ECLI:NL:PHR:2024:592

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
22/04863
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord op partner met voorbedachten rade

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1981, veroordeeld voor het medeplegen van moord op haar partner, [slachtoffer], die op 31 mei 2017 in zijn woning is doodgestoken. De verdachte werd door het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 december 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, waarbij vijf middelen van cassatie zijn voorgesteld. De zaak draait om de vraag of de verdachte, samen met medeverdachten, met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een gezamenlijk plan om het slachtoffer te doden, waarbij de verdachte de rol van opdrachtgever vervulde. De medeverdachten, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], hebben verklaard dat zij door de verdachte zijn benaderd om de moord uit te voeren. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar aangemerkt, ondanks hun wisselende verklaringen over wie de dodelijke steekverwondingen heeft toegebracht. De rechtbank concludeert dat de verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 1] als medeplegers van de moord moeten worden aangemerkt, gezien hun nauwe en bewuste samenwerking in de uitvoering van het delict. De Hoge Raad heeft de veroordeling bevestigd, maar de opgelegde straf verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/04863
Zitting18 juni 2024
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 22 december 2022 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens “medeplegen van moord”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Verder heeft het hof een beslissing genomen over de vorderingen van de benadeelde partijen en telkens een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest is omschreven.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en W. Römelingh, advocaat in ‘s‑Gravenhage, heeft vijf middelen van cassatie voorgesteld.

3.De bewezenverklaring, bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen

3.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“zij op 31 mei 2017 in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, te weten opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] heeft doodgestoken.”
3.2
Het hof heeft zich verenigd met de (promis)bewijsvoering van de rechtbank en deze tot de zijne gemaakt, met inachtneming van een aantal wijzigingen. De (promis)bewijsvoering van de rechtbank ziet er – voor zover van belang – met invoeging van de door het hof aangebrachte wijzigingen als volgt uit (met weglating van voetnoten):
“3 De beoordeling van het bewijs
Inleiding
In de nacht van 31 mei 2017 kwam [slachtoffer] als gevolg van geweld om het leven in zijn woning aan de Koempel in [plaats] . Het opsporingsonderzoek leidde in eerste instantie niet tot aanhoudingen en werd in het najaar van 2017 zelfs tijdelijk stopgezet. Een DNA-match met een in de woning achtergebleven tie-wrap leidde ruim een jaar na de dood van [slachtoffer] alsnog tot de aanhouding van de verdachte [betrokkene 1] . Korte tijd later werden ook de verdachten [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [verdachte] , zijnde de partner van [slachtoffer] , aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] .
[verdachte] , [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [betrokkene 3] worden allen verdacht van strafbare betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] . Het opsporingsonderzoek leidde tot de verdenking dat [verdachte] , al dan niet samen met [betrokkene 3] , aan [betrokkene 2] de opdracht had gegeven tot de moord. [betrokkene 2] is uiteindelijk samen met [betrokkene 1] naar de woning van het slachtoffer gegaan, waar ook [verdachte] aanwezig was. [betrokkene 3] zou [betrokkene 2] en [verdachte] hebben voorzien van telefoons voor onderlinge communicatie.
[…]
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld:
- dat sprake is van een ‘unus testis’ situatie (één getuige is géén getuige) met dien verstande dat [betrokkene 2] de enige is die belastend over de verdachte verklaart, terwijl zijn verklaringen inconsistent zijn en niet ondersteund, maar zelfs tegengesproken, worden door ander bewijsmateriaal;
- dat het dossier ook voor het overige bewijs ontbeert voor het medeplegen en uitlokken van moord dan wel zware mishandeling.
De standpunten van de officier van justitie, en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich in deze zaak voor veel vragen gesteld, waarvan de belangrijkste zijn:
A. Met welke bedoelingen kwamen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] naar de woning van [verdachte] en het slachtoffer? Hadden zij het plan hem te vermoorden?
B. Wat is er in de woning gebeurd rondom het overlijden van het slachtoffer?
C. Welke rol had ieder van de verdachten in deze gebeurtenissen? Zijn zij, en zo ja in welke variant, schuldig?
De rechtbank stelt voorop dat de veelheid en diversiteit aan verklaringen, bevindingen en overige informatie maakt dat daarmee behoedzaam moet worden omgegaan. Zoals ook ter terechtzitting naar voren is gekomen, is op veel bewijsmateriaal iets af te dingen. Zo bevat het dossier hele summiere en nauwelijks toetsbare verklaringen, zeer uitgebreide doch eveneens moeilijk toetsbare verklaringen, wisselende verklaringen, inconsistente verklaringen, verklaringen die niet overeenkomen met ander, zoals forensisch, bewijsmateriaal, en meer. Duidelijk is ook dat diverse, soms zelfs niet duidelijk geworden, individuele motieven en belangen ervoor zorgden dat personen op een bepaalde manier verklaarden of hun verklaring gaandeweg bijstelden. Dat vereist dus voorzichtigheid bij de selectie en waardering van deze verklaringen voor het bewijs. Dat betekent echter niet dat dergelijke verklaringen per definitie onbruikbaar zijn.
De rechtbank heeft bij de selectie en waardering van het bewijsmateriaal onderzocht of en zo ja, in hoeverre, het diverse bewijs verankering vindt in het dossier. Verankering kan gelegen zijn in de aard van de verklaring zelf: hoe betrouwbaar is die op zichzelf? Daarnaast kan verankering gevonden worden in verklaringen van anderen of andere onderzoeksbevindingen zoals resultaten van forensisch onderzoek. Dat leidt de rechtbank tot de volgende overwegingen.
ad A: Wat was de bedoeling? Voorbedachten rade?
Over wat de bedoeling was, lopen de verklaringen uiteen. Zo verklaarden zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 3] dat [verdachte] haar man dood wilde. [betrokkene 2] verklaarde de anderen in de waan gelaten te hebben dit ook te willen, maar zei die intentie zelf niet te hebben gehad. [betrokkene 3] stelde nergens van te hebben willen weten en kwam later ook grotendeels terug op zijn eerdere verklaring. [betrokkene 1] stelde dat het enkel de bedoeling was het slachtoffer een lesje te leren en volgens [verdachte] zou haar man alleen aangesproken moeten worden op zijn gedrag jegens haar en de kinderen.
De verklaringen van [betrokkene 2]
Op 3 juli 2018 werd [betrokkene 2] aangehouden. Spontaan verklaarde hij schuldig te zijn aan hetgeen zich heeft afgespeeld op 31 mei 2017 waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen.
Vier uur na zijn aanhouding verklaarde [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik heb [verdachte] (opmerking rechtbank: verdachte [verdachte] ) en haar man (opmerking rechtbank: slachtoffer [slachtoffer] ) eens gezien bij [A] . [betrokkene 3] woont boven de zaak en heeft een paar keer met [verdachte] in de woning boven gezeten. Na een paar keer ben ik erbij geroepen en is mij gevraagd om [slachtoffer] te vermoorden. Ik had gehoord dat [slachtoffer] zijn kind van 8 jaar in 2017 zou uithuwelijken in het land van herkomst. [verdachte] heeft mij verteld dat [slachtoffer] ook van plan was om zijn zoon van 15 jaar naar ISIS te sturen. [verdachte] was psychisch en lichamelijk gepakt. Ik heb foto’s gezien van blauwe plekken. [betrokkene 3] zou € 60.000 krijgen en ik ook. Voor dat geld laat ik graag iemand door die zo smerig is. Ik heb [betrokkene 1] gevraagd voor hulp, hij had er wel oren naar. Ik heb met [verdachte] veel gesprekken gehad in de natuur. [betrokkene 3] heeft simlockvrije mobieltjes voor ons geregeld waar ik en [verdachte] onderling contact mee hadden. We besloten het bij [verdachte] thuis te doen en hebben afgesproken op een dag dat [slachtoffer] zeker thuis zou zijn. Ik had een gitaartas bij me met spullen zoals pistolen die het niet deden. Ik had ook een knuppel bij me, een mes, tie-wraps, handboeien, tape en bivakmutsen. Na telefonisch contact zette [verdachte] de deur op een kier.
[betrokkene 3] ging het puur om het geld en die vrouw. Het huis zou verkocht worden, de verzekering en zo en zij kon € 30.000 ergens lenen van familie. Bij de gesprekken die ik met [verdachte] boven (haar de rechtbank begrijpt: boven de winkel [A] ) heb gehad, zat [betrokkene 3] altijd. De gesprekken die wij naderhand hebben gehad in de natuur, waren zij en ik.
Het is zeker een half jaar van tevoren begonnen. [verdachte] had foto’s waarop zij stond met blauwe plekken, flinke plakkaten en bloeduitstortingen.
Ik zat in de financiële shit en [betrokkene 1] kon heel goed geld gebruiken. [betrokkene 3] kreeg 60 en [betrokkene 1] en ik ieder 30. [betrokkene 1] wist niks van [betrokkene 3] af, maar [betrokkene 3] wist wel van [betrokkene 1] . Ik zei dat ik daar een bij moest hebben omdat die vent me te groot was. [betrokkene 1] heb ik meegenomen om op te passen dat niemand van de kinderen naar beneden zou komen. Omdat ik in de gevangenis heb gezeten [..] kwam ik [betrokkene 1] tegen daar. [..] Zo zijn we bevriend geraakt. En die zat voor een zwaar delict eigenlijk.
Ik heb [betrokkene 1] die dag opgehaald met een geleende auto. Met de prepaid-telefoon hebben wij achter de garageboxen gewacht op een seintje dat we binnen konden komen. Ik weet zeker dat [verdachte] heel blij was, ik kreeg nog een kus op de wangen. [slachtoffer] lag toen dood te gaan in de gang.
Een dag later verklaarde [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven - als volgt:
[betrokkene 1] heeft gezorgd voor de tie-wraps en handboeien. Ik heb gezorgd voor de tape, de stok en de pistolen. De wapens waren niet van echt te onderscheiden. Die heb ik via via gekocht toen ik de opdracht aannam. Ze waren bedoeld om hem onder bedwang te houden. Vooraf heb ik met [betrokkene 1] gesproken over wat we zouden meenemen.
Waar [betrokkene 3] ook bij was, boven, heeft [verdachte] mij verteld over verkrachting, vernedering, heel veel ruzie in bijzijn van de kinderen, heel dominant, dat hij (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) in 2017 op vakantie zou gaan om het kind uit te huwelijken en dat het jongste kind dat ook te wachten stond. Ik heb met haar twee keer afgesproken op een grote wei, want ze wilde sneller en meer druk leggen want de vakantie kwam eraan. Ook hebben we nog afgesproken bij [plaats] en bij [plaats] .
Toen ik [betrokkene 1] ophaalde, zijn we eerst naar mij gegaan om kleding aan te doen die we naderhand hebben weggegooid. Toen wij omgekleed waren, kreeg ik het sms’je dat wij langzaam konden komen. Wij zijn erheen gereden en toen kreeg ik een sms dat de kinderen nog wakker waren. Zij had verzekerd dat als de kinderen eenmaal sliepen, ze niet meer wakker zouden worden. We hebben zeker een uur gewacht bij de garageboxen. [verdachte] was er niet blij mee dat het thuis zou gebeuren met de kinderen in huis, maar er zat niks anders op. [verdachte] zei dat het die avond moest gebeuren, omdat hij thuis zou zijn. Anders was hij weer een week van huis.
[betrokkene 1] is een bandietje. Hij had al vastgezeten omdat hij de ex-vriend van zijn ex-vrouw goed doorgelaten had, dus ik wist dat hij voor zulke dingen wel te vinden zou zijn en als er geld aan vast zou zitten.
Aan die vrouw vroeg ik ‘als wij hem pijnigen, wil je daar dan zelf ook aan meedoen?’ Daarop heeft ze ‘ja’ gezegd. Daar zag ik haar wel voor aan, er zat zoveel woede en angst in haar.
[verdachte] zou het geld via de gemeenschap krijgen, via het huis en via een rijke oom van [slachtoffer] kant in Engeland die een bedrijf had. Ze zou dan zeggen dat ze zogenaamd nog bedreigd zou worden. Als het huis verkocht zou zijn, hadden we sowieso een paar duizend euro. Zij wilde namelijk niet meer met de kinderen in het huis blijven wonen toen besloten was dat het daar zou gebeuren.
[betrokkene 2] verklaarde op 16 juli 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
De telefoons hebben we van [betrokkene 3] gekregen, uit de winkel. De kaart was van Lebara, ik moest hem zelf opwaarderen bij de AH. Het was een simpel model waarmee je geen foto’s kon maken.
[betrokkene 2] verklaarde op 2 augustus 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt.
Ik (heb) [betrokkene 1] [..] leren kennen in de gevangenis toen ik een boete moest uitzitten. [..] Ik vertrouwde [betrokkene 1] en wist dat hij veel meegemaakt was. Ik had gehoord dat [betrokkene 1] ooit iemand bijna doodgeslagen [..] en toen ging bij hem de knop om.
Na het derde gesprek dacht ik dat ik [betrokkene 1] moest vragen. Die vrouw had zoveel ideeën namelijk, met het lijk naar België of Duitsland. Het mocht niet thuis gebeuren en vooral niet met de kinderen erbij. Het moest verstopt worden. Ze zei dat hij niet herkenbaar moest zijn als hij gevonden werd. Met [betrokkene 1] ben ik met de auto naar een inham gereden bij een veld. Ik heb verteld dat [betrokkene 3] en die vrouw iemand willen laten opruimen omdat hij een pedofiel is en zijn kind wil uithuwelijken en dat een kind bij mijn kleinkind op school zat. [betrokkene 1] zei dat ik op hem kon rekenen. Ik heb hem ook over het geld verteld en dat dat pas over een jaar zou vrijkomen. [betrokkene 1] wist niet hoeveel geld.
[betrokkene 1] zou meegaan om te helpen met boeien en vastbinden en zorgen dat niemand naar beneden zou komen. Ik had het plan al in mijn hoofd. [betrokkene 1] wilde per se pistolen erbij hebben, omdat het zo’n grote man was. Hij zei ook tie-wraps, duct tape, bivakmutsen, stok of hamer om poten te breken. We zouden schone kleding meenemen in verband met sporen. Daarna zouden we die weggooien of verbranden. Ik zou het vervoer regelen. Het zou rond de ramadan plaatsvinden omdat haar man dan thuis was.
Ik ken de buurt en heb gekeken of daar camera’s zouden hangen.
Mijn idee was: midden in de nacht naar boven te komen of anders in de woonkamer. Zij kwam ermee om de voordeur open te zetten.
De deur stond op een kier. Wij konden zo naar binnenlopen. Zij stond op de trap en wees waar [slachtoffer] was. Hij was op de bank in de woonkamer. [1]
[betrokkene 2] verklaarde op 7 augustus 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik zou alleen nog met [verdachte] buiten afspreken, niet meer bij [betrokkene 3] in de woning. Over de telefoon is de datum besproken. De vrouw kwam weer met een gek idee om hem tussen auto’s op te wachten bij hun woning en het dan te laten lijken op een overval of ontvoering. Zij wilde dat hij werd gedumpt in het buitenland.
Op een zondag hebben we elkaar getroffen hij [plaats] . Als ze rustig praatte, dan verstond ik haar wel. Ze zei dat thuis een slecht idee was. Een paar dagen later spraken we weer af. Ze zei dat ik gelijk had en dat het inderdaad niet ergens anders kon. Toen was het oké dat het thuis zou gebeuren. Een uur later was dat weer niet oké. De laatste keer is besproken dat het thuis moest gebeuren en snel.
Ik had met haar afgesproken dat ik een dag vooraf een sms je zou krijgen als hij thuis was, want ik moest [betrokkene 1] gaan halen. Toen die sms kwam, schreef ze OK met hoofdletters. Ik zei haar een sms te sturen als de deur openstond.
Ze kon de voordeur makkelijk op een kier zetten en had een tochtrol zodat de deur niet zou dichtvallen. Ik had met haar afgesproken dat [betrokkene 1] bij haar en de kinderen zou blijven. Hij zou me helpen [slachtoffer] vast te binden.
De laatste keer dat we spraken, is besproken dat de deur op een kier gezet zou, worden en dat het na 12 uur zou zijn omdat het ramadan was. We zouden een uur wachten bij de garages voor het geval ze zich zou bedenken. Zij zou dan een berichtje geven als de deur openstond. De tijd zou half een en later zijn.
Na het bericht van die vrouw heb ik [betrokkene 1] een sms gestuurd met ‘Kan je morgen’. [betrokkene 1] schreef ok. Dat was zo afgesproken. We zijn bij de garages gaan staan en hebben sigaretten gerookt. Ze stuurde een berichtje of we er waren. Ze belde daarna dat het later zou worden omdat de kinderen nog wakker waren. We hebben nog drie kwartier gewacht en toen heb ik een sms gestuurd. Ze zou ‘ok’ sturen. Na een kwartier kreeg ik OK. Toen kon ik gaan.
Verder verklaarde [betrokkene 2] op 27 september 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
[verdachte] heeft een map in een plastic zak meegenomen. Er zaten bewijzen in van de koop van de woning. De map was van doorzichtig plastic en de koopakte was een klapper. Eén van de mappen was volgens mij oranje en er zat ook iets van een verzekering in. [verdachte] vertelde dat dit het bewijs was dat het geld uit de verkoop van het huis zou komen. De klappers die [verdachte] mij heeft laten zien, waren aan de bovenkant doorzichtig met een oranje band.
U toont mij de inhoud van twee mappen. De papieren van [B] en de Hypotheek [C] komen mij bekend voor, net als het bedrag 181.500,00. Ik herken ook de koopakte.
De verklaringen van [betrokkene 3]
verklaarde op 9 juli 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Dat meisje (opmerking rechtbank: verdachte [verdachte] ) kwam in de winkel en zij had het over problemen met haar vriend, dat ze geslagen werd en noem maar op. [betrokkene 2] heeft dat een keer meegekregen. Toen hebben zij iets bekokstoofd. Ze hadden het er in eerste instantie over dat ze die jongen in elkaar wilden trappen. Toen heeft dat meisje eens gezegd tegen [betrokkene 2] : Luister, ik heb een huis. Als er met hem wat zou gebeuren, zou [betrokkene 2] daarvan geld krijgen.
Dat meisje werd geslagen wat ze me vertelde en haar kindjes werden geslagen. Ze kwam altijd bij mij. Zij en ik hadden het over het moslimverhaal, hoe dat allemaal in zijn werk ging. Ik kreeg daar dingen te horen, daar kreeg je het gewoon kotse slecht van, dat ze haar man kreeg aangewezen en noem maar op. Vrouwen hadden niks te vertellen. Zij ging door een hele shitperiode, dat is wat ze mij vertelde. Ze hield niet van haar man. In de winkel was het eerste contact en dan raak je aan de praat, in 2016. Ze liet blauwe plekken zien op haar armen. En ze vertelde over mishandeling van haar kinderen. Haar zoon werd naar een of andere zware moslimkerk gebracht waar hij moest pareren. Zij was vaak aan het huilen.
In mijn woning hebben we ook eens gepraat. Zij wilde een keertje erover praten met [betrokkene 2] . En toen is ze in mijn woning geweest. [betrokkene 2] had ook eens gezegd: ik kan ‘m wegruimen. Zij stond er niet negatief tegenover. Zij hadden het er een keertje over, dat ze hem in elkaar wilden trappen of vermoorden of weet ik wat.
Zij had geen geld, maar ze kon wel haar huis ter beschikking stellen. Ze hadden het er ook over dat ze hem uit de weg wilden ruimen of in elkaar timmeren. Ze wilde mij ook geld geven ja, omdat ik het met [betrokkene 2] erover heb gehad.
Diezelfde dag verklaarde [betrokkene 3] eveneens - zakelijk weergegeven - als volgt:
Hier hebben we hij elkaar gezeten en zij hebben een plan de campagne gemaakt.
Die telefoons heb ik [betrokkene 2] gegeven. Die had hij nodig om te communiceren. Of dat nou met haar was. Ik nam het aan van wel.
Zij had filmpjes van huiselijk geweld, die had zij opgenomen en die heeft ze mij laten horen. Ze heeft mij eens foto’s laten zien van haarzelf. Haar bovenarm was een keer verdraaid geweest. Er stond geen gezicht op de foto’s.
[betrokkene 2] had een keer op tafel gelegd, van wat wil je dan, ik kan iets voor je regelen. Oftewel laat hem in elkaar slaan, of wat dan ook, of wat je wilt. En zo is dat gesprek aan het rollen gekomen. Ze hebben het ook eens een keer over gehad om hem dood te maken, maar ze waren het er niet over eens hoe of wat.
[betrokkene 3] verklaarde op 10 juli 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ze zei dat ze niet van hem hield, niet met hem verder wilde. Het had met haar ouders te maken. Als zij van die man af wilde, dan waren haar ouders kwaad en werd zij niet meer door haar ouders aangekeken. Dan werd zij niet meer door haar familie geaccepteerd. [betrokkene 2] vertelde dat je met hem alle kanten uit kon. Zij kwam daar zelf mee dat zij hem iets aan wilde doen. U vraagt mij of ik daarmee vermoorden bedoel, ja. Zij wilde hem weg hebben. Zij wilde van hem verlost zijn. Als hij weg zou zijn, zou het huis ter beschikking staan. Dat is wat zij aanbood. Wat [betrokkene 2] en zij daarna nog besproken hebben, weet ik niet. Ik was blij dat [betrokkene 2] alleen die gesprekken ging doen met die vrouw. Het laatste gesprek wat ik gehad heb met haar en [betrokkene 2] was ongeveer drie maanden daarvoor.
Vooraf was afgesproken dat zij mij geld wilde geven, als er wat gebeuren zou. Ik ben er niet mee akkoord gegaan, maar heb ook nooit nee gezegd.
[betrokkene 3] verklaarde op 23 juli 2018 bij de politie - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ze zei dat hij veel in het buitenland was. Er werd gesproken over het opwachten in het buitenland. [betrokkene 2] kende mensen die hem hielpen. [betrokkene 2] zei eens tegen mij dat hij ziek werd van die vrouw omdat ze niet wist wat ze wilde. Dat was boven en daar was zij ook bij.
[betrokkene 2] heeft eens boven bij mij gezegd dat hij mensen op een kerkhof kende die hem konden begraven. Dat was wat [betrokkene 2] ook voor haar kon betekenen. Wat ze daarna bekokstoofd hebben nadat [betrokkene 2] de telefoons heeft gehaald, weet ik niks van.
Verklaring van getuige [betrokkene 4] (de partner van [betrokkene 1] )
De getuige [betrokkene 4] verklaarde op 25 juni 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
[betrokkene 2] heeft heel veel contact gehad met die vrouw van die overledene. De broers van haar man zouden haar misbruiken en de kinderen. De vrouw heeft opdracht gegeven aan [betrokkene 2] om die man koud te maken. [betrokkene 1] wil iedereen helpen. Ze zouden geld krijgen als haar woning verkocht was. Dan zouden ze uitbetaald worden. [betrokkene 2] heeft altijd contact gehad met die vrouw. Ze (naar de rechtbank begrijpt: de verdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ) hadden het er gewoon over.
Telefoniegegevens
De rechtbank overweegt tussendoor als volgt. [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij en [verdachte] telefonisch / sms-contact hebben gehad gedurende de avond/nacht voor de moord. Daar heeft de politie onderzoek haar gedaan. Voor de begrijpelijkheid van dat onderzoek, zoals hierna nog weergegeven, zal de rechtbank reeds nu de conclusies daaruit destilleren.
Uit het onderzoek kan worden afgeleid dat de verklaring van [betrokkene 2] over het contact tussen hem en [verdachte] via mobiele telefoons, naar waarheid is. De rechtbank concludeert dat [verdachte] gebruikmaakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , zijnde het nummer dat telkens nabij de plaats delict (woning [verdachte] ) aanwezig was. [betrokkene 2] maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , zijnde het nummer dat pas nabij de plaats delict aanwezig was in de nacht van het gebeuren. Genoemde telefoonnummers zijn - gekoppeld aan simkaarten - door de provider geleverd aan [A] te [plaats] , te weten de telefoonwinkel van [betrokkene 3] . Beide simkaarten zijn op 30 maart 2017 opgewaardeerd door middel van een prepaid beltegoed kaart gekocht bij een vestiging van Albert Heijn nabij de winkel van [betrokkene 3] . Daarna is één van de simkaarten nog slechts één keer opgewaardeerd in mei 2017. Op 30 en 31 mei 2017 hebben [verdachte] en [betrokkene 2] sms-contact gehad in de vooravond en rond middernacht. Vervolgens is het contact gedurende een uur op en neer gegaan via sms en gesprek. Het laatste contact was een sms van [verdachte] naar [betrokkene 2] om 00:56 uur, inhoudende - naar de opvatting van de rechtbank - het akkoord van [verdachte] om de woning te betreden. De rechtbank leidt bovenstaande af uit de volgende bevindingen.
[…]
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor weergegeven verklaringen van [betrokkene 2] concreet en gedetailleerd zijn. Ze zijn allen in lijn met de eerste uitgebreide verklaring van [betrokkene 2] die hij direct na zijn aanhouding op 3 juli 2018 heeft afgelegd, te weten dat aan hem door [verdachte] opdracht is gegeven haar man te vermoorden. Bovendien vinden de verklaringen van [betrokkene 2] steun in het strafdossier, waardoor de rechtbank genoemde verklaringen van [betrokkene 2] betrouwbaar acht en derhalve bruikbaar als bewijsmiddel. Zo stelt het hof vast dat op het leven van [slachtoffer] een verzekering was afgesloten die tot uitkering van een bedrag van € 181.500,00 zou komen bij zijn overlijden. Hiermee zou de hypotheek volledig zijn afgelost. Dit bedrag van € 181.500,00 kwam [betrokkene 2] bekend voor. Voorts vertonen de bovengenoemde verklaringen van [betrokkene 2] op essentiële punten belangrijke overeenkomsten met de verklaringen van [betrokkene 3] en getuige [betrokkene 4] . Tot slot biedt het onderzoek naar de telefoniegegevens, de mastverkeergegevens, steun aan hetgeen [betrokkene 2] verklaarde over het telefooncontact tussen hem en [verdachte] gedurende de avond en nacht van 30 op 31 mei 2017.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bij de verdachten al dan niet sprake was van voorbedachte raad.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan, dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit (en dus niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling), zodat hij of zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn of haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat een verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat [verdachte] in de periode voorafgaand aan het gebeuren contact heeft gelegd met [betrokkene 3] . Zij spraken over haar huwelijksproblemen met [slachtoffer] . Op een gegeven moment zijn gesprekken gevoerd tussen [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] waarin gaandeweg het opruimen, wegmaken en dus doden van [slachtoffer] een steeds duidelijkere optie werd. [verdachte] zou een geldelijke beloning voor het doden van haar man kunnen betalen als het huis vrij van hypotheek en verkocht zou zijn. Tijdens de contacten van [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] is steeds vaker gesproken over het plan om [slachtoffer] om het leven te brengen en de wijze waarop. [verdachte] wist vaak niet wat zij wilde, maar uiteindelijk stond vast dat [slachtoffer] dood moest. Twee maanden voor het gebeuren is het contact tussen [verdachte] en [betrokkene 2] over de voorgenomen dood van [slachtoffer] voortgezet middels ongeregistreerde telefoons om - naar de opvatting van de rechtbank - de onderlinge contacten uit het zicht te houden van de politie. [verdachte] en [betrokkene 2] hebben ook op meerdere momenten afgesproken in de natuur, alwaar de concrete invulling van het plan zich verder heeft ontwikkeld.
[verdachte] en [betrokkene 2] hebben afspraken gemaakt over hoe, waar en wanneer [slachtoffer] het beste gedood zou kunnen worden. Zij hebben voorbereidingen getroffen en een onderlinge taakverdeling gemaakt. Het plan zou worden uitgevoerd tijdens de ramadan, na middernacht, zodat [slachtoffer] gegarandeerd thuis zou zijn en de kinderen zouden slapen. [verdachte] zou [betrokkene 2] vervolgens een sms sturen als zij de voordeur voor [betrokkene 2] op een kier zou hebben gezet. Vooraf heeft [betrokkene 2] in de buurt verkend of er camera’s zouden hangen. Om hem te helpen bij de uitvoering van het plan heeft hij [betrokkene 1] ingeschakeld. [betrokkene 1] zou helpen om [slachtoffer] vast te binden en hij zou bij [verdachte] en de kinderen blijven. [betrokkene 2] kende [betrokkene 1] uit de gevangenis en wist dat [betrokkene 1] toen gedetineerd zat voor het ‘doorlaten’ van iemand. Volgens [betrokkene 2] was [betrokkene 1] wel in voor zoiets. Met [betrokkene 1] heeft [betrokkene 2] besproken dat er een opdracht lag om de echtgenoot van een vrouw op te ruimen voor geld dat zou vrijkomen bij het verkopen van de woning. [betrokkene 2] en [betrokkene 1] hebben vooraf besproken welke spullen zij die nacht zouden meenemen.
Voorafgaand aan de bewuste nacht liet [verdachte] aan [betrokkene 2] weten op welke dag het moest gebeuren, waarna [betrokkene 2] dit aan [betrokkene 1] liet weten. Voor de uitvoering van het plan heeft [betrokkene 2] [betrokkene 1] opgehaald met een geleende auto. Alvorens [betrokkene 2] en [betrokkene 1] naar de woning van [verdachte] zijn gegaan, hebben zij schone kleding aangetrokken die naderhand is weggegooid. Na opnieuw een telefonische bevestiging van [verdachte] , zijn [betrokkene 2] en [betrokkene 1] richting de woning van [verdachte] gegaan met spullen om [slachtoffer] vast te kunnen binden (tie-wraps, handboeien en tape), spullen om [slachtoffer] in bedwang te houden (bivakmutsen en nep-pistolen) en wapens (een mes en een stok). Buiten de woning hebben [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ongeveer een uur gewacht op het seintje van [verdachte] dat zij binnen konden komen.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] het vooropgezette plan hadden het slachtoffer van het leven te beroven. [betrokkene 3] wist dat het de bedoeling was [slachtoffer] te doden, maar was -na het verstrekken van de telefoontjes- niet verder betrokken bij de concrete uitwerking van het plan. Op grond van de vaststelling dat [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] een moordplan hadden, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat genoemde verdachten voor de uitvoering van hun daad, hebben nagedacht over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap hebben gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachten zouden hebben gehandeld, is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Weliswaar hebben [betrokkene 2] en [betrokkene 1] verklaard dat zij niet voornemens waren om [slachtoffer] te doden, doch hem slechts een lesje te leren door zijn botten te breken, maar de rechtbank gelooft dit niet. Uit de bewijsmiddelen komt duidelijk naar voren dat [betrokkene 2] door [verdachte] een beloning in het vooruitzicht was gesteld. Die beloning zou uitsluitend aan [betrokkene 2] en [betrokkene 1] kunnen worden uitgekeerd na verkoop van de woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk geld alleen vrijkomt bij overlijden van de verzekerde echtgenoot. Geld was de reden dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] deelnamen aan het plan; geld dat zij beiden goed konden gebruiken. [slachtoffer] moest dus om het leven worden gebracht. Niet aannemelijk is dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ‘slechts’ [slachtoffer] botten wilden breken zonder daar geld mee te kunnen verdienen. Voor zover gesteld dat het was bedoeld om [verdachte] te helpen, acht de rechtbank ongeloofwaardig dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] meenden dat de problemen tussen [verdachte] en haar man zouden verminderen dan wel verdwijnen wanneer [slachtoffer] door de mannen zwaar zou worden mishandeld na een zogenaamd nachtelijk ‘goed gesprek’ over zijn gedrag jegens zijn vrouw en kinderen.
Het hof stelt daarenboven vast dat voornoemde verklaringen omtrent [slachtoffer] “slechts” een lesje leren en het helpen van [verdachte] , weerlegging vinden in de tot het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 2] inhoudende dat [slachtoffer] die nacht niet in de gaten had dat ze hem kwamen vermoorden.
In dat licht volgt de rechtbank evenmin de stelling van [verdachte] dat zij in de veronderstelling verkeerde dat [betrokkene 2] enkel een goed gesprek kwam voeren met haar man. Onaangekondigd een woning binnenkomen om één uur ’s nachts, past niet in dat scenario. Daarbij zou een dergelijk gesprek met een vreemde man, onder die omstandigheden, de problemen voor [verdachte] alleen nog maar groter hebben gemaakt. Immers zou [slachtoffer] dan geweten hebben dat zijn vrouw tegenover vreemde personen over hem had geklaagd, hetgeen volgens [verdachte] in hun cultuur als zeer ongepast wordt ervaren.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] met voorbedachte raad hebben gehandeld.
ad B: Wat is er in de woning gebeurd? Hoe is het slachtoffer overleden?
Net als de voorbereiding, gaat de uitvoering van het plan gepaard met diverse versies van de verdachten over wat er gebeurd zou zijn. En ook in dit geval is het [betrokkene 2] die als eerste een verklaring heeft afgelegd over wat er in de woning van het slachtoffer zou zijn gebeurd. Een verklaring die hij nadien dan wel weer op essentiële onderdelen wijzigde. [verdachte] heeft eerst als getuige/nabestaande en later als verdachte, telkens wisselende verklaringen afgelegd, maar over hetgeen zich in de woning precies had afgespeeld, verklaarde ze lange tijd niet of nauwelijks. Pas op 2 november 2020 verklaarde zij uitgebreid wat er gebeurd zou zijn. [betrokkene 1] beriep zich lange tijd op zijn zwijgrecht. Eerst op 25 mei 2020 diende hij een schriftelijke verklaring in die als zijn verklaring heeft te gelden over wat gebeurd zou zijn. Geen verdachte, maar wel een getuige is [betrokkene 5] , de oudste dochter van [verdachte] en [slachtoffer] . Ook zij heeft verklaard wat zij gezien heeft of denkt gezien te hebben.
De rechtbank stelt vast dat op basis van de verklaringen die zich in het dossier bevinden en ter terechtzitting zijn afgelegd geen eenduidig beeld ontstaat over wat er in de woning is gebeurd en hoe het slachtoffer om het leven is gebracht. Daarom zal de rechtbank allereerst aansluiting zoeken bij het bewijs dat onafhankelijk van de verklaringen van de verdachten bestaat, te weten het forensisch onderzoek in de woning en het forensisch-medisch onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer. Die bieden immers objectieve handvatten over wat er in de woning is gebeurd en hoe het slachtoffer om het leven is gekomen.
[…]
Tussenconclusie: doodsoorzaak
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen en conclusies stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer is overleden als gevolg van de steekverwondingen in zijn borstkas. Bij het toebrengen van die steekverwondingen zijn immers diverse vitale organen geraakt. Voorts kan ook worden vastgesteld dat de hoofdletsels niet de primaire doodsoorzaak zijn, maar dat zij wel kunnen hebben bijgedragen aan de dood, door bijvoorbeeld het optreden van functiestoornissen.
Over de mogelijkheid van verstikking: Hoewel zulks gepaard kan gaan zonder zichtbare verschijnselen, zijn er volgens de forensisch patholoog geen aanwijzingen dat het slachtoffer verstikt is. Voor zover toch sprake is geweest van het smoren van de mond en/of neus kan dat wel hebben bijgedragen aan het overlijden. Primaire doodsoorzaak blijft evenwel de in totaal acht steekverwondingen op de borstkas. Zowel de patholoog als de radioloog hebben aanvullende rapportages uitgebracht, waarin zij diverse vragen beantwoorden. Die rapportages bieden evenwel geen andere inzichten dan de initiële bevindingen.
Hoe is het slachtoffer aan die verwonding gekomen?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe, en zo mogelijk door wie, die letsels zijn toegebracht. De verdachten [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [verdachte] verklaren hierover incompleet, wisselend en tegenstrijdig. Aldus zal de rechtbank ook voor de beantwoording van deze vragen allereerst aansluiting zoeken bij objectieve bevindingen, zoals die van het team forensische opsporing (FO).
[…]
Tussenconclusie: geweldshandelingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen en interpretaties van de FO, mede gezien in het licht van rapportages van de patholoog en radioloog, stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van twee (hoofd)momenten van geweld. Ten eerste achter in de woonkamer, nabij de bank en schuifpui. Vervolgens in de hal bij de voordeur. Gelet op wat verbalisant Klemm ter terechtzitting heeft verklaard, gaat de rechtbank ervan uit dat het merendeel van de steekverwondingen in de hal bij de voordeur is toegebracht en niet al eerder achter in de woonkamer. Dat maakt ook dat de bloedsporen in de woonkamer grotendeels te herleiden zijn naar de geweldsinwerkingen op het hoofd van het slachtoffer. Kortom: De rechtbank gaat ervan uit dat het slachtoffer meermalen met een of meer voorwerpen op zijn hoofd en lichaam is geslagen en dat hij is neergestoken waarbij het grootste deel van de steekverwondingen bij de voordeur zijn toegebracht.
Wie heeft wat gedaan?
Voor zover het de feitelijke gebeurtenissen in deze zaak betreft, ziet de rechtbank zich tot slot voor de vraag gesteld wie wat heeft gedaan voorafgaand en na het overlijden van [slachtoffer] . Wederom constateert de rechtbank dat de verklaringen hierover divers, tegenstrijdig en incompleet zijn. Aanvankelijk verklaarde [betrokkene 2] dat hij [slachtoffer] meermalen gestoken heeft, zowel in de woonkamer als bij de voordeur, later gaf hij aan dat niet hij, maar [betrokkene 1] het mes had gehanteerd. [verdachte] stelde dat zij, staande op de trap, gezien heeft dat [betrokkene 1] de steken bij de voordeur heeft toegebracht: [betrokkene 5] heeft echter ook verklaard dat zij staande op de trap dan wel de overloop het steken bij de voordeur heeft gezien maar heeft daarbij niet aangegeven dat haar moeder daar op dat moment ook was. Desalniettemin stelt de rechtbank ook vast dat wederom de eerste verklaringen van [betrokkene 2] , afgelegd snel na zijn aanhouding en zonder dossierkennis, (grotendeels) in lijn met de bevindingen van het forensisch onderzoek zijn.
Zo verklaarde [betrokkene 2] op 3 juli 2018 onder meer als volgt:
En toen was de dag van aankomst gekomen, zijn we er heen gegaan, zij heeft de deur opengemaakt, die stond op een kier en hij zat op de bank. Zij stond boven (...).
Nou, hij zat daar, nou zat ‘ie, lag hij languit op de bank. Nou toen hebben we hem een beetje overrompeld met pistolen wat het niet deden. Ik wist dat, [betrokkene 1] wist dat niet, die dacht dat alles het zou doen, die deden het dus echt niet.
We hadden ook een gitaartas bij ons, daar zat een knuppel in en zo wat allemaal. En voorin zat ook een mes en de tie-wraps, en de handschoentjes, de handboeien. Die hebben we hem omgedaan, hebben we tape om zijn mond proberen te doen en nog eens om zijn handen.
Toen heb ik tegen [betrokkene 1] gezegd blijf jij boven. (...)
Ik ben met hem gaan praten over zijn criminele vrienden, ik ben de namen daarvan vergeten, van de moskee, dat daar de laptops en die handy’s en zo wat allemaal. En dat ook laptops, handy’s naar Afrika werden gestuurd. Daarna is het gesprek gekomen over dat hij zijn vrouw slaat en dit en dat. Toen begon hij Frans te praten en toen begon hij naar boven te roepen. Toen heb ik een klap moeten geven.
Toen kwam zij naar beneden gerend, heb ik haar weer teruggestuurd. Ik zei: “ [betrokkene 1] hou haar hier weg.” Nou, ik wil naar de tas gaan en de knuppel pakken. Ik denk “die sla je de polsen over die smeerlap.” Hij was niet zo’n aangenaam ventje, maar dat straalde hij ook uit. Ik loop naar die tas toe, ik draai mij om en hij staat op van die bank en trekt zo achter alles los en toen kwam hij op mij af.
Ik had gelukkig toen al dat mes in de handen, ik weerde me nog. Toen haalde hij met een zwaai uit. Ik moest bukken. En toen trapte hij tegen mijn kapotte been aan, nou bij mij ging gewoon het licht uit, ik dacht dat ik weer een hartinfarct kreeg. Ik stond gewoon als op slot. Ik heb alleen nog [betrokkene 1] kunnen roepen en die is hem toen om de hals gevlogen en heeft hem naar achteren getrokken.
Toen kreeg ik opeens weer lucht, maar ik zag wel een waas. [betrokkene 1] zei: “ [betrokkene 2] doe iets, doe iets want hij is te sterk.” Hij was een beer van een vent. En toen kwam hij toch met [betrokkene 1] op zijn rug op mij afgelopen. Ik zei: “ [betrokkene 1] ga naar die vrouw” want die wou weer naar beneden komen en “hou die kinderen hier weg.” Ik hoorde wel kinderstemmen opeens.
Nou, toen overal waar ik liep kwam hij voor mij lopen, en zwaaien maken, heeft mij ook een paar keer flink op de armen geraakt en een paar keer goed...gelukkig niet in het gezicht. Omdat ik vroeger gebokst heb, kon ik hem nog redelijk goed ontwijken. Maar dat been dat had ik gehad. Daar liep ik te strompelen, dat was...ja, hoe kom ik hier weg. Hij bleef op me afkomen. Ik probeerde naar de voordeur... Bij de voordeur hoorde ik boven iets en [betrokkene 1] ... Het is allemaal langs mij afgegaan.. Ik wou weg, met [betrokkene 1] , ik wou weg.
En toen is hij door een paar steken bij de voordeur afgezakt. Is hij op de grond gevallen. (...)
We hebben de tas gepakt, spullen gepakt en zijn we via achterom weggegaan. De vrouw is naar beneden gekomen en heeft meegeholpen met de rotzooi bij elkaar te ruimen en ons de deur uit... (...) Die was spullen bij elkaar aan het zoeken met [betrokkene 1] . Die tie-wraps en... noem maar op, die spullen die we allemaal mee hebben genomen. Er zijn ook spullen uit de woning meegenomen. Die handy had de vrouw van het slachtoffer meegegeven en zo wat allemaal. Vernietigd allemaal, want daar staan zijn dinges op.
(...)
Wij hadden de auto een straat verder gezet en bij de garageboxen gewacht totdat wij een seintje kregen dat we binnen konden komen. De voordeur was al door haar op een kiertje gezet. Ik ging de woning binnen via de voordeur. Daar is dan een glazen deur en kon je de woonkamer in kijken. Hij zat of lag op de bank. Zij stond boven. Ik heb haar gezien toen ik binnen kwam en heb nog gezegd boven te blijven. [slachtoffer] kwam een beetje recht en begon meteen in het Frans te roepen. Ik versta geen Frans, [betrokkene 1] ook niet. Ik had het pistool in de handen en zei zwijgen en dit en dat. En toen hoorde ik haar naar dinges.. begonnen ze tegen elkaar iets te zeggen. Ik zeg: “ [betrokkene 1] , vastbinden.” Toen hebben we hem vastgebonden. Met de handboeien en tie-wraps. (...) Hij had niet in de gaten dat wij hem kwamen vermoorden nee.
Verder verklaarde [betrokkene 2] op 7 augustus 2018 nog het volgende:
Toen ze naar beneden kwam begon hij Frans te spreken. Toen heb ik hem een tik gegeven, een flinke tik, omdat ik hem niet kon verstaan en om hem bij de les te houden. Ik sloeg met mijn vuist. Uh nee de onderkant van het pistool. Tegen zijn slaap, jukbeen links. Het was met de onderkant van het pistool of de muis van de hand. Ik weet het niet. (...) Toen ik die tik gaf, zei [betrokkene 1] : “wow.”
De op de terechtzitting van 25 mei 2020 overgelegde (schriftelijke) verklaring van [betrokkene 1] , waarvan hij ter terechtzitting heeft bevestigd dat die daadwerkelijk zijn verklaring behelst, houdt - onder meer - het volgende in:
De dag dat het zou gebeuren, haalde [betrokkene 2] mij op met een auto. (...) Toen zijn we richting dat huis gereden en hebben we in de buurt de wagen geparkeerd en zijn we te voet verder naar het huis gelopen. De vrouw heeft toen we bij de garages waren contact met [betrokkene 2] onderhouden via sms’jes Ze zou de deur op een kier open laten, waardoor we het huis binnen konden gaan. Toen we de hal betraden, stond er een vrouw op de trap ons op te wachten en vertelde ons dat haar man in de huiskamer was en wees ernaar. Toen zijn [betrokkene 2] en ik de huiskamer ingegaan. (...) [betrokkene 2] bedreigde de man (...). Na het gesprek bonden we die man samen vast op een stoel met tape en tie-wraps waarna [betrokkene 2] mij weer naar de hal stuurde, (...) Toen ik richting de hal liep, hoorde ik dat die man zich los brak, van de stoel en toen ik mij omdraaide, zag ik dat die man op [betrokkene 2] afstormde en die twee in een gevecht verwikkeld waren.
Deze verklaring van [betrokkene 1] behelst over het einde van het incident nog het volgende:
De vrouw stond beneden aan de trap met twee plastic tassen in haar hand. Ik zei tegen [betrokkene 2] dat we weg moesten gaan. [betrokkene 2] , ik en die vrouw gingen de huiskamer in. De vrouw deed spullen in die twee tassen. [betrokkene 2] was toen in de keuken. De vrouw gaf mij die twee, tassen en maakte de achterdeur naar de tuin open. Ik zei weer tegen [betrokkene 2] dat we moesten gaan en we zijn toen via de achterkant naar buiten gegaan.
Conclusie
Op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] stelt de rechtbank het volgende vast:
- [betrokkene 2] en [betrokkene 1] zijn gezamenlijk naar de woning van het slachtoffer gegaan en hebben na akkoord van [verdachte] via de door [verdachte] opengelaten voordeur de woning betreden.
- Op dat moment was [verdachte] ook in de woning aanwezig en wees zij de verdachten naar haar man die zich toen in de woonkamer bevond.
- [betrokkene 2] en [betrokkene 1] overrompelden [slachtoffer] en confronteerden hem, waarbij [betrokkene 2] hem (naar alle waarschijnlijkheid) met de kolf van het pistool tegen zijn gezicht sloeg.
- [betrokkene 2] en [betrokkene 1] bonden [slachtoffer] met tape vast op een stoel.
- Op enig moment wist [slachtoffer] los te breken, waarna een gevecht ontstond tussen [slachtoffer] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , waarbij in ieder geval - toen [slachtoffer] al in elkaar was gezakt bij de voordeur - is gestoken.
- Vervolgens is [slachtoffer] aan zijn lot overgelaten.
- [verdachte] hielp mee met opruimen, heeft [betrokkene 1] en [betrokkene 2] nog spullen meegegeven en de achterdeur/schuifpui voor [betrokkene 2] en [betrokkene 1] geopend.
De verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] dat [verdachte] meehielp met opruimen en nog spullen meegaf, vinden bevestiging in de omstandigheid dat de telefoon van [slachtoffer] niet is aangetroffen in de woning en dat ook de gsm met het prepaid Lebara kaartje in gebruik bij [verdachte] (waarmee [verdachte] en [betrokkene 2] onderling contact onderhielden) niet is aangetroffen. De rechtbank realiseert zich dat de vaststellingen zoals hiervoor weergegeven geen volledig beeld geven van wat er in de woning is gebeurd. Ook realiseert de rechtbank zich dat de verdachten wel degelijk meer hebben verklaard dan wat hiervoor is opgenomen. Wat de diverse verdachten méér hebben verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank echter niet zonder meer overtuigend.
Zo verklaarde [betrokkene 2] in eerste instantie dat hij de persoon is geweest die alle steekverwondingen heeft toegebracht. Hij verklaarde daarbij over meerdere episodes van (rake) steken, zowel in de woonkamer als bij de voordeur. Dat lijkt evenwel niet in lijn met de bevindingen van de forensische opsporing. In dat scenario zou meer bloed verwacht mogen worden in de woonkamer. Uitgaande van dat scenario is het ook opvallend dat er geen bebloede schoenafdrukken vanuit de hal richting de woonkamer werden aangetroffen die mogelijk afkomstig zijn van [betrokkene 2] , terwijl wel dergelijke afdrukken zijn aangetroffen die mogelijk te herleiden zijn naar [betrokkene 1] (zie pg. 3379-3385).
In zijn tweede versie (zie o.a. pg. 3364-3369) verklaarde [betrokkene 2] dat niet hij heeft gestoken, maar dat iemand anders dat heeft gedaan: [betrokkene 1] of wellicht zelfs [verdachte] . Ook voor die verklaring geldt weer dat [betrokkene 2] spreekt over meerdere episodes van steken, met ook weer meerdere steken in de woonkamer. Ook dat lijkt niet te passen in de bevindingen van de forensische opsporing. Bovendien maakt ook deze plotselinge ommezwaai van [betrokkene 2] in zijn verklaring dat de rechtbank terughoudend is bij de waardering van die verklaring. [betrokkene 2] heeft wel een verklaring gegeven voor zijn wisseling. Namelijk dat hij eerder uit schuldgevoel jegens [betrokkene 1] alle schuld op zich had genomen en daarop terug kwam toen [betrokkene 1] geen verantwoordelijkheid nam en [betrokkene 2] achter zijn rug om zwart zou maken. Dat zou inderdaad best een reden kunnen zijn om nu daadwerkelijk open kaart te spelen; evenzo zou dat een reden kunnen zijn om een ander meer te belasten of de eigen rol te minimaliseren. Voor beide versies blijft evenwel gelden dat die onvoldoende steun vinden in het forensisch bewijs.
[betrokkene 1] verklaarde dat [betrokkene 2] alle steekverwondingen heeft toegebracht. [betrokkene 1] heeft zich echter bijna twee jaren op zijn zwijgrecht beroepen en daarna volstaan met een schriftelijke verklaring, die feitelijk niet meer inhield dan een zeer summiere bevestiging van enkele omstandigheden die ook op grond van het dossier konden worden vastgesteld. Temeer nu [betrokkene 1] op verdiepingsvragen geen antwoord wilde geven, mist ook die verklaring naar het oordeel van de rechtbank overtuigingskracht als het gaat om de discrepanties tussen de verschillende verklaringen.
[verdachte] heeft lange tijd niet, dan wel -zoals zij zelf heeft erkend- leugenachtig verklaard over wat er in de woning is gebeurd. Pas in november 2020 heeft zij daarover naar eigen zeggen openheid van zaken gegeven. Zij wees daarbij [betrokkene 1] aan als de persoon die het slachtoffer bij de voordeur zou hebben neergestoken. Ook deze verklaring ontbeert naar het oordeel van de rechtbank overtuigingskracht, onder meer gelet op haar eerdere wisselende en vage verklaringen, het lange tijdsverloop en haar beschermende houding ten opzichte van [betrokkene 2] , die zij naar eigen zeggen ziet als een vaderfiguur, haar enige vertrouwenspersoon in een voor haar moeilijke tijd.
Dus, als het gaat om de steekverwondingen: [betrokkene 2] belast eerst zichzelf en vervolgens [betrokkene 1] of [verdachte] . [betrokkene 1] zwijgt, ontkent en zwijgt nog meer. [verdachte] liegt, draait, beschermt [betrokkene 2] en belast [betrokkene 1] . Geen twee van al de versies passen bij elkaar en bij de bevindingen van het forensisch onderzoek. Daarom acht de rechtbank al die verklaringen die meer details bevatten dan wat de rechtbank hiervoor als bewijs heeft opgenomen, niet overtuigend. De rechtbank zal dus niet vaststellen wie de dodelijke steekverwondingen heeft toegebracht. Ook de verklaring van [betrokkene 5] , (oudste dochter van [verdachte] en [slachtoffer] ) zal de rechtbank daarvoor niet gebruiken. Haar verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank met teveel vraagtekens omgeven om als bewijs te kunnen gebruiken in deze zaak, zij het dat zij vanaf het begin heeft verklaard dat zij heeft gezien dat haar vader bij de voordeur is neergestoken. Een verklaring die spoort met de eerdere verklaringen van [betrokkene 2] en de bevindingen van het FO.
Daar komt nog bij dat geen van de verklaringen die zijn afgelegd, het aanzienlijke hoofdletsel bij het slachtoffer verklaren. De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat het slachtoffer, voorafgaand aan de fatale steken bij de voordeur, al weerzinwekkend afgetuigd is in de woonkamer. Er zijn meerdere breuken van de schedel en het gelaat geconstateerd, waarbij sprake moet zijn van minimaal zes geweldsinwerkingen. Verder zijn nog rode strepen van ca. 23 cm op de borstkas geconstateerd. Vuistslagen in een een-op-een gevecht, zoals door [betrokkene 2] aangegeven, bieden daarvoor geen afdoende verklaring. Het slaan met voorwerpen, zoals een knuppel wel. De reden is onbekend, wellicht schaamte dat het slachtoffer - terwijI hij mogelijk vastbonden zat op een stoel - kort gezegd zwaar mishandeld is, maar niemand heeft verklaard hoe het slachtoffer aan dit letsel is gekomen, terwijl dat hoofdletsel gelet op de bevindingen van het bloedsporenonderzoek, naar alle waarschijnlijkheid is toegebracht in de woonkamer voorafgaand aan de fatale steken bij de voordeur.
Concluderend kan de rechtbank wel vaststellen dat [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [verdachte] aanwezig waren in de woning gedurende de momenten dat het slachtoffer vastgebonden is geweest, zijn hoofd is ingeslagen en hij werd neergestoken. Voor een scenario dat iemand anders dan deze drie verdachten daarvoor verantwoordelijk is, biedt het dossier geen aanknopingspunten.
ad C: De verdachten. Medeplegers?
Ondanks dat de rechtbank niet precies kan vaststellen wie welke handelingen in de woning heeft verricht, kan wel worden vastgesteld dat [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] als enigen - naast [slachtoffer] en de kinderen - in de woning aanwezig waren toen een explosie van geweld op [slachtoffer] werd toegepast en het door hen beoogde doel werd bereikt. De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld of de verdachten als medeplegers zijn aan te merken van de moord op [slachtoffer] .
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
[…]
Ten aanzien van [verdachte] stelt de rechtbank voorop dat ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), sprake kan zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] het volgende af. [betrokkene 2] is gevraagd om [slachtoffer] te vermoorden. Hij was daartoe bereid omdat [verdachte] hem daarvoor een bedrag van € 60.000,- als beloning had toegezegd en [betrokkene 2] het, naar aanleiding van de door [verdachte] aan hem vertelde verhalen over [slachtoffer] , dat graag deed bij “iemand die zo smerig is”. Samen met [betrokkene 2] heeft [verdachte] een plan tot in detail gemaakt. Zij bepaalde de dag waarop het moest gebeuren en zorgde dat de kinderen naar bed waren. Vlak voor de uitvoering heeft [verdachte] [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ingeseind dat de weg vrij was om het plan tot uitvoering te brengen. Hiertoe heeft zij de voordeur op een kier gezet. Nadat [slachtoffer] dodelijk gewond bij de voordeur lag, heeft [verdachte] de woonkamer opgeruimd, tassen met spullen meegegeven om te vernietigen en de vlucht voor [betrokkene 2] en [betrokkene 1] makkelijk gemaakt door de achterdeur/schuifpui te openen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] is, komen vast te staan. Hoewel onbekend is gebleven of en zo ja, welke, bijdrage [verdachte] heeft geleverd aan het concrete geweld op [slachtoffer] , is haar bijdrage van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen ook ten aanzien van [verdachte] bewezen.”
3.3
Verder heeft het hof de bewijsvoering van de rechtbank aangevuld met de volgende overwegingen:
“De verdediging heeft ook in hoger beroep bepleit dat het hof de verdachte integraal vrijspreekt van het tenlastegelegde. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw - op gronden als verwoord in de pleitnota - in de kern aangevoerd dat:
a. de herkenning van de map met de (financiële) bescheiden door [betrokkene 2] onbetrouwbaar is;
b. er alternatieve scenario’s bestaan;
c. de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] onbetrouwbaar zijn.
Het hof overweegt - naast hetgeen de rechtbank hieromtrent reeds heeft overwogen - als volgt.
Ad a.
Nu het hof de herkenning van de map met de (financiële) bescheiden door [betrokkene 2] niet tot het bewijs bezigt, behoeft dit verweer geen verdere bespreking.
Ad b.
De door de verdediging opgeworpen alternatieve scenario’s vinden hun weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen, zodat ook de verweren die daarop betrekking hebben geen bespreking behoeven.
Ad c.
Het betoog van de raadsvrouw in haar pleitnota dat de medeverdachte [betrokkene 2] tijdens zijn eerste verhoor van 3 juli 2018 niet rept over de verdachte berust op een onjuiste lezing van die verklaring waarin hij juist nadrukkelijk heeft verklaard dat hij door de verdachte is gevraagd haar man te vermoorden. Dat geldt ook voor de medeverdachte [betrokkene 1] . Nadat hij zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht heeft beroepen, heeft hij in de door hem ter terechtzitting van 25 mei 2020 overgelegde schriftelijke verklaring verklaard over de rol van de verdachte. Deze schriftelijke verklaring is door [betrokkene 1] als getuige op de terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 november 2022 vervolgens vrijwel geheel bevestigd en aangevuld. Het hof heeft dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die laatste verklaring omdat [betrokkene 1] in de kern consistent verklaard over de rol van de verdachte en, zoals reeds eerder overwogen, zijn verklaring bevestiging vindt in overige bewijsmiddelen.
Dat de verklaringen van de medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1] uiteenlopen ten aanzien van de vraag wie van de twee aan [slachtoffer] de dodelijke steekverwondingen en de slagverwondingen heeft toegebracht (hetgeen ook de rechtbank in haar overwegingen heeft betrokken) betekent niet dat die verklaringen, voor zover het de rol van de verdachte betreft, niet geloofwaardig, of betrouwbaar zouden zijn. De verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] zijn juist in grote lijnen consistent met betrekking tot de reden dat [slachtoffer] moest worden “aangepakt” (omdat de kinderen en de verdachte door [slachtoffer] slecht werden behandeld), de geldelijke vergoeding (uit de verkoop van de woning), de sms-contacten tussen [betrokkene 2] en de verdachte de bewuste nacht voorafgaand aan het incident, de voordeur die door de verdachte op een kier was gezet en het wijzen door de verdachte naar de woonkamer waar [slachtoffer] op de bank zat. En tot slot dat de verdachte na het “incident” [betrokkene 2] een kus heeft gegeven en daarna [betrokkene 2] en [betrokkene 1] via de achterdeur/schuifpui naar buiten heeft gelaten. Dat in de visie van de raadsvrouw ten onrechte niet het deugdelijk functioneren van de achterdeur/schuifpui is onderzocht, zodat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] voor het openen hiervan niet de hulp de verdachte nodig hebben gehad, maakt het vorenstaande niet anders.
In hetgeen de raadsvrouw overigens nog heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat bedoelde verklaringen onbetrouwbaar zijn ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen en verwijst daartoe naar hetgeen daaromtrent reeds is overwogen.
Aan de stelling van de raadsvrouw dat de wijze waarop de verhoren van [betrokkene 2] hebben plaatsgevonden ertoe heeft geleid dat deze in strijd met de waarheid over de verdachte heeft verklaard (ook omdat hij zich -mede daardoor- een bepaalde rol toebedacht zou hebben) gaat het hof voorbij, nu dit slechts op een aanname berust en het hof daarvoor in het dossier geen aanwijzingen heeft gevonden.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.”

4.Het eerste middel

4.1
Het middel houdt in de kern in dat het hof de onschuldpresumptie als bedoeld in art. 6 lid 2 EVRM en art. 14 lid 2 IVBPR heeft geschonden, doordat de voorzitter van het hof heeft medegedeeld dat de kwestie dat de behandelend advocaat-generaal dezelfde persoon is als de officier van justitie in eerste aanleg, het gerechtshof niet aangaat.
4.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 december 2021 houdt onder meer het volgende in:
“De raadsvrouw deelt vervolgens mede:
[…] Ik zou graag nog de kwestie aan de orde willen stellen over de -in de visie, van de verdediging- onwenselijkheid van de situatie dat de behandelend advocaat-generaal dezelfde persoon is als de officier van justitie in eerste aanleg.
De voorzitter deelt mede:
Deze kwestie gaat het hof niet aan. De advocaat-generaal heeft in zijn brief d.d. 8 november 2021 te kennen gegeven dat hij als behandeld advocaat-generaal aan deze zaak verbonden zal blijven.”
4.3
Ik meen dat deze mededeling van de voorzitter van het hof moet worden beschouwd als een rechterlijke handeling, waartegen geen cassatieberoep openstaat. [2] Reeds daarop stuit de klacht af.
4.4
Het middel faalt.

5.Het tweede middel

5.1
Het middel behelst de klacht dat het oordeel van het hof dat sprake is van medeplegen onbegrijpelijk en/of ontoereikend is gemotiveerd.
5.2
De door het hof overgenomen en gedeeltelijk aangepaste bewijsoverwegingen van de rechtbank zijn hierboven, onder 4.2, al weergegeven.
5.3
De steller van het middel voert in de schriftuur aan dat “een veroordeling voor medeplichtigheid meer voor de hand ligt dan voor medeplegen”, gelet op de volgende – door mij samengevatte – argumenten:
(i) Uithuilen over mishandelingen en radicalisering is geen strafbare gedraging, zelfs niet wanneer die mishandelingen en radicalisering groter worden gemaakt dan deze zijn;
(ii) Er is geen wettig bewijsmiddel waaruit blijkt dat het uithuilen opzettelijk is gedaan om [betrokkene 2] aan te zetten [slachtoffer] dood te maken;
(iii) Het in het vooruitzicht stellen van een beloning levert geen medeplegen op, maar uitlokking;
(iv) Er is geen bewijsmiddel waaruit blijkt dat [betrokkene 2] samen met de verdachte tot in detail een plan heeft gemaakt;
(v) Het bepalen van de dag waarop “het” moest gebeuren levert geen medeplegen op, maar een inlichting in de zin van medeplichtigheid;
(vi) Het naar bed brengen van de kinderen is geen relevante omstandigheid;
(vii) Het inseinen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] en het op een kier zetten van de deur levert geen medeplegen op, maar behulpzaamheid in de zin van medeplichtigheid;
(viii) Het opruimen van de woonkamer, het meegeven van tassen met spullen om te vernietigen en het openen van de achterdeur/schuifpui om de vlucht te vergemakkelijken, valt onder behulpzaamheid in de zin van medeplichtigheid.
5.4
Het juridisch kader met betrekking tot medeplegen kan wat mij betreft bekend worden verondersteld. Ik volsta daarom met een verwijzing naar een recente uitspraak van de Hoge Raad waarin dit kader is herhaald. [3]
5.5
De argumenten (i) en (ii) gaan evident niet op, niet in de laatste plaats omdat de door het hof aangepaste bewijsoverwegingen van de rechtbank met betrekking tot het medeplegen niets inhouden over “uithuilen over mishandelingen en radicalisering”. Het hof heeft de passage waarin uithuilen over mishandelingen en radicalisering wordt genoemd, geschrapt uit de bewijsoverwegingen van de rechtbank. [4]
5.6
Argument (iv) overtuigt evenmin. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met [betrokkene 2] tot in detail een plan heeft gemaakt. Die feitelijke vaststelling acht ik niet onbegrijpelijk in het licht van de volgende voor het bewijs gebruikte verklaringen: “Na een paar keer ben ik erbij geroepen en is mij gevraagd om [slachtoffer] te vermoorden. […] Ik heb met [verdachte] veel gesprekken gehad in de natuur. [betrokkene 3] heeft simlockvrije mobieltjes voor ons geregeld waar ik en [verdachte] onderling contact mee hadden.” [5] , “ [verdachte] was er niet blij mee dat het thuis zou gebeuren met de kinderen in huis, maar er zat niks anders op. [verdachte] zei dat het die avond moest gebeuren, omdat hij thuis zou zijn. […] Aan die vrouw vroeg ik ‘als wij hem pijnigen, wil je daar dan zelf ook aan meedoen?’ Daarop heeft ze ‘ja’ gezegd.” [6] , “Die vrouw had zoveel ideeën namelijk, met het lijk naar België of Duitsland. Het mocht niet thuis gebeuren en vooral niet met de kinderen erbij. Het moest verstopt worden. Ze zei dat hij niet herkenbaar moest zijn als hij gevonden werd.” [7] en “Hier hebben we bij elkaar gezeten en zij hebben een plan de campagne gemaakt. Die telefoons heb ik [betrokkene 2] gegeven. Die had hij nodig om te communiceren. Of dat nou met haar was. Ik nam het aan van wel.” [8]
5.7
Ook overige argumenten (iii, v, vi, vii en viii) treffen geen doel. De steller van het middel gaat hierbij steeds in op één van de gedragingen die in de bewijsoverweging over het medeplegen zijn genoemd. Telkens wordt betoogd dat die gedraging geen medeplegen oplevert. Daarmee wordt mijns inziens miskend dat het hof de gedragingen niet geïsoleerd heeft beschouwd, maar op grond van alle genoemde gedragingen in onderling verband en samenhang bezien heeft geoordeeld dat sprake is van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
5.8
Het oordeel van het hof dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 1] is komen vast te staan, acht ik niet onbegrijpelijk. Daarbij neem ik het volgende in aanmerking. In de bewijsoverwegingen ligt als vaststelling besloten dat sprake was van een gezamenlijk plan van onder anderen de verdachte en [betrokkene 2] om [slachtoffer] te vermoorden, evenals dat de verdachte de dag heeft bepaald waarop dit moest gebeuren. Voor wat betreft de rol van de verdachte in fase vlak voor de uitvoering van het delict, heeft het hof vastgesteld dat de verdachte ervoor zorgde dat de kinderen naar bed waren, dat zij [betrokkene 2] en [betrokkene 1] heeft ingeseind dat de weg vrij was om het plan tot uitvoer te brengen en dat zij de voordeur op een kier heeft gezet. Voorts heeft het hof met betrekking tot de rol van de verdachte in de afhandeling van het delict vastgesteld dat zij de woonkamer heeft opgeruimd, tassen met spullen heeft meegegeven om te vernietigen en de vlucht voor [betrokkene 2] en [betrokkene 1] gemakkelijk heeft gemaakt door de achterdeur/schuifpui te openen. Het oordeel van het hof dat de bijdrage van de verdachte van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen, is daarmee wat mij betreft niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
5.9
Het middel faalt.

6.Het derde middel

6.1
Het middel komt op tegen de bewezenverklaring. Aangevoerd wordt dat het oordeel van het hof dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs tekortschiet, althans onbegrijpelijk is gemotiveerd.
6.2
Ter onderbouwing van zijn standpunt brengt de steller van het middel de volgende – in mijn woorden samengevatte – klachten naar voren:
(i) Het vonnis wordt voorafgegaan door een “disclaimer” over de betrouwbaarheid, hetgeen de vraag oproept of dan wel sprake kan zijn van wettig en overtuigend bewijs;
(ii) Het hof heeft tot twee keer toe vastgesteld dat de verklaring van [betrokkene 2] over het “hoogtepunt van de gebeurtenis” niet in lijn is met de bevindingen van de forensische opsporing;
(iii) Het voorbeeld dat het hof geeft ter motivering van zijn oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 2] bruikbaar zijn, te weten dat [betrokkene 2] betrouwbaar heeft verklaard over een map met daarin de hypotheek- en eigendomsakte van de woning van [slachtoffer] en de verdachte, is niet overtuigend;
(iv) De verklaring van de medeverdachte [betrokkene 1] zou gezien art. 341 lid 3 Sv alleen in zijn eigen zaak als wettig bewijs gebruikt mogen worden;
(v) De verklaring van de getuige [betrokkene 4] is een gissing in plaats van een waarneming, aangezien zij verklaart over wat zij van haar partner meent te hebben vernomen.
6.3
Bij de beoordeling van het middel stel ik het volgende voorop. Het is vaste rechtspraak dat het aan de feitenrechter is om te bepalen wat hij van het beschikbare bewijsmateriaal betrouwbaar en bruikbaar acht en aan welk bewijsmateriaal hij geen waarde toekent. Deze beslissingen over de selectie en waardering van het bewijsmateriaal hoeven in beginsel niet te worden gemotiveerd. De feitenrechter kan bij de beoordeling van het beschikbare bewijsmateriaal onder andere betekenis toekennen aan de onderlinge samenhang van dit bewijsmateriaal en de mate waarin het steun vindt in ander bewijsmateriaal. [9] In cassatie kan niet worden beoordeeld of de feitenrechter de feiten juist heeft vastgesteld. [10] Wel kan de Hoge Raad onderzoeken of de conclusies van feitelijke aard die de feitenrechter heeft getrokken uit de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vastgesteld, begrijpelijk zijn. [11]
6.4
De onder (i) en (ii) weergegeven klachten treffen geen doel. Dat het hof bepaalde (onderdelen van) verklaringen van [betrokkene 2] onbetrouwbaar en onbruikbaar heeft geacht, betekent niet dat het aan geen enkele verklaring van [betrokkene 2] waarde kon toekennen. De rechtbank heeft in de door het hof (grotendeels) overgenomen bewijsoverwegingen uitgebreid gemotiveerd waarom bepaalde verklaringen van [betrokkene 2] wel betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs zijn. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat deze verklaringen concreet en gedetailleerd zijn, in lijn zijn met de eerste uitgebreide verklaring van [betrokkene 2] die hij direct na zijn aanhouding op 3 juli 2018 heeft afgelegd en steun vinden in het strafdossier. Met betrekking tot dit laatste punt zijn drie voorbeelden gegeven. [12] Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de rechtbank aangevuld met een extra overweging over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 2] . In dat verband heeft het hof onder meer overwogen dat het feit dat de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] uiteenlopen ten aanzien van de vraag wie van de twee aan [slachtoffer] de dodelijk steekverwondingen en de slagverwondingen heeft toegebracht, niet betekent dat die verklaringen voor zover het de rol van de verdachte betreft, niet geloofwaardig of betrouwbaar zouden zijn, omdat de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] juist in grote lijnen consistent zijn met betrekking tot de reden dat [slachtoffer] moest worden “aangepakt”, de geldelijke vergoeding, de sms-contacten tussen [betrokkene 2] en de verdachte de bewuste nacht voorafgaand aan het incident, de voordeur die door de verdachte op een kier was gezet, het wijzen door de verdachte naar de woonkamer waar [slachtoffer] op de bank zat, dat de verdachte na het incident [betrokkene 2] een kus heeft gegeven en daarna [betrokkene 2] en [betrokkene 1] via de achterdeur/schuifpui naar buiten heeft gelaten. In het licht van deze motivering acht ik het niet onbegrijpelijk dat het hof bepaalde (onderdelen van) verklaringen van [betrokkene 2] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs heeft geacht.
6.5
De onder (iii) opgesomde klacht faalt alleen al omdat het hof dit voorbeeld heeft geschrapt uit de bewijsoverwegingen van de rechtbank.
6.6
Met de onder (iv) weergegeven klacht miskent de steller van het middel dat het voorschrift van art. 341 lid 3 Sv alleen geldt in gevallen waarin de zaken tegen meerdere verdachten gevoegd worden behandeld. [13] In dit geval is de zaak van de verdachte niet gevoegd behandeld met die van [betrokkene 1] en is art. 341 lid 3 Sv dus niet van toepassing. [14]
6.7
De als (v) aangeduide klacht faalt eveneens. Dit argument gaat eraan voorbij dat een verklaring waarin iemand aangeeft wat hij van een ander heeft vernomen (een zogenoemde de auditu-verklaring) wel degelijk een eigen waarneming betreft, namelijk een waarneming van wat die ander tegen hem of haar heeft gezegd.
6.8
Het middel faalt.

7.Het vierde middel

7.1
Het middel bevat – welwillend gelezen – de klacht dat het hof de verklaringen van de medeverdachte [betrokkene 2] voor het bewijs heeft gebruikt, terwijl de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen ten aanzien van deze medeverdachte.
7.2
Het hof heeft het verzoek van de verdediging tot het als getuige horen van [betrokkene 2] toegewezen op de terechtzitting in hoger beroep van 16 december 2021. Daarbij heeft het hof aangegeven dat deze getuige bij gelegenheid van de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting zal worden gehoord. Op de terechtzitting in hoger beroep van 10 november 2022 heeft het hof medegedeeld dat op grond van de overlijdensakte van 8 november 2022 is gebleken dat [betrokkene 2] op 24 mei 2022 is overleden. Het door het hof aangekondigde verhoor van [betrokkene 2] had toen nog niet plaatsgevonden.
7.3
Het hof heeft de verklaringen van [betrokkene 2] , die belastend zijn voor de verdachte, gebruikt voor het bewijs, terwijl de verdediging deze getuige in geen enkel stadium van de procedure heeft ondervraagd. [15] In het bestreden arrest heeft het hof geen overweging gewijd aan het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid met betrekking tot [betrokkene 2] . Zo heeft het hof zich niet uitgelaten over de aanwezigheid van een goede reden voor het niet horen van [betrokkene 2] , het gewicht van de door hem afgelegde belastende verklaringen in de bewijsconstructie en de vraag of er compenserende factoren zijn.
7.4
Bij de beoordeling van het middel is het juridisch kader van belang dat de Hoge Raad heeft uiteengezet in zijn arrest van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576. In mijn woorden samengevat, houdt dit kader in dat de rechter die een belastende verklaring van een niet-ondervraagde getuige voor het bewijs wil gebruiken, ambtshalve moet beoordelen of het gebruik van die verklaring voor het bewijs in overeenstemming is met het in art. 6 EVRM neergelegde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van de ‘overall fairness of the trial’. Bij die beoordeling spelen drie factoren een rol, die moeten worden gezien als communicerende vaten: 1) de aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de belastende getuige, 2) het gewicht van de verklaring van de getuige binnen de bewijsconstructie en 3) het bestaan van compenserende factoren voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige, waaronder ook procedurele waarborgen. Bij deze laatste factor gaat het er in de kern om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt. De Hoge Raad noemt als voorbeeld van compenserende factoren procedurele waarborgen, zoals de beschikbaarheid van een audiovisuele vastlegging van het verhoor van de getuige of het ondervragen van personen tegenover wie de getuige zijn of haar verhaal heeft gedaan of die anderszins feiten en omstandigheden waarop de getuigenverklaring ziet. [16] Bij de beoordeling in cassatie kan het van belang zijn of de feitenrechter zijn oordeel (nader) heeft gemotiveerd, [17] maar het ontbreken van een motivering leidt niet zonder meer tot cassatie. Het oordeel van het hof dat de procedure in haar geheel voldoet aan art. 6 EVRM kan ook worden ingelezen in de overwegingen van het hof. [18]
7.5
In de onderliggende zaak staat het buiten kijf dat er een goede reden was voor het niet kunnen ondervragen van [betrokkene 2] , te weten het feit dat hij al was overleden. [19] Voor wat betreft het gewicht van de verklaringen van [betrokkene 2] in de bewijsconstructie als geheel, geldt mijns inziens het volgende. De verklaringen van [betrokkene 2] zijn weliswaar omvangrijk, maar worden op voor de bewezenverklaring relevante onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo blijkt uit de verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] dat de verdachte aan [betrokkene 2] heeft gevraagd om [slachtoffer] te vermoorden nadat zij hem had verteld over haar huwelijksproblemen met [slachtoffer] , evenals dat de verdachte [betrokkene 2] geld uit de verkoop van haar huis in het vooruitzicht heeft gesteld. Verder bevestigen deze verklaringen dat de verdachte met [betrokkene 2] heeft afgesproken om een plan te maken. Dat [betrokkene 2] en [verdachte] de avond voor de moord telefooncontact hebben gehad, wordt voorts bevestigd door de telefonie- en mastverkeergegevens. De voor het bewijs gebruikte verklaringen van [betrokkene 1] die hij op 10 november 2022 ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd, bevestigen tot slot de verklaringen van [betrokkene 2] voor zover deze inhouden dat de verdachte op de avond van de moord de voordeur op een kier heeft gezet, dat zij aanwezig was in de woning, na afloop aan [betrokkene 2] en [betrokkene 1] twee tassen heeft gegeven om te vernietigen, de schuifpui heeft opengedaan en heeft geholpen spullen te pakken.
7.6
Bovendien blijkt uit het bestreden arrest – zoals bij de bespreking van het derde middel al is gebleken – dat het hof de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 2] heeft onderzocht in samenhang met het overige bewijsmateriaal. Ik verwijs kortheidshalve naar wat onder 6.4 is overwogen. Daarenboven is de medeverdachte [betrokkene 1] op de terechtzitting van 10 november 2022 wel door de raadsvrouw van de verdachte gehoord en blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 25 mei 2020 dat [betrokkene 2] is gehoord door de raadslieden van de medeverdachte [betrokkene 1] in aanwezigheid van de verdachte en haar raadsman. Tot slot blijkt uit het proces-verbaal in eerste aanleg van 22 februari 2019 dat alle politieverhoren van [betrokkene 2] zijn opgenomen en dat deze opnames zijn verstrekt aan de raadsman van de verdachte.
7.7
Gelet op het voorgaande, meen ik dat het in de overwegingen van het hof besloten liggende oordeel dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces, ondanks het ontbreken van de gelegenheid tot het ondervragen van [betrokkene 2] , niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigt en niet onbegrijpelijk is.
7.8
Het middel faalt.

8.Het vijfde middel

8.1
Het middel behelst de klacht dat het hof heeft verzuimd te reageren op het verzoek van de verdediging “om aan [betrokkene 1] een plattegrond of een Google-fotocollage te tonen, zodat hij de locatie kan aanduiden”.
8.2
In de schriftuur is toegelicht dat het verzoek waarop het middel betrekking heeft, is vervat in een e-mail van 14 november 2022. De steller van het middel verwijst in dat verband naar “Pleitnota bijlage 9”. Nu ik geen bijlage 9 met een dergelijke inhoud heb aangetroffen, begrijp ik dat de steller van het middel doelt op bijlage 19 van de pleitnota die de raadsvrouw van de verdachte heeft voorgedragen op de terechtzitting in hoger beroep van 24 november 2022. Deze bijlage bevat een e-mail met onder meer de volgende inhoud:
“Van: Smits Advocatuur
Verzonden: maandag 14 november 2022 09:43
Aan: Geuns, mr. L.H.M. (RP Den Bosch)
Onderwerp: betreft [verdachte] 20-2917-20
Edelgrootachtbare Heer AG,
[…]
Is het op uw vraag ter terechtzitting van donderdag jl, 10-11-2022, aan [betrokkene 1] of deze kan tonen waar de spullen, die hij begraven stelt te hebben, paspoort, twee telefoons en papieren ( en biljetten van 50 euro, die hij no…de [AG: woord onleesbaar] als zijnde de inhoud van de tas, die hem door [verdachte] zou zijn aangereikt) mogelijk dat aan [betrokkene 1] een plattegrond of een Google foto-collage wordt getoond, zodat hij de locatie van het begraven van deze spullen kan aanduiden?
[…]
Met vriendelijke groet,
mr. P.G.C.P. Smits”
8.3
Hieruit blijkt dat de verdediging in deze e-mail het verzoek slechts heeft gericht aan de advocaat-generaal. In de schriftuur is ook niet gesteld dat het verzoek is herhaald ten overstaan van het hof. De steller van het middel vermeldt slechts dat de advocaat-generaal op het verzoek zou hebben gereageerd met de opmerking dat hij nooit heeft toegezegd om naar spullen te gaan graven, maar dit uiteraard wel zal doen als het gerechtshof daartoe opdracht geeft. Gelet hierop, is geen sprake van een verzoek van de verdediging waarover het hof op grond van art. 330 Sv op straffe van nietigheid diende te beslissen.
8.4
Het middel faalt.
9. De middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
10. Ambtshalve merk ik op dat namens de verdachte cassatie is ingesteld op 27 december 2022. Dat betekent dat de Hoge Raad uitspraak doet nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Daarmee is de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM overschreden. Dit dient te leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf naar de gebruikelijke maatstaf.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Het arrest vermeldt met betrekking tot deze zin slechts: “Op pagina 6 van het vonnis, bij het bewijsmiddel ‘proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [betrokkene 2] d.d. 10 augustus 2018’ voegt het hof toe: […]”. Hieruit kan ik niet afleiden op welke plek het hof deze zin precies ingevoegd heeft.
2.Vgl. A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers,
3.Zie o.a. HR 9 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:3, r.o. 2.3.
4.In deze passage van de bewijsoverwegingen van de rechtbank wordt overigens ook niet gesteld dat uithuilen over mishandelingen en radicalisering een strafbare gedraging is.
5.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. 1ste verhoor verdachte [betrokkene 2] d.d. 4 juli 2018, pg. 330-332, i.c.m. de woordelijke uitwerking van dat verhoor, weergegeven in het proces-verbaal uitgewerkt 1ste verhoor [betrokkene 2] d.d. 12 juli 2020, pg. 333-354.
6.Proces-verbaal bevindingen tweede verhoor verdachte [betrokkene 2] d.d. 4 juli 2018, pg. 355-359, i.c.m. de woordelijke uitwerking van dat verhoor, weergegeven in het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 2] d.d. 10 juli 2018, pg. 360-377.
7.Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [betrokkene 2] d.d. 10 augustus 2018, pg. 390-399.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] d.d. 12 juli 2018, p. 726-737.
9.O.a. HR 26 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1303, r.o. 3.2 en HR 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:982, r.o. 3.3.
10.Vgl. A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers,
11.O.a. HR 26 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1303, r.o. 3.2 en HR 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:982, r.o. 3.3.
12.Eén van de door de rechtbank genoemde voorbeelden heeft het hof geschrapt en aangevuld.
13.Vgl. o.a. HR 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1883, r.o. 2.3.
14.In eerste aanleg is de zaak tegen de verdachte gelijktijdig, doch niet gevoegd behandeld met de zaak tegen [betrokkene 1] . In hoger beroep is evenmin sprake van een gevoegde behandeling, reeds omdat in de strafzaak tegen [betrokkene 1] het hoger beroep is ingetrokken.
15.Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 en 6 november 2020 bevindt zich niet bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Bij het ontbreken van deze stukken, moet het ervoor worden gehouden dat [betrokkene 2] op deze terechtzittingen niet is gehoord door de verdediging.
16.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576,
17.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576,
18.Vgl. o.a. HR 3 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1349, r.o. 2.5.2 en HR 29 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:402,
19.Zie EHRM 15 december 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1215JUD000915410 (Schatschaschwili t. Duitsland); EHRM 15 december 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:1215JUD002676605 en HR 3 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1349, r.o. 2.5.1.