Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
in de accommodatie(art. 8:15 Wvggz). Ik meen dat het cassatieberoep slaagt. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen.
2.Feiten en procesverloop
Roken
de klachtencommissie), op 11 februari 2025 gevolgd door een toelichtende notitie van de patiëntvertrouwenspersoon (hierna:
de pvp) van betrokkene. De klacht was gericht tegen het rookbeleid, in zoverre het betrokkene niet wordt toegestaan binnen de kliniek en tijdens het begeleid wandelen buiten de kliniek te roken.
algemenehuisregels, die gelden voor zowel cliënten, bezoekers als medewerkers. Volgens Arkin valt het rookverbod niet onder de definitie van huisregels als bedoeld in art. 8:15 Wvggz. Volgens Arkin hebben haar medewerkers recht op een rookvrije werkplek en is Arkin als werkgever gehouden haar medewerkers te vrijwaren van tabaksrook.
de uitspraak van de klachtencommissie). [1] De klachtencommissie acht zichzelf bevoegd. Voor zover betrokkene klaagt tegen het rookverbod op zijn kamer en het balkon van de accommodatie, verklaart de klachtencommissie de klacht ongegrond. Voor zover de klacht ziet op het in de huisregels van Arkin opgenomen rookverbod bij het wandelen onder begeleiding buiten de accommodatie, verklaart de klachtencommissie de klacht gegrond.
de rechtbank) ter verkrijging van een beslissing op de voet van art. 10:7 Wvggz. Arkin heeft de rechtbank verzocht om de beslissing van de klachtencommissie te vernietigen voor wat betreft het oordeel dat het niet is toegestaan een rookverbod in de huisregels op te nemen dat zich uitstrekt tot het onder begeleiding buiten de accommodatie wandelen door cliënten met medewerkers. Verder betoogt Arkin dat de klachtencommissie betrokkene niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn klacht, omdat geen sprake is van een klachtgrond als bedoeld in art. 10:3 lid 1 Wvggz. Op 12 mei 2025 heeft Arkin nadere stukken ingediend. [2]
de bestreden beschikking) heeft de rechtbank het beroep van Arkin tegen het oordeel van de klachtencommissie gegrond verklaard en bepaald dat die beslissing in de plaats treedt van de beslissing van de klachtencommissie wat betreft haar gegrondverklaring ten aanzien van het in de huisregels opgenomen rookverbod bij het wandelen onder begeleiding buiten de accommodatie.
buiten de accommodatie wandelt. De rechtbank constateert (in cassatie onbestreden):
3.Bespreking van het cassatiemiddel
Accommodatie strekt zich niet uit tot buiten het terrein daarvan’. Het onderdeel klaagt dat de rechtbank in rov. 5.3.11, culminerend in rov. 5.3.12, onjuist en/of ontoereikend gemotiveerd heeft geoordeeld dat de accommodatie zich in dit geval uitstrekt tot buiten het terrein daarvan voor zover het betreft het wandelen onder begeleiding. Uit art. 1:1 lid 1, onder b, Wvggz volgt immers dat onder accommodatie wordt verstaan: “
bouwkundige voorziening of een deel van een bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein van een zorgaanbieder waar zorg wordt verleend”. Of een wandeling onder begeleiding al dan niet onderdeel is van de behandeling (rov. 5.3.11) is een onjuist criterium, althans doet daar niet aan af, met name niet als dat buiten de accommodatie (rov. 5.3.12) gebeurt. [14] Huisregels kunnen immers slechts zien op de ordelijke gang van zaken en veiligheid in de accommodatie.
Algemeen rookverbod voldoet niet aan artikel 8:15 leden 1 en 2 Wvggz’. Het onderdeel richt zich tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 5.3.13 dat Arkin met het verbod om te roken tijdens het wandelen onder begeleiding voldoet aan het vereiste dat huisregels de ordentelijke gang van zaken en veiligheid in de accommodatie regelen. Dat oordeel is onjuist en/of ontoereikend gemotiveerd, nu de rechtbank geen onderscheid maakt tussen wandelingen onder begeleiding in en buiten de accommodatie, terwijl dat wel relevant is omdat huisregels slechts kunnen gelden in de accommodatie (
onder 2.1). Het oordeel is onbegrijpelijk omdat zonder nadere motivering niet valt in te zien hoe roken tijdens een wandeling buiten de accommodatie zijn weerslag heeft op de ordelijke gang van zaken en veiligheid in de accommodatie, noch hoe een rookverbod buiten de accommodatie aan dit wettelijk vereiste kan voldoen [15] (
onder 2.2). Het oordeel is ook onjuist en/of onbegrijpelijk omdat de motivering dat (i) de wandeling “mogelijk” door betrokkene wordt ingezet als rookpauze en (ii) aan de noodzakelijke behandeling niet wordt toegekomen omdat de rookverslaving de boventoon voert, niet door Arkin aan haar verweer en beroep ten grondslag is gelegd. De rechtbank heeft dit – ongeoorloofd – zelf bijgebracht, terwijl – onbegrijpelijk – in de processtukken geen feiten en/of omstandigheden zijn te vinden die deze oordelen kunnen schragen. In elk geval is daarvoor onvoldoende de niet-onderbouwde stelling ter zitting dat “er minder incidenten plaatsvinden” en dat “de trek in een volgend rookmoment in geval van betrokkene tot heftige agressie incidenten
kanleiden” [16] (
onder 2.3).
in de accommodatie. Art. 1:1 lid 1, onder b, Wvggz bepaalt dat onder ‘accommodatie’ wordt verstaan:
het opnemen in een accommodatie(art. 3:2 lid 2, aanhef en onder j, Wvggz). Daarnaast is het begrip accommodatie bijvoorbeeld relevant in het kader van veiligheidsonderzoeken (zoals onderzoek van de woonruimte binnen de accommodatie, of de inkomende/uitgaande post van betrokkene, zie art. 8:14 Wvggz). Ook kunnen bij AMvB bouwkundige eisen worden gesteld aan accommodaties (art. 1:2 lid 3 Wvggz), waarmee kan worden gewaarborgd dat bijvoorbeeld separatie alleen kan plaatsvinden in daartoe geschikte locaties. [25] Van die mogelijkheid is vooralsnog geen gebruik gemaakt.
door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein, waar zorg en verplichte zorg kunnen worden verleend door of namens een zorgaanbieder”. [28] Bewust was niet aangesloten bij het begrip ‘psychiatrisch ziekenhuis’ uit art. 1 onder h Wet Bopz (oud). [29] Bij nota van wijziging is de voorgestelde definitie enigszins gewijzigd: “
bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein van een zorgaanbieder waar verplichte zorg wordt verleend”. [30] Er wordt niet meer gerefereerd aan een door de minister aangewezen voorziening. Uit de formulering volgt onmiskenbaar dat het begrip accommodatie enkel ziet op een gebouw (met terrein) van de zorgaanbieder, aldus ook de artikelsgewijze toelichting. [31]
of een gedeelte van een bouwkundige voorziening” maakt het mogelijk dat verschillende delen van een bouwkundige voorziening voor verschillende doeleinden als accommodatie worden aangemerkt. Het gaat dus om gebouwen van zorgaanbieders waar zorg wordt verleend. [34]
in de accommodatie” in art. 8:15 Wvggz ruimer uit te leggen dan de wettekst doet vermoeden. [35] Naar hun aard kunnen de huisregels niet voorzien in een rookverbod buiten de accommodatie, dus buiten het terrein van de zorgaanbieder. [36]
Onjuist en onbegrijpelijk oordeel over noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit’. Het richt zich tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 5.3.14, dat het rookverbod tijdens het wandelen onder begeleiding ook om andere redenen voldoet aan de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit, alsmede tegen de aldaar door de rechtbank gegeven motivering.
onderdelen 4 en 5bevatten enkel voorbouwklachten.