ECLI:NL:HR:2023:1048

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
23/01242
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van klacht over rookverbod in open lucht op terrein van instelling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een klacht van betrokkene, die in een instelling is opgenomen met een zorgmachtiging. Betrokkene heeft een klacht ingediend over een rookverbod dat niet in de huisregels van de instelling is opgenomen, maar wel wordt gehandhaafd. De rechtbank Oost-Brabant had eerder de klacht van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het rookverbod in de open lucht niet expliciet in de huisregels was opgenomen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de klacht van betrokkene wel degelijk betrekking heeft op de nakoming van een verplichting op grond van de huisregels. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke huisregels en de mogelijkheid voor patiënten om klachten in te dienen over de naleving daarvan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/01242
Datum7 juli 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: M.A.M. Wagemakers,
tegen
[Stichting] [de instelling],
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de instelling,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/01/384811 / FA RK 22-3520 van de rechtbank Oost-Brabant van 21 februari 2023.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De instelling heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot vernietiging en terugwijzing van het cassatieberoep.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Betrokkene is met een zorgmachtiging opgenomen in een accommodatie van de instelling.
(ii) In de huisregels van de instelling is onder meer het volgende bepaald:
“11. Roken
Op grond van de tabakswet, gevaar voor de gezondheid en vanuit het oogpunt voor de brandveiligheid/-preventie geldt voor alle gebouwen van [de instelling] een
rookverbod. Ook de e-smoker valt onder dit verbod.”
(iii) Op 1 juli 2022 is voor de instelling een nieuw rookbeleid in werking getreden. Vanaf die datum strekt het rookverbod zich niet alleen uit tot roken in alle gebouwen van de instelling, maar ook tot roken in de open lucht op het terrein van de instelling. Waar voordien buiten op het instellingsterrein mocht worden gerookt, is dat vanaf 1 juli 2022 niet meer toegestaan. De patiënten die in de instelling verblijven, zijn erover geïnformeerd dat vanaf 1 juli 2022 een algeheel rookverbod zou gaan gelden.
(iv) De hiervoor onder (ii) aangehaalde huisregel over roken is niet aan het hiervoor onder (iii) bedoelde nieuwe beleid aangepast. Het nieuwe beleid wordt wel vanaf 1 juli 2022 gehandhaafd.
2.2
Betrokkene heeft bij de klachtencommissie een klacht ingediend over het rookverbod. Hij heeft te kennen gegeven dat hij het niet eens is met het algehele rookverbod dat vanaf 1 juli 2022 wordt toegepast.
2.3
De klachtencommissie heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de klacht.
2.4
In deze procedure verzoekt betrokkene de rechtbank om zijn klacht gegrond te verklaren. Daartoe heeft betrokkene aangevoerd, kort gezegd, dat het nieuwe rookverbod in strijd is met de huisregels.
2.5
De rechtbank [1] heeft het verzoek van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover in cassatie van belang heeft de rechtbank daartoe als volgt overwogen:

Wettelijk kader
4.1.
Op grond van artikel 10:3, eerste lid, aanhef en onder k, Wvggz kan verzoeker een klacht indienen over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de huisregels.
Omvang van het geding
4.2.
De rechtbank begrijpt verzoeker zo dat hij vraagt om het rookbeleid van verweerster terug te draaien. Dat kan de rechtbank niet in deze procedure, omdat de rechtbank op grond van de Wvggz alleen een oordeel kan geven over de klacht. Dit betekent dat de rechtbank alleen een oordeel kan geven over de vraag of het verbod om te mogen roken in strijd is met de huisregels als bedoeld in artikel 8:15 Wvggz.
Roken in de open lucht
4.4.
De rechtbank stelt vast dat het verbod om in de open lucht te mogen roken niet voorkomt in de op schrift gestelde huisregels. De mededelingen die aan verzoeker zijn gedaan over dit onderwerp kunnen niet gelijk worden gesteld met een huisregel (HR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1282, r.o. 3.2.4). Het gevolg is dat de klacht dus niet ziet op het nakomen van een verplichting of een beslissing op grond van de huisregels. Nu de klacht niet gebaseerd is op de huisregels kan de rechtbank de klacht op grond van artikel 10:3, eerste lid, Wvggz niet inhoudelijk beoordelen.
(…)
Conclusie
4.8.
De rechtbank kan alleen een klacht beoordelen indien die klacht gaat over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van een in artikel 10:3, eerste lid, van de Wvggz genoemde bepaling. Nu de klacht hier niet op ziet, kan de rechtbank de klacht niet beoordelen. Nu niet is geklaagd over het nakomen van een verplichting of een beslissing op grond van de huisregels, zal het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Volgens het middel is het oordeel van de rechtbank (in rov. 4.4) dat de mededeling aan betrokkene over het verbod op roken in de open lucht niet kan worden gelijkgesteld met een huisregel en dat de rechtbank de klacht niet inhoudelijk kan beoordelen onjuist, althans ontoereikend gemotiveerd. Het algehele rookverbod voldoet aan de vereisten van een huisregel en beperkt patiënten in hun vrijheid om hun eigen leven in te richten doordat zij iets moeten nalaten, aldus het middel.
3.2
Het middel is gegrond. De op schrift gestelde huisregel verbiedt roken “voor alle gebouwen” van de instelling (zie hiervoor in 2.1 onder (ii)), en wijkt af van het beleid van de instelling dat met ingang van 1 juli 2022 is ingevoerd en wordt gehandhaafd, waardoor ook roken in de open lucht op het terrein van de instelling is verboden (zie hiervoor in 2.1 onder (iii)). De klacht van betrokkene houdt onder meer in dat de instelling met het invoeren en handhaven van een algeheel rookverbod dat ook betrekking heeft op het terrein van de instelling, onder instandhouding van het beperktere rookverbod zoals opgenomen in de huisregels, in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in art. 8:15 leden 1-3 Wvggz. Daarover kon betrokkene op de voet van art. 10:3 lid 1, aanhef en onder k, Wvggz bij de klachtencommissie een klacht indienen; nadat de klachtencommissie een beslissing had genomen, kon betrokkene op de voet van art. 10:7 Wvggz de rechtbank verzoeken een beslissing over de klacht te geven. De rechtbank heeft betrokkene dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
3.3
In het geding na terugwijzing kan zo nodig worden onderzocht of een algeheel rookverbod dwingend voortvloeit uit de toepasselijke regelgeving (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.11-3.15), zodat geen ruimte bestaat voor een daarvan afwijkende huisregel, en – bij ontkennende beantwoording van die vraag – of een huisregel die een algeheel rookverbod inhoudt, noodzakelijk is “voor de ordelijke gang van zaken en de veiligheid, passend bij de doelgroep, in de accommodatie” als bedoeld in art. 8:15 lid 1 Wvggz. [2]

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 februari 2023;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
7 juli 2023.

Voetnoten

1.Rechtbank Oost-Brabant 21 februari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:629.
2.Vgl. (met betrekking tot de Wet Bopz (oud)) HR 9 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2087, rov. 3.6.2, en (met betrekking tot de Wvggz) HR 10 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:380, rov. 3.4.1.