroep danwel dat het principaal hoger beroep van de man moet worden afgewezen.
Het incidenteel hoger beroep
4.5
De grieven van de vrouw in het incidenteel hoger beroep zien op de partneralimentatie, de verdeling van het chateau, de verdeling van de inboedel en de (draagplicht voor de) schulden.
4.6
De vrouw verzoekt het hof in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen voor zover in het incidenteel hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen, en opnieuw rechtdoende:

1) te bepalen dat de man met ingang van 27 september 2022 met een bedrag van € 12.508,00 per maand dient bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw;
2) met betrekking tot de verkoop van het Chateau te [plaats 1] :
a.
a) te bepalen dat de man zijn medewerking dient te verlenen aan de verkoop van het Chateau op de wijze zoals door partijen overeengekomen in het getekende verkoopmandaat;
b) te bepalen dat de man zich dient te onthouden van handelingen die het verkoopproces vertragen of kunnen schaden, een en ander ter discretie van de verkopend makelaar;
c) te bepalen dat de man instructies van de makelaar onverwijld dient op te volgen;
d) op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 per dag of dagdeel dat de man met het bepaalde in a, b en/of c in gebreke blijft;
e) te bepalen dat de 'compromis de vente' dient te worden opgesteld door een Franse notaris, welke notaris eveneens de 'acte de vente' zal opstellen en passeren;
f) te bepalen dat de man de vrouw dient te informeren en consulteren over de inhoud van de in e) genoemde akten;
g) te bepalen dat de man de schriftelijke instemming van de vrouw nodig heeft ten aanzien van de inhoud van de onder e) genoemde akten alvorens hij deze akten ondertekent;
h) te bepalen dat de man - uiterlijk één week voorafgaand aan de ondertekening van de 'compromis de vente' ten kantore van de notaris - de notaris de volgende onherroepelijke volmacht tevens instructie dient te geven:
Geachte heer, mevrouw [naam Notaris].
Ik ben eigenaar van het Chateau [adres]
Voornoemd Chateau valt krachtens Nederlands huwelijksvermogensrecht in een wettelijke gemeenschap van goederen waarin ondergetekende is gehuwd met [de vrouw] . Naar Nederlands recht is [de vrouw] daarmee in goederenrechtelijke zin mede-eigenaar van het Chateau en naar Nederlands recht zou zij ook partij zijn bij de notariële levering van het Chateau aan een derde en de akte van levering mede ondertekenen.
De rechtbank en het Gerechtshof Den Haag hebben beslissingen genomen over de wijze van verdeling van de verkoopopbrengst van het Chateau. [de vrouw] is gerechtigd tot de helft van de verkoopprijs minus verkoopkosten (makelaar, notaris). Daarmee wordt verrekend haar aandeel in tot de gemeenschap van
goederen behorende schulden, welk aandeel is bepaald op [bedrag zoals vastgesteld]. Een afschrift van beide beschikkingen treft u bijgevoegd aan.
Ik verzoek u om [de vrouw] volledig als mede-eigenaar te behandelen en haar gelijktijdig met mij, te informeren en consulteren over de inhoud van de compromis de vente en de acte de vente en aan haar alle (concept) stukken toe te zenden, zodat wij beiden gelijktijdig over dezelfde informatie kunnen beschikken.
Dit verzoek kan niet door mij worden herroepen.
Ik verstrek u hierbij onherroepelijk volmacht om rechtstreeks aan [de vrouw] uit te keren een bedrag groot [helft verkoopprijs minus 50% verkoopkosten -50% tot de tot de huwelijksgemeenschap behorende schulden, e.e.a. conform oordeel rb en hof] door rechtstreekse overboeking op haar bankrekening met IBAN [...]. Ik beschouw dat - voor zover nodig naar Frans recht - als een bevrijdende betaling van de koopsom aan de verkoper(s).
Een afschrift van deze onherroepelijke volmacht tevens houdende onherroepelijke instructie zend ik per gelijke post en email aan [de vrouw] , woonachtig op [adres] met emailadres
Aldus getekend te [...] op [....)
[de man] .
i.
i) een vertegenwoordiger in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW aan te wijzen, indien de man niet tijdig uitvoering geeft aan het verzochte onder sub h, teneinde in de plaats van de man de onherroepelijke volmacht en instructie aan de Franse notaris te geven;
j) althans zodanige beslissing te geven om te waarborgen dat de positie van de vrouw als mede-eigenaar door de man gerespecteerd wordt in het verkoopproces en zij rechtstreeks van de notaris haar aandeel in de verkoopopbrengst uitgekeerd zal krijgen als uw hof in goede justitie zal vermenen te behoren;
3)Met betrekking tot de verdeling van de inboedel - voorwaardelijk namelijk als de man het voorstel van de vrouw zoals geformuleerd in haar in principaal appel niet accepteert - de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en aanvullend te bepalen:
a. dat de vrouw binnen één week na dagtekening van de beschikking 25 inboedelgoederen aanwijst die verkocht zullen worden;
b. dat partijen [veilinghuis] binnen één week na dagtekening van de beschikking [veilinghuis] opdracht verstrekken om over te gaan tot veiling van de onder a genoemde 25 inboedelgoederen en dat partijen ieder de helft van de veilingkosten dienen te voldoen;
c. de vrouw binnen twee weken na dagtekening van de beschikking organiseert dat de onder a) genoemde inboedelgoederen naar het veilinghuis getransporteerd worden en dat partijen ieder de helft van de transportkosten dienen te voldoen;
d. te bepalen dat de man zijn volledige medewerking dient te verlenen aan het bepaalde onder b) en het bepaalde onder c) en zowel de vrouw als het transportbedrijf op eerste verzoek toegang dient te verlenen tot het kasteel en hen op geen enkele wijze te verhinderen om de goederen uit het kasteel te halen;
e. te bepalen dat de netto opbrengst (verkoopkosten minus veilingkosten) bij helfte wordt verdeeld en dat partijen gezamenlijk het veilinghuis dienen te instrueren om de netto opbrengst bij helfte over te maken aan de man respectievelijk de vrouw;
f. te bepalen dat de man een dwangsom verbeurt van € 50.000,00 als hij in gebreke blijft om (tijdig en volledig) medewerking te verlenen aan het bepaalde onder b en/of d;
g. een vertegenwoordiger in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW aan te wijzen, indien de man niet uiterlijk één week na het verbeuren van de dwangsom onder f) alsnog medewerking heeft verleend aan het bepaalde onder b en/of d die namens de man opdracht kan geven aan het veilinghuis en namens hem de vrouw en het transportbedrijf toegang kan verlenen tot het kasteel met machtiging van die dwangvertegenwoordiger om de beschikking op dit punt zonodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, waarbij kosten voor de dwangvertegenwoordiger voor rekening komen van de man;
en voorts te bepalen
h. dat de man binnen één week na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking een keuze dient te maken uit de reeds in augustus 2023 door de vrouw aangewezen taxateurs voor de overige inboedel, onder de bepaling dat zijn recht daartoe vervalt als hij die keuze niet maakt en de vrouw gerechtigd is om een taxateur aan te wijzen;
i. dat de man op eerste verzoek zijn volledige medewerking dient te verlenen aan de totstandkoming van de taxatie waaronder wordt begrepen het op eerste verzoek de taxateur toegang verlenen tot het Chateau;
j. te bepalen dat de taxatie buiten aanwezigheid van partijen of hun vertegenwoordigers zal plaatsvinden;
k. te bepalen dat de man een dwangsom verbeurt van € 50.000,00 als hij in gebreke blijft om (tijdig en volledig) medewerking te verlenen aan het bepaalde onder i);
I. een vertegenwoordiger in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW aan te wijzen, indien de man niet uiterlijk één week na het verbeuren van de dwangsom onder f) alsnog medewerking heeft verleend aan het bepaalde onder i) die namens de taxateur toegang kan verlenen tot het kasteel met machtiging van die dwangvertegenwoordiger om de beschikking op dit punt zonodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, waarbij kosten voor de dwangvertegenwoordiger voor rekening komen van de man;
4) de beschikking van de rechtbank voor zover de rechtbank daarbij geoordeeld heeft dat de schulden bij [X] tot een bedrag van € 952.326,55 tot de gemeenschap behoren en dat daartegenover geen vorderingen staan te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
Primair: voor recht te verklaren dat de schulden die [B.V.] . is aangegaan bij [X] buiten de huwelijksgoederengemeenschap van partijen vallen;
Subsidiair, namelijk voor zover uw hof zou menen dat voornoemde schulden geheel of gedeeltelijk tot de gemeenschap behoren, te bepalen dat de man die schulden als eigen schuld dient te voldoen onder vrijwaring van de vrouw daarvoor en dat aan hem wordt toebedeeld de daarmee samenhangende vorderingen op [B.V.] . zodat noch de man noch de vrouw per saldo is over- of onderbedeeld;
Meer subsidiair: te bepalen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de vrouw mede draagplichtig is voor de schulden van [B.V.] ./de man aan [X] en te bepalen dat de man die schulden als eigen schuld dient te voldoen onder vrijwaring van de vrouw daarvoor;
Althans meer subsidiair: namelijk voor zover het primaire tot en met het meer subsidiaire verzoek zou worden afgewezen: te bepalen dat de man op de voet van artikel 1:164 BW gehouden is een bedrag van € 585.000,00 aan de gemeenschap te vergoeden zodat de vrouw per saldo een vordering heeft op de man groot € 292.500,00 en te bepalen dat de man dit bedrag dient te voldoen uiterlijk ter gelegenheid van de levering van het Chateau [plaats 1] aan derden door de notaris te instrueren dat dit deel van zijn aandeel in de verkoopopbrengst dient te worden uitgekeerd aan de vrouw;
5) voor recht te verklaren dat de man volledig draagplichtig is voor de (eventuele) (toekomstige) boete(s) van de Franse Fiscus, de nota van [nota] en eventuele naheffingsaanslagen, dat hij die schulden als eigen schuld dient te voldoen, onder vrijwaring van de vrouw;
6) te bepalen dat de [auto 3] met kenteken [kenteken 6] wordt toebedeeld aan de man tegen de waarde van die auto per peildatum en te dien aanzien te bepalen dat de vrouw drie taxateurs zal aanwijzen binnen één week na dagtekening van de beschikking, waarvan de man er binnen één week een dient te kiezen, dat er vervolgens binnen een week na die keuze een gezamenlijke opdracht dient te worden verstrekt aan de betreffende taxateur om de waarde van de [auto 3] per peildatum te waarderen en dat de man gehouden is aan de vrouw uit te keren de helft van de waarde die volgt uit het taxatierapport en voorts te bepalen dat als de man weigerachtig blijft om tijdig zijn medewerking aan het vorenstaande verlenen de [auto 3] wordt toebedeeld aan de man tegen een waarde van € 150.000,00 onder de verplichting om aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 75.000,00, en te bepalen dat de man dit bedrag dient te voldoen uiterlijk ter gelegenheid van de levering van het Chateau [plaats 1] aan derden door de notaris te instrueren dat dit deel van zijn aandeel in de verkoopopbrengst dient te worden uitgekeerd aan de vrouw;
7) kosten rechtens
4.7
De man is het niet eens met de verzoeken van de vrouw in het incidenteel hoger beroep. De man vindt dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat de verzoeken van de vrouw in het incidenteel hoger beroep moeten worden afgewezen.
4.8
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Ingetrokken verzoeken
5.1
De man heeft ter zitting zijn verzoeken F en G ten aanzien van [garages] , zijn verzoek O ten aanzien van de [auto 1] en zijn verzoek T ten aanzien van de schulden ten bedrage van in totaliteit € 1.030.000,00 (nog te vermeerderen met rente), aangegaan door [B.V. 4] ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat de man de gronden van zijn verzoeken F, G, O en T in het principaal hoger beroep niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof de man ten aanzien van deze verzoeken niet-ontvankelijk zal verklaren.
Inleiding
5.2
Partijen zijn op [datum 1] 2017 met elkaar gehuwd in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen zoals deze geldt voor huwelijken aangegaan voor 1 januari 2018. Een gevolg van de algehele wettelijke gemeenschap van goederen is dat in beginsel alle goederen in de gemeenschap vallen en dat in beginsel alle schulden op de huwelijksgemeenschap verhaalbaar zijn. Op basis van artikel 1:100 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient de huwelijksgemeenschap bij helfte te worden verdeeld. Slechts onder zeer uitzonderlijke omstandigheden kan van een verdeling bij helfte worden afgeweken. Partijen dienen ervan bewust te zijn dat partijen in beginsel gelijk draagplichtig zijn voor de gemeenschapsschulden die zijn ontstaan voor 14 juli 2022 (de datum van ontbinding van de huwelijksgemeenschap). Voorts dienen partijen zich te realiseren dat de rente die na 14 juli 2022 verschuldigd is over de op 14 juli 2022 aanwezige schulden ook door beide partijen moet worden gedragen. Het hof wijst beide partijen ook op artikel 1:102 BW wat kort gezegd inhoudt dat de echtgenoot die de schuld niet is aangegaan jegens de schuldeiser hoofdelijk aansprakelijk wordt.
5.3
Op basis van de processtukken heeft het hof kunnen vaststellen dat er voor vele miljoenen euro`s gemeenschapsschulden zijn. De actief zijde van de gemeenschap omvat een kostbaar Chateau en een daarbij behorende kostbare inboedel. Uit de processtukken volgt dat het niet eenvoudig is om het Chateau met 55 HA grond te verkopen voor een voor beide partijen aanvaardbare prijs. De opbrengst van het Chateau is van eminent belang om de gemeenschapsschulden te kunnen voldoen en de opbrengst is eveneens van belang voor het levensonderhoud van partijen.
5.4
Het hof kan op basis van art 3:185 BW de huwelijksgemeenschap verdelen of de wijze van verdeling gelasten. Het hof leest in het dictum van de bestreden beschikking dat de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap heeft vastgesteld. Als de rechter de verdeling vaststelt heeft de rechter een grote discretionaire bevoegdheid. Het hof leest in het principale appel en het incidentele appel dat partijen het hof verzoeken de wijze van verdeling te gelasten. Dit impliceert dus dat het hof aan partijen een aanwijzing geeft hoe moet worden verdeeld en op basis van die aanwijzingen moeten partijen dan overgaan tot verdeling.
5.5
Met betrekking tot de verdeling van de inboedel – die zeer omvangrijk is – dient een pragmatische oplossing te worden gekozen. Het Chateau heeft een woonoppervlakte van 3.000 m2.
5.6
Kort en goed, beide partijen zijn aan elkaar verbonden om tot een zorgvuldige en eerlijke verdeling van de huwelijksgemeenschap te komen.
5.7
De insteek van het hof tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2024 was om met partijen tot een constructieve oplossing te komen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap en/of een minnelijke schikking te bereiken. Dit is helaas niet gelukt. Het hof zal dus een beslissing geven.
5.8
Zoals het hof hiervoor al heeft aangegeven bespreekt het hof per onderwerp de grieven van partijen.
Het Chateau te [plaats 1]
5.9
Beide partijen zijn het er over eens dat het Chateau te [plaats 1] (hierna: het Chateau) moet worden verkocht aan een derde.
5.1
Partijen kunnen echter geen overeenstemming bereiken over de wijze waarop en tegen welke voorwaarden het Chateau moet worden verkocht. Het hof stelt vast dat er tussen partijen een diepgeworteld wantrouwen bestaat en dat vereenvoudigt niet de verkoop van het Chateau.
5.11
De vrouw verzoekt met betrekking tot de verkoop van het Chateau - op basis van artikel 3:300 BW – om een dwangvertegenwoordiger aan te wijzen indien de man niet meewerkt aan de verkoop en levering van het Chateau. Uit de wettekst van artikel 3:300 BW volgt dat het een discretionaire bevoegdheid is van de rechter om daar al dan niet gebruik van te maken. Gezien het feit dat het Chateau in Frankrijk ligt en in goederenrechtelijke zin Frans recht van toepassing is op de goederenrechtelijke aspecten van de levering zal het hof geen dwangvertegenwoordiger aanwijzen voor het geval de man niet meewerkt aan de verkoop en levering. Het hof kan de gevolgen daarvan – nu daarop Frans recht van toepassing is – op de levering niet overzien.
5.12
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank een gedegen spoorboekje aan partijen verstrekt met betrekking tot de voorwaarden van verkoop en levering van het Chateau aan een derde. Ondanks dit spoorboekje is het partijen nog niet gelukt om het Chateau te verkopen. Het hof is van oordeel dat er niet tussen partijen een volmaakte overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het verkoopproces van het Chateau. Uit het petitum van de vrouw volgt - zie onder h - dat de man aan de notaris een onherroepelijke volmacht dient te verstrekken met betrekking tot de verkoop. Uit het verweer van de man volgt dat hij daartegen bezwaar heef. Door tijdsverloop en handelen van partijen zijn een aantal van de door de rechtbank gestelde voorwaarden met betrekking tot de verkoop van het Chateau achterhaald. Nu partijen niet op basis van het spoorboekje van de rechtbank tot een verkoop kunnen komen, formuleert het hof een verkoopproces waarbij een Franse notaris in de omgeving van het Chateau een richtinggevende en beslissende rol heeft. Een Franse notaris kent de Franse wetgeving en de plaatselijke omstandigheden en gebruiken. Het hof acht de wijze waarop partijen tot verkoop wensen te komen te gedetailleerd, hetgeen leidt tot voortdurende geschillen mede bezien het wanttrouwen tussen partijen. Een neutrale derde dient dus een beslissende stem te hebben om te voorkomen dat het verkoopproces volledig vastloopt, partijen jarenlang in een onverdeelde boedel blijven en geconfronteerd zullen worden met aanzienlijke kosten van onderhoud van het Chateau en rente over de gemeenschapsschulden.
5.13
Het hof zal op basis van een nieuw spoorboekje de stappen formuleren waarlangs het Chateau dient te worden verkocht en geleverd aan een derde. Die stappen houden in dat:
1) partijen overeenstemming dienen te bereiken over de prijs waarvoor het Chateau in de verkoop moet worden gegeven alsmede de prijs waarvoor het Chateau moet worden verkocht. Als partijen geen overeenstemming weten te bereiken met betrekking tot de hiervoor genoemde prijzen dan worden die bindend vastgesteld door de makelaar die voor partijen het Chateau verkoopt en nadat deze makelaar overleg heeft gehad met de onder 2 genoemde notaris.
2) een notaris in de omgeving van het Chateau de makelaar aanwijst die voor partijen de verkoop van het Chateau regelt en bij een geschil tussen partijen over de hiervoor genoemde prijzen de makelaar in overleg met de notaris de prijzen bindend vaststelt. Onder omgeving verstaat het hof een straal van 100 kilometer.
3) binnen een maand na deze beschikking de vrouw een keuze maakt van drie notarissen in de omgeving van het Chateau. Binnen een maand nadat de vrouw de keuze heeft gemaakt wijst de man een notaris aan die de hiervoor genoemde makelaar aanwijst. Indien de man in gebreke blijft om binnen de gestelde termijn een notaris aan te wijzen, wordt de notaris aangewezen door de vrouw.
4) de kosten van de verkoop en levering van het Chateau door partijen gezamenlijk worden gedragen.
5.14
De verkoopopbrengst – na aftrek van de verkoopkosten en na aftrek van de hypothecaire geldleningen en mogelijke belastingen – behoort tot de ontbonden gemeenschap van partijen. Met de verkoopopbrengst moeten partijen de miljoenen aan gemeenschapsschulden betalen en wat resteert komt aan partijen ieder voor de helft toe.
[garages] en de garages bij [garages]
5.15
Het hof heeft uit de procestukken begrepen dat [garages] (zonder de garages) voor een bedrag van € 275.000,- is verkocht. Nu [garages] tot de voormalige huwelijksgoederengemeenschap behoorde, behoort de verkoopopbrengst tot de ontbonden gemeenschap.
5.16
De verkoop van de garages dient te geschieden conform het hiervoor genoemde spoorboekje ten aanzien van het Chateau, en de verkoopopbrengst behoort – na aftrek van de verkoopkosten en na aftrek van eventuele daarop rustende hypothecaire geldleningen – tot de ontbonden gemeenschap van partijen. Ook deze verkoopopbrengst dient eerst aangewend te worden voor de betaling van de gemeenschapsschulden.
Inboedel Chateau
5.17
De man geeft aan dat de inboedel van het Chateau gelijk moet worden verkocht met het Chateau. De man verwacht alsdan een hogere verkoopprijs.
5.18
De man geeft in randnummer 36 van zijn beroepschrift aan dat de inboedelgoederen die de vrouw heeft meegenomen naar Engeland aan haar kunnen worden toegedeeld aangezien er hoge kosten aan zijn verbonden indien de inboedel weer terug moet naar het Chateau in Frankrijk.
5.19
Uit randnummer 39 van het appelschrift volgt dat de man akkoord gaat met het voorstel 14 waardevolle inboedelgoederen te verkopen en de opbrengst daarvan tussen partijen gelijk te verdelen nu partijen geen liquide middelen hebben om van te leven.
5.2
De vrouw stelt in randnummer 2.10 van haar verweerschrift dat partijen ter zitting slechts voor een deel overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot de verdeling van de inboedel. Door de vrouw zijn in haar verweerschrift een aantal foto`s opgenomen over de inboedel. De vrouw stelt dat het woonoppervlakte van het kasteel 3.000 m2 bedraagt. Uit het betoog van de vrouw volgt dat het gaat om een zeer omvangrijke inboedel die in de visie van beide partijen een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt.
5.21
In randnummer 2.17 geeft de vrouw een spoorboekje op basis waarvan naar haar mening 14 inboedelgoederen kunnen worden verkocht ter zake levensonderhoud van partijen.
5.22
Het hof overweegt als volgt. Als partijen goederen hebben verdeeld dan heeft de rechter geen rechtsmacht meer. Het hof is van oordeel dat partijen de inboedelgoederen die de vrouw heeft meegenomen naar Engeland feitelijk hebben verdeeld. De vrouw heeft de inboedelgoederen uitgekozen en de man berust er in dat de goederen in Engeland blijven. In juridische zin is er pas verdeeld als partijen tevens overeenstemming hebben bereikt over de financiële afwikkeling. Naar het oordeel van het hof moet de waarde van de inboedelgoederen die de vrouw naar Engeland heeft meegenomen per datum van deze beschikking worden vastgesteld. Om de waarde vast te stellen wijst de man drie taxateurs aan waarna de vrouw een taxateur uitkiest die voor partijen bindend de prijs van de inboedelgoederen vaststelt per datum van deze beschikking. De kosten van de taxatie dienen in eerste instantie door de vrouw te worden voldaan en vervolgens kunnen deze kosten in mindering worden gebracht op de waarde van de betreffende inboedelgoederen. De waarde van de inboedelgoederen – na aftrek van de kosten van de taxateur – dient in de verdeling tussen partijen te worden berokken.
5.23
Met betrekking tot de overige inboedelgoederen is het hof van oordeel dat deze moeten worden verkocht. Naar het oordeel van het hof heeft de man niet onderbouwd waarom de inboedel tegelijk met het Chateau moeten worden verkocht. Het had op de weg van de man gelegen om dit nader te onderbouwen met bijvoorbeeld een verklaring van een makelaar. Mede bezien het sterke wantrouwen tussen partijen verwacht het hof niet dat partijen de inboedelgoederen in onderling overleg kunnen verdelen/verkopen. Onder inboedelgoederen verstaat het hof alle tot het interieur van het Chateau behorende roerende zaken. De inboedel dient binnen negen maanden na datum van deze beschikking te worden geveild ten overstaan van de notaris die eveneens de makelaar voor de verkoop van het Chateau heeft aangewezen. In de periode van negen maanden kan de notaris de veiling van de inboedel goed voorbereiden om voor partijen een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren.
5.24
De rechtbank heeft beslist dat de vrouw 25 inboedelgoederen mag aanwijzen welke zouden worden verkocht (zie bladzijden 18 en 19 van de bestreden beschikking). De opbrengst zou worden aangewend om te voorzien in de kosten van levensonderhoud van partijen. De man heeft hier tegen een grief gericht. De man wenst dat slechts 14 inboedelgoederen mogen worden verkocht en dat hij die mag aanwijzen (het hof verwijst naar randnummer 39 en 40 van het beroepschrift). De vrouw is van mening dat de beschikking van de rechtbank op het punt van de 25 inboedelgoederen moet worden bekrachtigd. Het hof stelt vast dat de man het niet eens is met de beslissing van de rechtbank. De hoofdregel is dat de gemeenschap in het geheel wordt verdeeld. Nu partijen geen overeenstemming weten te bereiken met betrekking tot de partiele verdeling – het aanwijzen van 25 inboedel goederen - en de beschikking op dit punt feitelijk niet uitvoerbaar is zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen. Daar komt bij dat de partijen [garages] hebben verkocht voor een bedrag van € 275.000,- en er dus financiële middelen zijn ten behoeve van het levensonderhoud.
Sieraden en horloges
5.25
In randnummer 48 van zijn appelschrift stelt de man, verwijzend naar een taxatierapport uit 2009, dat de waarde van de juwelen van de vrouw in 2009 € 500.000,- bedroeg en nu tenminste datzelfde bedraagt. Hij wenst dat de juwelen aan haar worden toegedeeld tegen een waarde van € 500.000,- onder gehoudenheid van de vrouw aan de man te voldoen de somma van € 250.000,-. De man stelt eveneens dat de vrouw acht kostbare horloges heeft meegenomen die volgens de man in de gemeenschap vallen. Hij wil dat deze horloges aan de vrouw worden toebedeeld onder verrekening van de helft van de waarde met de man en dat de vrouw binnen vier weken de horloges laat taxeren door [taxateur] .
5.26
In randnummer 2.28 van haar verweerschrift in hoger beroep stelt de vrouw dat zij de horloges en de juwelen al heeft laten taxeren door [taxateur 2] . Door de vrouw is een taxatierapport van 4 november 2023 in het geding gebracht waarin de horloges en juwelen zijn getaxeerd met een totale waarde van 123.560 pond (zie productie 22 HB). Uit het betoog van de vrouw volgt dat zij een deel van de juwelen heeft verkocht om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien.
5.27
Het hof overweegt als volgt. Aangezien de huwelijksgemeenschap ontbonden is, is de vrouw niet bevoegd om zonder instemming van de man de juwelen en horloges te verkopen. Het beheer over de ontbonden gemeenschap komt aan beide partijen toe.
5.28
Het hof acht het redelijk en billijk dat de sierraden en de horloges aan de vrouw worden toegedeeld onder verrekening van de waarde. Het hof gaat ervan uit dat het taxatierapport van [taxateur 2] alle sieraden en horloges van de vrouw omvat. Indien de vrouw sierraden en horloges buiten de taxatie heeft gehouden wijst het hof op de bepaling van art 3:194 BW. Nu het hof alleen beschikt over het taxatierapport van [taxateur 2] gaat het hof uit van de door [taxateur 2] vastgestelde waarde. Indien de man de mening is toegedaan dat [taxateur 2] een onjuiste taxatie heeft verricht dan had het op zijn weg gelegen om dit nader te onderbouwen.
5.29
Het feit dat de vrouw een deel van de juwelen heeft verkocht om in haar levensonderhoud te voorzien is geen grond om de waarde van de juwelen niet te verrekenen.
5.3
De man vraagt in hoger beroep om toedeling van vier horloges: een [horloge 1] en een [horloge 2] die op 31 augustus 2023 zijn getaxeerd op € 2.000,- respectievelijk € 1.250,-, een [horloge 3] en een [horloge 4] die beide nog moeten worden getaxeerd.
5.31
Het hof acht het redelijk en billijk dat in het kader van de verdeling de horloges van de man aan hem worden toegedeeld tegen de waarde op het moment van deze beschikking. Om de waarde vast te stellen wijst de vrouw drie taxateurs aan uit welke taxateurs de man een taxateur uitkiest die de waarde van de horloges bindend vaststelt. De kosten van de taxateur komen in mindering op de waarde van de horloges die in de verdeling moet worden betrokken.
Vervoermiddelen en aanhangers
5.32
Uit de processtukken volgt dat partijen overeenstemming hebben over de verdeling van de [auto 1] , en de man heeft zijn verzoek O ten aanzien van de [auto 1] ter zitting bij het hof ingetrokken. Met betrekking tot de [auto 2] zijn partijen het er over eens dat die is geschonken aan de zoon van de vrouw en dus niet behoort tot de huwelijksgoederengemeenschap. Tot de ontbonden gemeenschap behoren ook nog een [auto 4] met kenteken [kenteken 3] , een [auto 3] met kenteken [kenteken 2] , twee aanhangwagens, tractoren en (houtwerk)machines.
5.33
In randnummer 53 van het beroepschrift stelt de man dat de [auto 4] , de twee aanhangwagens, tractoren en (houtwerk)machines eerst met of na de verkoop van het Chateau mogen worden verkocht. De [auto 3] vertegenwoordigt volgens de man geen waarde meer.
5.34
De vrouw stelt in randnummer 2.29 van haar verweerschrift dat partijen afspraken hebben gemaakt over de wijze van verdeling van de voertuigen.
5.35
Het hof overweegt als volgt. Uit de bestreden beschikking volgt dat partijen afspraken hebben gemaakt met betrekking tot de verdeling van de auto`s, aanhangers, tractoren en machines. Uit de procestukken van de man volgt dat hij het er mee eens is dat voormelde roerende goederen moeten worden verkocht. Het hof begrijpt uit de grief van de man dat hij de overeenkomst met betrekking tot de verdeling inzake voormelde roerende goederen wenst te zien aangevuld met het tijdstip van verkoop. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot de verdeling heeft het hof met betrekking tot voormelde goederen geen rechtsmacht meer. Op basis van de processtukken kan het hof niet vaststellen of partijen een tijdstip van de verkoop met elkaar zijn overeengekomen. De grief van de man treft nu geen doel aangezien partijen de verdeling zelf hebben geregeld.
5.36
De vrouw grieft dat ten onrechte de [auto 3] van de man met kenteken [kenteken 6] niet in de verdeling is betrokken. Zij verzoekt het hof de [auto 3] [kenteken 6] aan de man toe te delen tegen de waarde op de peildatum. De man verweert zich hier tegen. Hij stelt dat deze [auto 3] op de peildatum geen eigendom van de man was en dus niet in de huwelijksgemeenschap valt. De man leasete voor de peildatum de [auto 3] van een leasemaatschappij. Na de ontbinding heeft de man de [auto 3] [kenteken 6] van de leasemaatschappij gekocht. Het hof heeft kunnen vaststellen dat de betreffende auto niet tot de huwelijksgemeenschap behoorde. Het hof verwijst naar productie 68 van de man.
Schulden
5.37
In de inleiding van deze beschikking heeft het hof al overwogen dat de hoofdregel is dat beide partijen gelijk draagplichtig zijn met betrekking tot de gemeenschapsschulden. Slechts onder zeer uitzonderlijke omstandigheden kan daarvan worden afgeweken. Het hof is van oordeel dat door de vrouw geen uitzonderlijke omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan geoordeeld kan worden dat zij niet voor de helft draagplichtig is met betrekking tot de gemeenschapsschulden. Ook heeft het hof niet kunnen vaststellen dat de man de gemeenschap heeft benadeeld zoals de vrouw heeft gesteld. Het hof heeft wel vastgesteld dat beide partijen op grote voet hebben geleefd terwijl er onvoldoende inkomsten waren.
5.38
Uit de processtukken volgt dat partijen voorafgaande aan hun huwelijk overleg hebben gehad met een notaris voor het aangaan van huwelijkse voorwaarden. Het hof verwijst onder meer naar de mail die de vrouw op 3 december 2017 naar notaris [notaris 3] heeft verstuurd. Om hen moverende redenen zijn partijen niet voorafgaande aan hun huwelijk huwelijkse voorwaarden aangegaan, bijvoorbeeld om te voorkomen dat de vrouw mede draagplichtig zou worden voor de schulden van de man. De vrouw wist dat de man ondernemer was en de vrouw kon ook vaststellen dat partijen een kostbare levensstijl hadden.
5.39
Door de man is in randnummer 56 van zijn beroepschrift gesteld dat partijen sinds 2015 geld lenen voor een zakelijk project en dat partijen sinds 2019 geld lenen om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. De man stelt in randnummer 57 van zijn beroepschrift dat partijen hoofdelijk, samen met een medeschuldenaar, leningen zijn aangegaan bij de heer [X] .
5.4
De man heeft op 10 september 2024 een groot aantal producties in het geding gebracht met betrekking tot deze gemeenschapsschulden. Het hof verwijst hier expliciet naar de producties 69 tot en met 88. In productie 69 geeft de man een overzicht weer van alle gelden die de heer [X] aan de man dan wel aan de met de man verbonden vennootschappen heeft geleend tot aan de datum van ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Als de bedragen bij elkaar worden opgeteld (afgerond) komt het hof op een bedrag van € 6.016.399,-.
5.41
De man heeft een schriftelijke verklaring van [X] van 23 oktober 2023 in het geding gebracht, waarin [X] verklaart dat de man en/of zijn entiteiten tot op dat moment geen aflossingen noch rentebetalingen hebben gedaan op de geldleningen (zie productie 51b).
5.42
Door de man zijn twee mails van [persoon Y] in het geding gebracht (zie productie 51a en productie 85). [persoon Y] verricht werkzaamheden voor de heer [X] . Door [persoon Y] is namens [X] een schuldenoverzicht gemaakt per 15 september 2023 (productie 51a) en per 31 augustus 2024 (productie 85). Uit dit overzicht volgt dat de schuld (inclusief rente) wegens het uitblijven van rentebetalingen en aflossingen, per 15 september 2023 (en ten tijde van indiening van het beroepschrift) is opgelopen tot € 6.672.442,53 en dat de totale schuld bij [X] nadien is opgelopen tot € 8.614.784,79 exclusief boete op 31 augustus 2024. Deze e-mail met bijlagen van 31 augustus 2024 heeft [persoon Y] in cc verzonden aan [de vrouw] . De inhoud van deze mail is voor zover het hof kan vaststellen niet weersproken door de vrouw.
5.43
De man verzoekt in zijn petitum onder S te bepalen dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de openstaande schulden inclusief rente behorend bij de geldleningen bij [X] met een totaalbedrag van € 6.672.442,53 en voor recht te verklaren dat partijen tot op heden geen aflossingen op de geldleningen hebben gedaan. Een redelijke uitleg van het petitum in samenhang bezien met productie 85 gaat het hof ervan uit dat de man zijn verzoek binnen de door hem geformuleerde grief heeft vermeerderd met de rente die na indiening van het beroepschrift opeisbaar is geworden. Wat de hoogte van de schuld exact is op het moment van deze beschikking kan het hof niet vaststellen aangezien de laatste stand van de schuld inclusief boete en rente niet bekend is.
5.44
De man heeft zijn stelling met betrekking tot de omvang van de gemeenschapsschulden met een groot aantal verificatoire bescheiden onderbouwd. Het hof zal enkele producties expliciet bespreken. Productie 70 is een notariële akte van borgtocht welke akte is gepasseerd voor [notaris] , destijds notaris te [plaats 2] . De borgtocht is verleend voor een schuld van [B.V. 3] van € 1.091.874,80. In artikel 13 staat: “
Van de toestemming van de echtgenote [Z] blijkt uit een schriftelijke verklaring die aan deze akte wordt gehecht.” Productie 83 betreft een geldlening van € 170.000,- die is aangegaan door de man en [B.V.] met [X] . De geldlening is afgesloten op 1 juni 2022 en aan de overeenkomst van geldlening hangt een verklaring van de vrouw. In die verklaring staat onder meer: “
aan [de man] toestemming te verlenen tot het zich verbinden als hoofdelijk schuldenaar zoals in deze overeenkomst is opgenomen.” Uit productie 44 van de man volgt dat er ten behoeve van de heer [X] een recht van hypotheek op het Chateau is gevestigd van € 4.000.0000,- voor de schulden van de man en de met hem gelieerde vennootschappen. De akte is van 3 maart 2020 en is verleden voor de Franse [notaris 2] met medewerking van [notaris] . Voorts volgt uit productie 45 van de man dat er eveneens nog een recht van hypotheek is verstrekt aan de heer [X] van € 3.000.000,- eveneens voor de schulden van de man en de met hem gelieerde vennootschappen.
5.45
De man heeft in randnummer 10 van zijn verweerschrift in het incidentele beroep gesteld dat de rechtbank te Luxemburg op 18 maart 2024 [holding] in staat van faillissement heeft verklaard. Deze vennootschap houdt de aandelen in 13 werkmaatschappijen waaronder [B.V.] Naar het oordeel van het hof zal het faillissement van [holding] gevolgen hebben voor de borgstellingen die de man met toestemming van de vrouw heeft afgegeven voor de leningen.
5.46
De vrouw stelt in randnummer 2.32 van haar verweerschrift tevens incidenteel appel dat [X] gelden heeft geleend aan [B.V.] welke vennootschap een 100% dochtervennootschap is van [holding] Daarbij heeft [X] bedongen dat de man in privé zich als medeschuldenaar verbond en dat er een recht van hypotheek op het Chateau werd gevestigd. De gelden zijn volgens de vrouw naar de vennootschappen overgeboekt en materieel betreft het een schuld van de vennootschap en niet van de man in privé. In de visie van de vrouw is de huwelijksgemeenschap er niet bij gebaat. In randnummer 2.37 stelt de vrouw dat de man de gemeenschap heeft benadeeld door het aangaan van een lening van € 585.000,-. In de visie van de vrouw is de man lichtvaardig schulden aangegaan.
5.47
Uit het betoog van de man volgt dat hij van mening is dat er wel sprake is van een gemeenschapsschuld ook al is het geld door [X] overgeboekt naar de rekening van de vennootschappen. De man heeft eveneens verweer gevoerd tegen de stelling van de vrouw dat hij de gemeenschap heeft benadeeld voor een bedrag van € 585.000,- (het hof verwijst naar randnummer 45 tot en met 58 van zijn verweerschrift in incidenteel appel). De vrouw was op de hoogte van de financiële staat van de onderneming.
5.48
Uit hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen volgt dat de man zich als hoofdelijk schuldenaar heeft verbonden voor de schulden van de vennootschappen of zich als borg heeft verbonden. Naar het oordeel van het hof was de vrouw volledig van de gang van zaken met betrekking tot de leningen en hypothecaire zekerheidsstelling op de hoogte en had het haar instemming. Het enkele feit dat [X] de gelden naar de rekening van de vennootschappen heeft overgeboekt geeft geen antwoord op de vraag wie de schuldenaren zijn. Het hof kwalificeert de schulden van de man aan de heer [X] als gemeenschapsschulden. Partijen zijn gelijk draagplichtig voor deze gemeenschapsschulden, en als deze gemeenschapsschulden rentedragend zijn, zijn beide partijen dus ook gelijk draagplichtig voor de rentetermijnen die ontstaan (zijn) na ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Voorts is het hof van oordeel dat de man niet de gemeenschap voor een bedrag van € 585.000,- heeft benadeeld. De vrouw was en is op de hoogte van de financiële positie van de man en de met hem gelieerde vennootschappen. Zij is ook door [X] op de hoogte gesteld van de stand van zaken. Beide partijen hebben een gemeenschappelijk belang om zo spoedig mogelijk over te gaan tot sanering van de enorme schuldenlast.
5.49
Gelet op het voorgaande, zal het hof bepalen dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de openstaande schulden inclusief rente behorend bij de geldleningen bij [X] . Aangezien de schulden rente dragend zijn en de schuld aan [X] dus nog steeds oploopt kan het hof op het moment van de beschikking niet vaststellen wat de totale schuld is.
Boete Franse fiscus en factuur [belastingadviseur]
5.5
Uit randnummer 74 volgt dat de man van mening is dat de ‘boete’ die de Franse belastingdienst nog zal opleggen c.q. heeft opgelegd – ter zake de lage aangifte belasting – en de nota van [belastingadviseur] ad € 11.550,- met betrekking tot het advies ten dien aanzien aangemerkt moeten worden als een gemeenschapsschuld. De vrouw vindt dat het verzoek van de man moet worden afgewezen. Volgens de vrouw heeft de accountant de man meermaals gewezen op de risico’s die kleefden aan de wijze waarop hij zijn belastingaangifte heeft ingevuld. Het gaat daarbij om het opgeven van een lage waarde van het Chateau terwijl de Franse fiscus naar de waarde mag kijken waar het voor te koop staat. De vrouw stelt dat zij zelf ook heeft aangegeven het niet eens te zijn met de wijze waarop de man de belastingaangifte heeft ingevuld en dat zij daarbij heeft gezegd dat eventuele boetes die daarvan zouden komen, voor zijn rekening dienden te blijven. Dit alles heeft plaatsgevonden na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Dit blijkt ook uit de door haar ingediende producties 29 tot en met 33. De man betwist de door de vrouw geschetste gang van zaken en stelt dat hij geen invloed heeft gehad op de waarde die bij de belastingaangifte is opgegeven.
5.51
In randnummer 3.27 verzoekt de vrouw, met dezelfde onderbouwing als haar verweer op het verzoek van de man, voor recht te verklaren dat de man volledig draagplichtig is voor de schuld aan de Franse fiscus en de nota van [belastingadviseur] . Het hof begrijpt dat de vrouw een beroep doet op de mogelijkheid om af te wijken van de onderlinge draagplicht ex artikel 1:100 lid 2 BW.
5.52
Naar het oordeel van het hof is de grond die de vrouw aanvoert op basis waarvan de man volledig draagplichtig dient te zijn voor de schuld aan de Franse fiscus en de rekening van [belastingadviseur] niet een zodanige uitzonderlijke omstandigheid dat afgeweken moet worden van een draagplicht bij helfte. De schuld aan de Franse fiscus en de verplichting tot betaling van de rekening van [belastingadviseur] zijn gemeenschapsschulden en beide partijen zijn gelijk draagplichtig.
Onverschuldigd betaalde partneralimentatie?
5.53
De man heeft in randnummer 76 van zijn appelschrift gesteld dat hij na 14 juli 2022 aan de vrouw een bedrag van € 79.981,83 heeft betaald zonder dat daarvoor een rechtsgrond was. De rechtbank heeft in de beschikking van 25 juli 2023 geoordeeld dat er geen grond bestaat om partneralimentatie vast te stellen aldus de man.
5.54
Door de vrouw is verweer gevoerd. Door de vrouw wordt niet bestreden dat de man de bedragen aan de vrouw heeft voldaan. De bedragen zijn aan haar betaald voordat het huwelijk is ontbonden op 20 november 2023. De vrouw beroept zich op artikel 1:81 BW en wel dat partijen elkaar het nodige dienen te verschaffen. Voorts is door de vrouw aangevoerd dat het bedrag wat zij van de man heeft verkregen niet bovenmatig is, gezien de levensstijl van partijen.
5.55
Het hof overweegt als volgt. In het Nederlandse recht wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten, zoals geregeld in Titel 7 van boek 1 BW inzake de wettelijke (beperkte) gemeenschap van goederen en Titel 8 van Boek 1 BW inzake huwelijkse voorwaarden, en anderzijds de persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten, zoals geregeld in Titel 6 van Boek 1 BW. De man woonde ten tijde van de betaling van het bedrag in kwestie in Frankrijk en de vrouw in Engeland. De rechtsvraag die zich voordoet is welk recht van toepassing is op de persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen echtgenoten. Met ingang van 29 januari 2019 is van kracht Verordening EU nr. 2016 / 1103. Deze verordening maakt geen onderscheid tussen het huwelijksvermogensregime en de persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten (zie Asser/Vonken & Ibili 10-II 2021 nr. 138). Voor huwelijken die tussen 1 september 1992 en 29 januari 2019 zijn gesloten (zoals in casu), zijn de voorheen geldende verwijzingsregels – de art 10:35 tot en met 10:41BW (oud) – van toepassing. In artikel 1:81 BW staat onder meer dat echtgenoten elkaar het nodige dienen te verschaffen. Daarmee wordt ook verondersteld levensonderhoud. De oude verwijzingsregels – dus voor de invoering van Verordening EU nr. 2016/1103 – hebben geen betrekking op een verplichting die is te herleiden tot een onderhoudsverplichting (zie Asser/Vonken & Ibili 10-II 2021 nr. 140). Voor de onderhoudsverplichting staande het huwelijk geldt het Haags Alimentatieprotocol 2007. Artikel 3 van dat protocol bepaalt dat de woonplaats van de onderhoudsgerechtigde bepalend is, in casu dus Engeland. Naar Engels recht kan de rechter bepalen dat een van de echtgenoten voor de duur van de echtscheidingsprocedure aan de andere echtgeno(o)t(e) een periodieke bijdrage dient te verstrekken ten behoeve van diens levensonderhoud, voor zover de rechter dat redelijk vindt (artikel 22A Matrimonial Act 1973). Uit de processtukken volgt dat ook de man geen inkomsten had en moest leven van leningen. Het hof is daarom van oordeel dat de man niet gehouden was een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw te verstrekken. Het hof heeft ook niet kunnen vaststellen dat er tussen partijen een overeenkomst is gesloten op basis waarvan de vrouw mocht verwachten dat de man uit privémiddelen het bedrag van € 79.981,83 zou voldoen dan wel dat zij de ontvangen bedragen van in totaal € 79.981,83 niet aan de man hoefde terug te betalen. Het hof kwalificeert het bedrag dat de vrouw heeft verkregen van € 79.981,83 als een voorschot op hetgeen haar zou toekomen op grond van de verdeling. Bij de eindafrekening tussen partijen inzake de verdeling dient voormeld bedrag te worden betrokken als een voorschot in voormelde zin.
Partneralimentatie
5.56
De vrouw vordert in haar incidentele appel een partneralimentatie van € 12.000 per maand. De vrouw richt haar grief niet tegen de overweging van de rechtbank dat Engels recht van toepassing is op de alimentatie. In randnummer 3.4 geeft de vrouw aan dat de rechtbank in haar overweging had betrokken dat: a) het Chateau zou worden verkocht, b) er 25 inboedelgoederen zouden worden verkocht. Deze argumenten zijn volgens de vrouw achterhaald.
5.57
Door de man is gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. Gelet op het Engelse recht bestaat er volgens de man geen noodzaak tot partneralimentatie. De man is [leeftijd] jaar oud en van hem kan niet verwacht worden dat hij nog inkomsten genereert. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man ook nog aangegeven dat er geen inkomsten meer zijn te verwachten uit de vennootschappen aangezien deze in staat van faillissement zijn verklaard. Voorts beschikt de vrouw over liquide middelen aangezien [garages] op [datum 2] 2024 is verkocht voor een bedrag van € 275.000,- en de opbrengst volledig aan de vrouw is uitgekeerd.
5.58
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank op goede gronden het verzoek over de alimentatie afgewezen en het hof maakt de gronden – na een eigen afweging – tot de zijne. Naar Engels recht worden alimentatie, verdeling van het huwelijksvermogen en verdeling van pensioenen als een totaalpakket aangemerkt. Uit hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen volgt dat de vrouw op basis van het Nederlandse huwelijksvermogensrecht de helft van het vermogen krijgt. Gezien de leeftijd van de man is het naar maatschappelijke normen bezien aanvaardbaar dat hij niet meer aan het werk gaat. De vrouw heeft echter nog een leeftijd dat zij inkomen kan verwerven. Het hof is derhalve van oordeel dat de vrouw naar Engels recht geen aanspraak kan maken op partneralimentatie.
Proceskosten
5.59
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten compenseren.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
*vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Den Haag van 25 juli 2023 waar het gaat over de volgende beslissingen ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap:
  • alle beslissingen betreffende de verdeling van het Chateau;
  • alle beslissingen betreffende de verdeling van het industriepand en bijbehorende garages [garages] ;
  • alle beslissingen betreffende de verdeling van de inboedel;
  • alle beslissingen betreffende de verdeling van de sieraden en horloges;
  • de beslissing betreffende de verdeling van de [auto 2] met kenteken [kenteken 1] ;
  • alle beslissingen betreffende de schulden;
*bepaalt opnieuw rechtdoende ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt:
ten aanzien van het Chateau
gelast partijen het Chateau te verdelen zoals in deze beschikking vermeld in rechtsoverweging 5.13 en 5.14;
ten aanzien van de bij [garages] behorende garages
gelast partijen de bij [garages] behorende garages te verdelen zoals in deze beschikking vermeld in rechtsoverweging 5.16 onder verwijzing naar rechtsoverweging 5.13;
ten aanzien van de inboedel
gelast partijen de inboedel te verdelen zoals in deze beschikking vermeld in rechtsoverweging 5.22 en 5.23;
ten aanzien van de sieraden en horloges
gelast partijen de sieraden en horloges te verdelen zoals in deze beschikking vermeld in rechtsoverweging 5.28, 5.29 en 5.31;
bepaalt dat de [auto 2] niet tot de huwelijksgemeenschap behoort;
ten aanzien van de schulden
bepaalt dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de openstaande schulden inclusief rente behorend bij de geldleningen bij [X] ;
* verklaart voor recht dat de schuld aan de Franse Belastingdienst een gemeenschapsschuld is, en dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn;
* verklaart voor recht dat de verplichting tot betaling van de factuur ad € 11.550,00 van [belastingadviseur] een gemeenschapsschuld is, en dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn;
*bepaalt dat het bedrag van € 79.981,83 dat de vrouw heeft verkregen van de man een voorschot is op hetgeen haar zou toekomen op grond van de verdeling, welke bij de eindafrekening tussen partijen inzake de verdeling betrokken dient te worden als een voorschot in voormelde zin;
*compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
*wijst al het meer of anders in het principaal hoger beroep en in het incidenteel hoger beroep verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. Labohm, M.L.C.C. Lückers en R.L.M.C. Janssen, bijgestaan door mr. S. Richtersz als griffier en is op 29 januari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.