Conclusie
Inhoudsopgave
Inleiding en strekking van de klacht
Feiten en het verloop van de klachtprocedure tot nu toe
‘binnen dezelfde rechtsgang reeds een uitspraak in eerdere of latere aanleg is gepubliceerd’.
22 november 2022
15 december 2022
De rechtsvragen die verband houden met de klacht
De redenen om geen toepassing te geven aan art. 13b lid 1 Wet RO
Het relevante kader ten aanzien van de openbaarheid van de uitspraak
Het internationaalrechtelijk kader
‘(…) some degree of flexibility. Despite the wording of Article 6 § 1, which would seem to suggest that reading a judgment out in open court is required (…)’. [15] Dit betekent dat
‘(…) other means of rendering it public may be compatible with that provision (…)’. [16] Te denken valt aan het opnemen van de tekst van de uitspraak in een register dat voor iedereen toegankelijk is of aan het ter beschikking stellen van uitspraken aan belanghebbenden, in combinatie met publicatie van de meest belangrijke uitspraken. [17] Het bepaalde in art. 14 lid 1 IVBPR schept ten aanzien van de openbaarheid geen verderstrekkende verplichting dan het bepaalde in art. 6 EVRM.
soft lawinvloed op het algemeen openbaarheidsvereiste. Als voorbeeld kan worden gewezen op een
Recommendationvan het Comité van Ministers van de Raad van Europa. [18] In de preambule is overwogen dat
“(…) [c]onsidering that full knowledge of the jurisprudence of all courts is an essential prerequiste for equitable application of the law; [c]onsidering that it is essential that jurisprudence retrieval systems should be objective and representative if justice is to be done (…)”. In deze aanbeveling is als uitgangspunt geformuleerd dat rechtspraak openbaar en toegankelijk dient te zijn door middel van een of meer geautomatiseerde systemen. Het is toegestaan om ten behoeve van dit doel, en indien noodzakelijk, slechts een selectie aan rechterlijke uitspraken openbaar te maken, mits de selectie is gebaseerd op objectieve criteria, in overeenstemming met Appendix II van de aanbeveling waarin enkele selectiecriteria zijn opgenomen, en de selectie een representatief beeld verschaft van de jurisprudentie.
Het nationaalrechtelijk kader
3.5.1 De uitspraak geschiedt in het openbaar (art. 6 EVRM, art. 121 Grondwet, art. 5 RO en art. 29 lid 1 Rv). Aan dat vereiste is ook voldaan indien de uitspraak in geschreven vorm ter griffie aanwezig is vanaf een bepaalde, aan partijen tevoren bekendgemaakte dag en zowel partijen als derden afschrift ervan kunnen verkrijgen. Van praktische betekenis is dat in toenemende mate uitspraken ook openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.”
3.5.3 Een verzoek als bedoeld in art. 29 lid 2 Rv om afschrift van uitspraken is in beginsel ook toewijsbaar indien het verzoek, bijvoorbeeld voor wetenschappelijk onderzoek of commerciële publicatie, betrekking heeft op grote aantallen uitspraken die in een bepaalde periode of in een bepaalde categorie zaken zijn gedaan.”
Bepalingen ten aanzien van de verstrekking van een afschrift van rechterlijke uitspraken
35 In dat verband houden de aard en het doel van de verwerking door een gerecht weliswaar voornamelijk verband met de toetsing van de rechtmatigheid van deze verwerking, maar zij kunnen aanwijzingen vormen waaruit kan blijken dat die verwerking deel uitmaakt van de uitoefening door dat gerecht van zijn „rechterlijke taken”.”
Art. 13a Wet RO toepasselijk?
Algemeen
‘een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast’die handelt
‘in de uitoefening van zijn functie’. Klachten over rechterlijke beslissingen zijn uitdrukkelijk uitgesloten van de wettelijke klachtregeling. In het onderstaande neem ik tot uitgangspunt dat het al dan niet publiceren van een uitspraak een gedraging jegens de verzoekers behelst. [52]
In de uitoefening van zijn functie
X en Z/Autoriteit Persoonsgegevens [53] is geoordeeld dat het tot de uitoefening door een gerecht van zijn ‘rechterlijke taken’ in de zin van art. 55 lid 3 AVG behoort om uit een gerechtelijke procedure afkomstige stukken waarin persoonsgegevens zijn opgenomen tijdelijk ter beschikking te stellen aan journalisten (zie hiervoor onder 45-46). Hoewel die beslissing niet in de sleutel van artikel 13a Wet RO staat, staat ook hierbij de bescherming van de onafhankelijke taakvervulling binnen het rechterlijk domein voorop. Het HvJ EU heeft juist met het oog op de bescherming van de onafhankelijkheid van de rechterlijke taakuitoefening een ruime uitleg gegeven aan de term ‘rechterlijke taken’. Daarbij aansluitend, meen ik dat het al dan niet ter beschikking stellen van een uitspraak (door publicatie op rechtspraak.nl) moet worden aangemerkt als een gedraging behorend tot de uitoefening van de functie van de rechterlijk ambtenaar.
Rechterlijke beslissing
–“naar het oordeel van de rechter geen van de omstandigheden uit artikel 5 aan de orde was. Daarom is deze in eerste instantie niet gepubliceerd.”
‘gepaard is gegaan met een ‘persoonlijk optreden van de rechter’ tegenover betrokkene, dat, afgezien van de merites van het besluit, aanleiding geeft tot een in het kader van genoemde regeling voor onderzoek vatbare klacht’. [58] Dit uitzonderlijke geval doet zich hier niet voor.