3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich in deze zaak voor veel vragen gesteld, waarvan de belangrijkste zijn:
A. Met welke bedoelingen kwamen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] naar de woning van [verdachte] en het slachtoffer? Hadden zij het plan hem te vermoorden?
B. Wat is er in de woning gebeurd rondom het overlijden van het slachtoffer?
C. Welke rol had ieder van de verdachten in deze gebeurtenissen? Zijn zij, en zo ja in welke variant, schuldig?
De rechtbank stelt voorop dat de veelheid en diversiteit aan verklaringen, bevindingen en overige informatie maakt dat daarmee behoedzaam moet worden omgegaan. Zoals ook ter terechtzitting naar voren is gekomen, is op veel bewijsmateriaal iets af te dingen. Zo bevat het dossier hele summiere en nauwelijks toetsbare verklaringen, zeer uitgebreide doch eveneens moeilijk toetsbare verklaringen, wisselende verklaringen, inconsistente verklaringen, verklaringen die niet overeenkomen met ander, zoals forensisch, bewijsmateriaal, en meer. Duidelijk is ook dat diverse, soms zelfs niet duidelijk geworden, individuele motieven en belangen ervoor zorgden dat personen op een bepaalde manier verklaarden of hun verklaring gaandeweg bijstelden. Dat vereist dus voorzichtigheid bij de selectie en waardering van deze verklaringen voor het bewijs. Dat betekent echter niet dat dergelijke verklaringen per definitie onbruikbaar zijn.
De rechtbank heeft bij de selectie en waardering van het bewijsmateriaal onderzocht of en zo ja, in hoeverre, het diverse bewijs verankering vindt in het dossier. Verankering kan gelegen zijn in de aard van de verklaring zelf: hoe betrouwbaar is die op zichzelf? Daarnaast kan verankering gevonden worden in verklaringen van anderen of andere onderzoeksbevindingen zoals resultaten van forensisch onderzoek. Dat leidt de rechtbank tot de volgende overwegingen.
ad A: Wat was de bedoeling? Voorbedachten rade?
Over wat de bedoeling was, lopen de verklaringen uiteen. Zo verklaarden zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 3] dat [verdachte] haar man dood wilde. [betrokkene 2] verklaarde de anderen in de waan gelaten te hebben dit ook te willen, maar zei die intentie zelf niet te hebben gehad. [betrokkene 3] stelde nergens van te hebben willen weten en kwam later ook grotendeels terug op zijn eerdere verklaring. [betrokkene 1] stelde dat het enkel de bedoeling was het slachtoffer een lesje te leren en volgens [verdachte] zou haar man alleen aangesproken moeten worden op zijn gedrag jegens haar en de kinderen.
De verklaringen van [betrokkene 2]
Op 3 juli 2018 werd [betrokkene 2] aangehouden. Spontaan verklaarde hij schuldig te zijn aan hetgeen zich heeft afgespeeld op 31 mei 2017 waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen.
Vier uur na zijn aanhouding verklaarde [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik heb [verdachte] (opmerking rechtbank: verdachte [verdachte] ) en haar man (opmerking rechtbank: slachtoffer [slachtoffer] ) eens gezien bij [A] . [betrokkene 3] woont boven de zaak en heeft een paar keer met [verdachte] in de woning boven gezeten. Na een paar keer ben ik erbij geroepen en is mij gevraagd om [slachtoffer] te vermoorden. Ik had gehoord dat [slachtoffer] zijn kind van 8 jaar in 2017 zou uithuwelijken in het land van herkomst. [verdachte] heeft mij verteld dat [slachtoffer] ook van plan was om zijn zoon van 15 jaar naar ISIS te sturen. [verdachte] was psychisch en lichamelijk gepakt. Ik heb foto’s gezien van blauwe plekken. [betrokkene 3] zou € 60.000 krijgen en ik ook. Voor dat geld laat ik graag iemand door die zo smerig is. Ik heb [betrokkene 1] gevraagd voor hulp, hij had er wel oren naar. Ik heb met [verdachte] veel gesprekken gehad in de natuur. [betrokkene 3] heeft simlockvrije mobieltjes voor ons geregeld waar ik en [verdachte] onderling contact mee hadden. We besloten het bij [verdachte] thuis te doen en hebben afgesproken op een dag dat [slachtoffer] zeker thuis zou zijn. Ik had een gitaartas bij me met spullen zoals pistolen die het niet deden. Ik had ook een knuppel bij me, een mes, tie-wraps, handboeien, tape en bivakmutsen. Na telefonisch contact zette [verdachte] de deur op een kier.
[betrokkene 3] ging het puur om het geld en die vrouw. Het huis zou verkocht worden, de verzekering en zo en zij kon € 30.000 ergens lenen van familie. Bij de gesprekken die ik met [verdachte] boven (haar de rechtbank begrijpt: boven de winkel [A] ) heb gehad, zat [betrokkene 3] altijd. De gesprekken die wij naderhand hebben gehad in de natuur, waren zij en ik.
Het is zeker een half jaar van tevoren begonnen. [verdachte] had foto’s waarop zij stond met blauwe plekken, flinke plakkaten en bloeduitstortingen.
Ik zat in de financiële shit en [betrokkene 1] kon heel goed geld gebruiken. [betrokkene 3] kreeg 60 en [betrokkene 1] en ik ieder 30. [betrokkene 1] wist niks van [betrokkene 3] af, maar [betrokkene 3] wist wel van [betrokkene 1] . Ik zei dat ik daar een bij moest hebben omdat die vent me te groot was. [betrokkene 1] heb ik meegenomen om op te passen dat niemand van de kinderen naar beneden zou komen. Omdat ik in de gevangenis heb gezeten [..] kwam ik [betrokkene 1] tegen daar. [..] Zo zijn we bevriend geraakt. En die zat voor een zwaar delict eigenlijk.
Ik heb [betrokkene 1] die dag opgehaald met een geleende auto. Met de prepaid-telefoon hebben wij achter de garageboxen gewacht op een seintje dat we binnen konden komen. Ik weet zeker dat [verdachte] heel blij was, ik kreeg nog een kus op de wangen. [slachtoffer] lag toen dood te gaan in de gang.
Een dag later verklaarde [betrokkene 2] - zakelijk weergegeven - als volgt:
[betrokkene 1] heeft gezorgd voor de tie-wraps en handboeien. Ik heb gezorgd voor de tape, de stok en de pistolen. De wapens waren niet van echt te onderscheiden. Die heb ik via via gekocht toen ik de opdracht aannam. Ze waren bedoeld om hem onder bedwang te houden. Vooraf heb ik met [betrokkene 1] gesproken over wat we zouden meenemen.
Waar [betrokkene 3] ook bij was, boven, heeft [verdachte] mij verteld over verkrachting, vernedering, heel veel ruzie in bijzijn van de kinderen, heel dominant, dat hij (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) in 2017 op vakantie zou gaan om het kind uit te huwelijken en dat het jongste kind dat ook te wachten stond. Ik heb met haar twee keer afgesproken op een grote wei, want ze wilde sneller en meer druk leggen want de vakantie kwam eraan. Ook hebben we nog afgesproken bij [plaats] en bij [plaats] .
Toen ik [betrokkene 1] ophaalde, zijn we eerst naar mij gegaan om kleding aan te doen die we naderhand hebben weggegooid. Toen wij omgekleed waren, kreeg ik het sms’je dat wij langzaam konden komen. Wij zijn erheen gereden en toen kreeg ik een sms dat de kinderen nog wakker waren. Zij had verzekerd dat als de kinderen eenmaal sliepen, ze niet meer wakker zouden worden. We hebben zeker een uur gewacht bij de garageboxen. [verdachte] was er niet blij mee dat het thuis zou gebeuren met de kinderen in huis, maar er zat niks anders op. [verdachte] zei dat het die avond moest gebeuren, omdat hij thuis zou zijn. Anders was hij weer een week van huis.
[betrokkene 1] is een bandietje. Hij had al vastgezeten omdat hij de ex-vriend van zijn ex-vrouw goed doorgelaten had, dus ik wist dat hij voor zulke dingen wel te vinden zou zijn en als er geld aan vast zou zitten.
Aan die vrouw vroeg ik ‘als wij hem pijnigen, wil je daar dan zelf ook aan meedoen?’ Daarop heeft ze ‘ja’ gezegd. Daar zag ik haar wel voor aan, er zat zoveel woede en angst in haar.
[verdachte] zou het geld via de gemeenschap krijgen, via het huis en via een rijke oom van [slachtoffer] kant in Engeland die een bedrijf had. Ze zou dan zeggen dat ze zogenaamd nog bedreigd zou worden. Als het huis verkocht zou zijn, hadden we sowieso een paar duizend euro. Zij wilde namelijk niet meer met de kinderen in het huis blijven wonen toen besloten was dat het daar zou gebeuren.
[betrokkene 2] verklaarde op 16 juli 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
De telefoons hebben we van [betrokkene 3] gekregen, uit de winkel. De kaart was van Lebara, ik moest hem zelf opwaarderen bij de AH. Het was een simpel model waarmee je geen foto’s kon maken.
[betrokkene 2] verklaarde op 2 augustus 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt.
Ik (heb) [betrokkene 1] [..] leren kennen in de gevangenis toen ik een boete moest uitzitten. [..] Ik vertrouwde [betrokkene 1] en wist dat hij veel meegemaakt was. Ik had gehoord dat [betrokkene 1] ooit iemand bijna doodgeslagen [..] en toen ging bij hem de knop om.
Na het derde gesprek dacht ik dat ik [betrokkene 1] moest vragen. Die vrouw had zoveel ideeën namelijk, met het lijk naar België of Duitsland. Het mocht niet thuis gebeuren en vooral niet met de kinderen erbij. Het moest verstopt worden. Ze zei dat hij niet herkenbaar moest zijn als hij gevonden werd. Met [betrokkene 1] ben ik met de auto naar een inham gereden bij een veld. Ik heb verteld dat [betrokkene 3] en die vrouw iemand willen laten opruimen omdat hij een pedofiel is en zijn kind wil uithuwelijken en dat een kind bij mijn kleinkind op school zat. [betrokkene 1] zei dat ik op hem kon rekenen. Ik heb hem ook over het geld verteld en dat dat pas over een jaar zou vrijkomen. [betrokkene 1] wist niet hoeveel geld.
[betrokkene 1] zou meegaan om te helpen met boeien en vastbinden en zorgen dat niemand naar beneden zou komen. Ik had het plan al in mijn hoofd. [betrokkene 1] wilde per se pistolen erbij hebben, omdat het zo’n grote man was. Hij zei ook tie-wraps, duct tape, bivakmutsen, stok of hamer om poten te breken. We zouden schone kleding meenemen in verband met sporen. Daarna zouden we die weggooien of verbranden. Ik zou het vervoer regelen. Het zou rond de ramadan plaatsvinden omdat haar man dan thuis was.
Ik ken de buurt en heb gekeken of daar camera’s zouden hangen.
Mijn idee was: midden in de nacht naar boven te komen of anders in de woonkamer. Zij kwam ermee om de voordeur open te zetten.
De deur stond op een kier. Wij konden zo naar binnenlopen. Zij stond op de trap en wees waar [slachtoffer] was. Hij was op de bank in de woonkamer.
[betrokkene 2] verklaarde op 7 augustus 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik zou alleen nog met [verdachte] buiten afspreken, niet meer bij [betrokkene 3] in de woning. Over de telefoon is de datum besproken. De vrouw kwam weer met een gek idee om hem tussen auto’s op te wachten bij hun woning en het dan te laten lijken op een overval of ontvoering. Zij wilde dat hij werd gedumpt in het buitenland.
Op een zondag hebben we elkaar getroffen hij [plaats] . Als ze rustig praatte, dan verstond ik haar wel. Ze zei dat thuis een slecht idee was. Een paar dagen later spraken we weer af. Ze zei dat ik gelijk had en dat het inderdaad niet ergens anders kon. Toen was het oké dat het thuis zou gebeuren. Een uur later was dat weer niet oké. De laatste keer is besproken dat het thuis moest gebeuren en snel.
Ik had met haar afgesproken dat ik een dag vooraf een sms je zou krijgen als hij thuis was, want ik moest [betrokkene 1] gaan halen. Toen die sms kwam, schreef ze OK met hoofdletters. Ik zei haar een sms te sturen als de deur openstond.
Ze kon de voordeur makkelijk op een kier zetten en had een tochtrol zodat de deur niet zou dichtvallen. Ik had met haar afgesproken dat [betrokkene 1] bij haar en de kinderen zou blijven. Hij zou me helpen [slachtoffer] vast te binden.
De laatste keer dat we spraken, is besproken dat de deur op een kier gezet zou, worden en dat het na 12 uur zou zijn omdat het ramadan was. We zouden een uur wachten bij de garages voor het geval ze zich zou bedenken. Zij zou dan een berichtje geven als de deur openstond. De tijd zou half een en later zijn.
Na het bericht van die vrouw heb ik [betrokkene 1] een sms gestuurd met ‘Kan je morgen’. [betrokkene 1] schreef ok. Dat was zo afgesproken. We zijn bij de garages gaan staan en hebben sigaretten gerookt. Ze stuurde een berichtje of we er waren. Ze belde daarna dat het later zou worden omdat de kinderen nog wakker waren. We hebben nog drie kwartier gewacht en toen heb ik een sms gestuurd. Ze zou ‘ok’ sturen. Na een kwartier kreeg ik OK. Toen kon ik gaan.
Verder verklaarde [betrokkene 2] op 27 september 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
[verdachte] heeft een map in een plastic zak meegenomen. Er zaten bewijzen in van de koop van de woning. De map was van doorzichtig plastic en de koopakte was een klapper. Eén van de mappen was volgens mij oranje en er zat ook iets van een verzekering in. [verdachte] vertelde dat dit het bewijs was dat het geld uit de verkoop van het huis zou komen. De klappers die [verdachte] mij heeft laten zien, waren aan de bovenkant doorzichtig met een oranje band.
U toont mij de inhoud van twee mappen. De papieren van [B] en de Hypotheek [C] komen mij bekend voor, net als het bedrag 181.500,00. Ik herken ook de koopakte.
De verklaringen van [betrokkene 3]
verklaarde op 9 juli 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Dat meisje (opmerking rechtbank: verdachte [verdachte] ) kwam in de winkel en zij had het over problemen met haar vriend, dat ze geslagen werd en noem maar op. [betrokkene 2] heeft dat een keer meegekregen. Toen hebben zij iets bekokstoofd. Ze hadden het er in eerste instantie over dat ze die jongen in elkaar wilden trappen. Toen heeft dat meisje eens gezegd tegen [betrokkene 2] : Luister, ik heb een huis. Als er met hem wat zou gebeuren, zou [betrokkene 2] daarvan geld krijgen.
Dat meisje werd geslagen wat ze me vertelde en haar kindjes werden geslagen. Ze kwam altijd bij mij. Zij en ik hadden het over het moslimverhaal, hoe dat allemaal in zijn werk ging. Ik kreeg daar dingen te horen, daar kreeg je het gewoon kotse slecht van, dat ze haar man kreeg aangewezen en noem maar op. Vrouwen hadden niks te vertellen. Zij ging door een hele shitperiode, dat is wat ze mij vertelde. Ze hield niet van haar man. In de winkel was het eerste contact en dan raak je aan de praat, in 2016. Ze liet blauwe plekken zien op haar armen. En ze vertelde over mishandeling van haar kinderen. Haar zoon werd naar een of andere zware moslimkerk gebracht waar hij moest pareren. Zij was vaak aan het huilen.
In mijn woning hebben we ook eens gepraat. Zij wilde een keertje erover praten met [betrokkene 2] . En toen is ze in mijn woning geweest. [betrokkene 2] had ook eens gezegd: ik kan ‘m wegruimen. Zij stond er niet negatief tegenover. Zij hadden het er een keertje over, dat ze hem in elkaar wilden trappen of vermoorden of weet ik wat.
Zij had geen geld, maar ze kon wel haar huis ter beschikking stellen. Ze hadden het er ook over dat ze hem uit de weg wilden ruimen of in elkaar timmeren. Ze wilde mij ook geld geven ja, omdat ik het met [betrokkene 2] erover heb gehad.
Diezelfde dag verklaarde [betrokkene 3] eveneens - zakelijk weergegeven - als volgt:
Hier hebben we hij elkaar gezeten en zij hebben een plan de campagne gemaakt.
Die telefoons heb ik [betrokkene 2] gegeven. Die had hij nodig om te communiceren. Of dat nou met haar was. Ik nam het aan van wel.
Zij had filmpjes van huiselijk geweld, die had zij opgenomen en die heeft ze mij laten horen. Ze heeft mij eens foto’s laten zien van haarzelf. Haar bovenarm was een keer verdraaid geweest. Er stond geen gezicht op de foto’s.
[betrokkene 2] had een keer op tafel gelegd, van wat wil je dan, ik kan iets voor je regelen. Oftewel laat hem in elkaar slaan, of wat dan ook, of wat je wilt. En zo is dat gesprek aan het rollen gekomen. Ze hebben het ook eens een keer over gehad om hem dood te maken, maar ze waren het er niet over eens hoe of wat.
[betrokkene 3] verklaarde op 10 juli 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ze zei dat ze niet van hem hield, niet met hem verder wilde. Het had met haar ouders te maken. Als zij van die man af wilde, dan waren haar ouders kwaad en werd zij niet meer door haar ouders aangekeken. Dan werd zij niet meer door haar familie geaccepteerd. [betrokkene 2] vertelde dat je met hem alle kanten uit kon. Zij kwam daar zelf mee dat zij hem iets aan wilde doen. U vraagt mij of ik daarmee vermoorden bedoel, ja. Zij wilde hem weg hebben. Zij wilde van hem verlost zijn. Als hij weg zou zijn, zou het huis ter beschikking staan. Dat is wat zij aanbood. Wat [betrokkene 2] en zij daarna nog besproken hebben, weet ik niet. Ik was blij dat [betrokkene 2] alleen die gesprekken ging doen met die vrouw. Het laatste gesprek wat ik gehad heb met haar en [betrokkene 2] was ongeveer drie maanden daarvoor.
Vooraf was afgesproken dat zij mij geld wilde geven, als er wat gebeuren zou. Ik ben er niet mee akkoord gegaan, maar heb ook nooit nee gezegd.
[betrokkene 3] verklaarde op 23 juli 2018 bij de politie - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ze zei dat hij veel in het buitenland was. Er werd gesproken over het opwachten in het buitenland. [betrokkene 2] kende mensen die hem hielpen. [betrokkene 2] zei eens tegen mij dat hij ziek werd van die vrouw omdat ze niet wist wat ze wilde. Dat was boven en daar was zij ook bij.
[betrokkene 2] heeft eens boven bij mij gezegd dat hij mensen op een kerkhof kende die hem konden begraven. Dat was wat [betrokkene 2] ook voor haar kon betekenen. Wat ze daarna bekokstoofd hebben nadat [betrokkene 2] de telefoons heeft gehaald, weet ik niks van.
Verklaring van getuige [betrokkene 4] (de partner van [betrokkene 1] )
De getuige [betrokkene 4] verklaarde op 25 juni 2018 - zakelijk weergegeven - als volgt:
[betrokkene 2] heeft heel veel contact gehad met die vrouw van die overledene. De broers van haar man zouden haar misbruiken en de kinderen. De vrouw heeft opdracht gegeven aan [betrokkene 2] om die man koud te maken. [betrokkene 1] wil iedereen helpen. Ze zouden geld krijgen als haar woning verkocht was. Dan zouden ze uitbetaald worden. [betrokkene 2] heeft altijd contact gehad met die vrouw. Ze (naar de rechtbank begrijpt: de verdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ) hadden het er gewoon over.
De rechtbank overweegt tussendoor als volgt. [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij en [verdachte] telefonisch / sms-contact hebben gehad gedurende de avond/nacht voor de moord. Daar heeft de politie onderzoek haar gedaan. Voor de begrijpelijkheid van dat onderzoek, zoals hierna nog weergegeven, zal de rechtbank reeds nu de conclusies daaruit destilleren.
Uit het onderzoek kan worden afgeleid dat de verklaring van [betrokkene 2] over het contact tussen hem en [verdachte] via mobiele telefoons, naar waarheid is. De rechtbank concludeert dat [verdachte] gebruikmaakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , zijnde het nummer dat telkens nabij de plaats delict (woning [verdachte] ) aanwezig was. [betrokkene 2] maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , zijnde het nummer dat pas nabij de plaats delict aanwezig was in de nacht van het gebeuren. Genoemde telefoonnummers zijn - gekoppeld aan simkaarten - door de provider geleverd aan [A] te [plaats] , te weten de telefoonwinkel van [betrokkene 3] . Beide simkaarten zijn op 30 maart 2017 opgewaardeerd door middel van een prepaid beltegoed kaart gekocht bij een vestiging van Albert Heijn nabij de winkel van [betrokkene 3] . Daarna is één van de simkaarten nog slechts één keer opgewaardeerd in mei 2017. Op 30 en 31 mei 2017 hebben [verdachte] en [betrokkene 2] sms-contact gehad in de vooravond en rond middernacht. Vervolgens is het contact gedurende een uur op en neer gegaan via sms en gesprek. Het laatste contact was een sms van [verdachte] naar [betrokkene 2] om 00:56 uur, inhoudende - naar de opvatting van de rechtbank - het akkoord van [verdachte] om de woning te betreden. De rechtbank leidt bovenstaande af uit de volgende bevindingen.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor weergegeven verklaringen van [betrokkene 2] concreet en gedetailleerd zijn. Ze zijn allen in lijn met de eerste uitgebreide verklaring van [betrokkene 2] die hij direct na zijn aanhouding op 3 juli 2018 heeft afgelegd, te weten dat aan hem door [verdachte] opdracht is gegeven haar man te vermoorden. Bovendien vinden de verklaringen van [betrokkene 2] steun in het strafdossier, waardoor de rechtbank genoemde verklaringen van [betrokkene 2] betrouwbaar acht en derhalve bruikbaar als bewijsmiddel. Zo stelt het hof vast dat op het leven van [slachtoffer] een verzekering was afgesloten die tot uitkering van een bedrag van € 181.500,00 zou komen bij zijn overlijden. Hiermee zou de hypotheek volledig zijn afgelost. Dit bedrag van € 181.500,00 kwam [betrokkene 2] bekend voor. Voorts vertonen de bovengenoemde verklaringen van [betrokkene 2] op essentiële punten belangrijke overeenkomsten met de verklaringen van [betrokkene 3] en getuige [betrokkene 4] . Tot slot biedt het onderzoek naar de telefoniegegevens, de mastverkeergegevens, steun aan hetgeen [betrokkene 2] verklaarde over het telefooncontact tussen hem en [verdachte] gedurende de avond en nacht van 30 op 31 mei 2017.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bij de verdachten al dan niet sprake was van voorbedachte raad.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan, dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit (en dus niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling), zodat hij of zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn of haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat een verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat [verdachte] in de periode voorafgaand aan het gebeuren contact heeft gelegd met [betrokkene 3] . Zij spraken over haar huwelijksproblemen met [slachtoffer] . Op een gegeven moment zijn gesprekken gevoerd tussen [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] waarin gaandeweg het opruimen, wegmaken en dus doden van [slachtoffer] een steeds duidelijkere optie werd. [verdachte] zou een geldelijke beloning voor het doden van haar man kunnen betalen als het huis vrij van hypotheek en verkocht zou zijn. Tijdens de contacten van [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] is steeds vaker gesproken over het plan om [slachtoffer] om het leven te brengen en de wijze waarop. [verdachte] wist vaak niet wat zij wilde, maar uiteindelijk stond vast dat [slachtoffer] dood moest. Twee maanden voor het gebeuren is het contact tussen [verdachte] en [betrokkene 2] over de voorgenomen dood van [slachtoffer] voortgezet middels ongeregistreerde telefoons om - naar de opvatting van de rechtbank - de onderlinge contacten uit het zicht te houden van de politie. [verdachte] en [betrokkene 2] hebben ook op meerdere momenten afgesproken in de natuur, alwaar de concrete invulling van het plan zich verder heeft ontwikkeld.
[verdachte] en [betrokkene 2] hebben afspraken gemaakt over hoe, waar en wanneer [slachtoffer] het beste gedood zou kunnen worden. Zij hebben voorbereidingen getroffen en een onderlinge taakverdeling gemaakt. Het plan zou worden uitgevoerd tijdens de ramadan, na middernacht, zodat [slachtoffer] gegarandeerd thuis zou zijn en de kinderen zouden slapen. [verdachte] zou [betrokkene 2] vervolgens een sms sturen als zij de voordeur voor [betrokkene 2] op een kier zou hebben gezet. Vooraf heeft [betrokkene 2] in de buurt verkend of er camera’s zouden hangen. Om hem te helpen bij de uitvoering van het plan heeft hij [betrokkene 1] ingeschakeld. [betrokkene 1] zou helpen om [slachtoffer] vast te binden en hij zou bij [verdachte] en de kinderen blijven. [betrokkene 2] kende [betrokkene 1] uit de gevangenis en wist dat [betrokkene 1] toen gedetineerd zat voor het ‘doorlaten’ van iemand. Volgens [betrokkene 2] was [betrokkene 1] wel in voor zoiets. Met [betrokkene 1] heeft [betrokkene 2] besproken dat er een opdracht lag om de echtgenoot van een vrouw op te ruimen voor geld dat zou vrijkomen bij het verkopen van de woning. [betrokkene 2] en [betrokkene 1] hebben vooraf besproken welke spullen zij die nacht zouden meenemen.
Voorafgaand aan de bewuste nacht liet [verdachte] aan [betrokkene 2] weten op welke dag het moest gebeuren, waarna [betrokkene 2] dit aan [betrokkene 1] liet weten. Voor de uitvoering van het plan heeft [betrokkene 2] [betrokkene 1] opgehaald met een geleende auto. Alvorens [betrokkene 2] en [betrokkene 1] naar de woning van [verdachte] zijn gegaan, hebben zij schone kleding aangetrokken die naderhand is weggegooid. Na opnieuw een telefonische bevestiging van [verdachte] , zijn [betrokkene 2] en [betrokkene 1] richting de woning van [verdachte] gegaan met spullen om [slachtoffer] vast te kunnen binden (tie-wraps, handboeien en tape), spullen om [slachtoffer] in bedwang te houden (bivakmutsen en nep-pistolen) en wapens (een mes en een stok). Buiten de woning hebben [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ongeveer een uur gewacht op het seintje van [verdachte] dat zij binnen konden komen.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] het vooropgezette plan hadden het slachtoffer van het leven te beroven. [betrokkene 3] wist dat het de bedoeling was [slachtoffer] te doden, maar was -na het verstrekken van de telefoontjes- niet verder betrokken bij de concrete uitwerking van het plan. Op grond van de vaststelling dat [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] een moordplan hadden, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat genoemde verdachten voor de uitvoering van hun daad, hebben nagedacht over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap hebben gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachten zouden hebben gehandeld, is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Weliswaar hebben [betrokkene 2] en [betrokkene 1] verklaard dat zij niet voornemens waren om [slachtoffer] te doden, doch hem slechts een lesje te leren door zijn botten te breken, maar de rechtbank gelooft dit niet. Uit de bewijsmiddelen komt duidelijk naar voren dat [betrokkene 2] door [verdachte] een beloning in het vooruitzicht was gesteld. Die beloning zou uitsluitend aan [betrokkene 2] en [betrokkene 1] kunnen worden uitgekeerd na verkoop van de woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk geld alleen vrijkomt bij overlijden van de verzekerde echtgenoot. Geld was de reden dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] deelnamen aan het plan; geld dat zij beiden goed konden gebruiken. [slachtoffer] moest dus om het leven worden gebracht. Niet aannemelijk is dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ‘slechts’ [slachtoffer] botten wilden breken zonder daar geld mee te kunnen verdienen. Voor zover gesteld dat het was bedoeld om [verdachte] te helpen, acht de rechtbank ongeloofwaardig dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] meenden dat de problemen tussen [verdachte] en haar man zouden verminderen dan wel verdwijnen wanneer [slachtoffer] door de mannen zwaar zou worden mishandeld na een zogenaamd nachtelijk ‘goed gesprek’ over zijn gedrag jegens zijn vrouw en kinderen.
Het hof stelt daarenboven vast dat voornoemde verklaringen omtrent [slachtoffer] “slechts” een lesje leren en het helpen van [verdachte] , weerlegging vinden in de tot het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 2] inhoudende dat [slachtoffer] die nacht niet in de gaten had dat ze hem kwamen vermoorden.
In dat licht volgt de rechtbank evenmin de stelling van [verdachte] dat zij in de veronderstelling verkeerde dat [betrokkene 2] enkel een goed gesprek kwam voeren met haar man. Onaangekondigd een woning binnenkomen om één uur ’s nachts, past niet in dat scenario. Daarbij zou een dergelijk gesprek met een vreemde man, onder die omstandigheden, de problemen voor [verdachte] alleen nog maar groter hebben gemaakt. Immers zou [slachtoffer] dan geweten hebben dat zijn vrouw tegenover vreemde personen over hem had geklaagd, hetgeen volgens [verdachte] in hun cultuur als zeer ongepast wordt ervaren.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] met voorbedachte raad hebben gehandeld.
ad B: Wat is er in de woning gebeurd? Hoe is het slachtoffer overleden?
Net als de voorbereiding, gaat de uitvoering van het plan gepaard met diverse versies van de verdachten over wat er gebeurd zou zijn. En ook in dit geval is het [betrokkene 2] die als eerste een verklaring heeft afgelegd over wat er in de woning van het slachtoffer zou zijn gebeurd. Een verklaring die hij nadien dan wel weer op essentiële onderdelen wijzigde. [verdachte] heeft eerst als getuige/nabestaande en later als verdachte, telkens wisselende verklaringen afgelegd, maar over hetgeen zich in de woning precies had afgespeeld, verklaarde ze lange tijd niet of nauwelijks. Pas op 2 november 2020 verklaarde zij uitgebreid wat er gebeurd zou zijn. [betrokkene 1] beriep zich lange tijd op zijn zwijgrecht. Eerst op 25 mei 2020 diende hij een schriftelijke verklaring in die als zijn verklaring heeft te gelden over wat gebeurd zou zijn. Geen verdachte, maar wel een getuige is [betrokkene 5] , de oudste dochter van [verdachte] en [slachtoffer] . Ook zij heeft verklaard wat zij gezien heeft of denkt gezien te hebben.
De rechtbank stelt vast dat op basis van de verklaringen die zich in het dossier bevinden en ter terechtzitting zijn afgelegd geen eenduidig beeld ontstaat over wat er in de woning is gebeurd en hoe het slachtoffer om het leven is gebracht. Daarom zal de rechtbank allereerst aansluiting zoeken bij het bewijs dat onafhankelijk van de verklaringen van de verdachten bestaat, te weten het forensisch onderzoek in de woning en het forensisch-medisch onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer. Die bieden immers objectieve handvatten over wat er in de woning is gebeurd en hoe het slachtoffer om het leven is gekomen.
Tussenconclusie: doodsoorzaak
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen en conclusies stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer is overleden als gevolg van de steekverwondingen in zijn borstkas. Bij het toebrengen van die steekverwondingen zijn immers diverse vitale organen geraakt. Voorts kan ook worden vastgesteld dat de hoofdletsels niet de primaire doodsoorzaak zijn, maar dat zij wel kunnen hebben bijgedragen aan de dood, door bijvoorbeeld het optreden van functiestoornissen.
Over de mogelijkheid van verstikking: Hoewel zulks gepaard kan gaan zonder zichtbare verschijnselen, zijn er volgens de forensisch patholoog geen aanwijzingen dat het slachtoffer verstikt is. Voor zover toch sprake is geweest van het smoren van de mond en/of neus kan dat wel hebben bijgedragen aan het overlijden. Primaire doodsoorzaak blijft evenwel de in totaal acht steekverwondingen op de borstkas. Zowel de patholoog als de radioloog hebben aanvullende rapportages uitgebracht, waarin zij diverse vragen beantwoorden. Die rapportages bieden evenwel geen andere inzichten dan de initiële bevindingen.
Hoe is het slachtoffer aan die verwonding gekomen?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe, en zo mogelijk door wie, die letsels zijn toegebracht. De verdachten [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [verdachte] verklaren hierover incompleet, wisselend en tegenstrijdig. Aldus zal de rechtbank ook voor de beantwoording van deze vragen allereerst aansluiting zoeken bij objectieve bevindingen, zoals die van het team forensische opsporing (FO).
Tussenconclusie: geweldshandelingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen en interpretaties van de FO, mede gezien in het licht van rapportages van de patholoog en radioloog, stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van twee (hoofd)momenten van geweld. Ten eerste achter in de woonkamer, nabij de bank en schuifpui. Vervolgens in de hal bij de voordeur. Gelet op wat verbalisant Klemm ter terechtzitting heeft verklaard, gaat de rechtbank ervan uit dat het merendeel van de steekverwondingen in de hal bij de voordeur is toegebracht en niet al eerder achter in de woonkamer. Dat maakt ook dat de bloedsporen in de woonkamer grotendeels te herleiden zijn naar de geweldsinwerkingen op het hoofd van het slachtoffer. Kortom: De rechtbank gaat ervan uit dat het slachtoffer meermalen met een of meer voorwerpen op zijn hoofd en lichaam is geslagen en dat hij is neergestoken waarbij het grootste deel van de steekverwondingen bij de voordeur zijn toegebracht.
Voor zover het de feitelijke gebeurtenissen in deze zaak betreft, ziet de rechtbank zich tot slot voor de vraag gesteld wie wat heeft gedaan voorafgaand en na het overlijden van [slachtoffer] . Wederom constateert de rechtbank dat de verklaringen hierover divers, tegenstrijdig en incompleet zijn. Aanvankelijk verklaarde [betrokkene 2] dat hij [slachtoffer] meermalen gestoken heeft, zowel in de woonkamer als bij de voordeur, later gaf hij aan dat niet hij, maar [betrokkene 1] het mes had gehanteerd. [verdachte] stelde dat zij, staande op de trap, gezien heeft dat [betrokkene 1] de steken bij de voordeur heeft toegebracht: [betrokkene 5] heeft echter ook verklaard dat zij staande op de trap dan wel de overloop het steken bij de voordeur heeft gezien maar heeft daarbij niet aangegeven dat haar moeder daar op dat moment ook was. Desalniettemin stelt de rechtbank ook vast dat wederom de eerste verklaringen van [betrokkene 2] , afgelegd snel na zijn aanhouding en zonder dossierkennis, (grotendeels) in lijn met de bevindingen van het forensisch onderzoek zijn.
Zo verklaarde [betrokkene 2] op 3 juli 2018 onder meer als volgt:
En toen was de dag van aankomst gekomen, zijn we er heen gegaan, zij heeft de deur opengemaakt, die stond op een kier en hij zat op de bank. Zij stond boven (...).
Nou, hij zat daar, nou zat ‘ie, lag hij languit op de bank. Nou toen hebben we hem een beetje overrompeld met pistolen wat het niet deden. Ik wist dat, [betrokkene 1] wist dat niet, die dacht dat alles het zou doen, die deden het dus echt niet.
We hadden ook een gitaartas bij ons, daar zat een knuppel in en zo wat allemaal. En voorin zat ook een mes en de tie-wraps, en de handschoentjes, de handboeien. Die hebben we hem omgedaan, hebben we tape om zijn mond proberen te doen en nog eens om zijn handen.
Toen heb ik tegen [betrokkene 1] gezegd blijf jij boven. (...)
Ik ben met hem gaan praten over zijn criminele vrienden, ik ben de namen daarvan vergeten, van de moskee, dat daar de laptops en die handy’s en zo wat allemaal. En dat ook laptops, handy’s naar Afrika werden gestuurd. Daarna is het gesprek gekomen over dat hij zijn vrouw slaat en dit en dat. Toen begon hij Frans te praten en toen begon hij naar boven te roepen. Toen heb ik een klap moeten geven.
Toen kwam zij naar beneden gerend, heb ik haar weer teruggestuurd. Ik zei: “ [betrokkene 1] hou haar hier weg.” Nou, ik wil naar de tas gaan en de knuppel pakken. Ik denk “die sla je de polsen over die smeerlap.” Hij was niet zo’n aangenaam ventje, maar dat straalde hij ook uit. Ik loop naar die tas toe, ik draai mij om en hij staat op van die bank en trekt zo achter alles los en toen kwam hij op mij af.
Ik had gelukkig toen al dat mes in de handen, ik weerde me nog. Toen haalde hij met een zwaai uit. Ik moest bukken. En toen trapte hij tegen mijn kapotte been aan, nou bij mij ging gewoon het licht uit, ik dacht dat ik weer een hartinfarct kreeg. Ik stond gewoon als op slot. Ik heb alleen nog [betrokkene 1] kunnen roepen en die is hem toen om de hals gevlogen en heeft hem naar achteren getrokken.
Toen kreeg ik opeens weer lucht, maar ik zag wel een waas. [betrokkene 1] zei: “ [betrokkene 2] doe iets, doe iets want hij is te sterk.” Hij was een beer van een vent. En toen kwam hij toch met [betrokkene 1] op zijn rug op mij afgelopen. Ik zei: “ [betrokkene 1] ga naar die vrouw” want die wou weer naar beneden komen en “hou die kinderen hier weg.” Ik hoorde wel kinderstemmen opeens.
Nou, toen overal waar ik liep kwam hij voor mij lopen, en zwaaien maken, heeft mij ook een paar keer flink op de armen geraakt en een paar keer goed...gelukkig niet in het gezicht. Omdat ik vroeger gebokst heb, kon ik hem nog redelijk goed ontwijken. Maar dat been dat had ik gehad. Daar liep ik te strompelen, dat was...ja, hoe kom ik hier weg. Hij bleef op me afkomen. Ik probeerde naar de voordeur... Bij de voordeur hoorde ik boven iets en [betrokkene 1] ... Het is allemaal langs mij afgegaan.. Ik wou weg, met [betrokkene 1] , ik wou weg.
En toen is hij door een paar steken bij de voordeur afgezakt. Is hij op de grond gevallen. (...)
We hebben de tas gepakt, spullen gepakt en zijn we via achterom weggegaan. De vrouw is naar beneden gekomen en heeft meegeholpen met de rotzooi bij elkaar te ruimen en ons de deur uit... (...) Die was spullen bij elkaar aan het zoeken met [betrokkene 1] . Die tie-wraps en... noem maar op, die spullen die we allemaal mee hebben genomen. Er zijn ook spullen uit de woning meegenomen. Die handy had de vrouw van het slachtoffer meegegeven en zo wat allemaal. Vernietigd allemaal, want daar staan zijn dinges op.
Wij hadden de auto een straat verder gezet en bij de garageboxen gewacht totdat wij een seintje kregen dat we binnen konden komen. De voordeur was al door haar op een kiertje gezet. Ik ging de woning binnen via de voordeur. Daar is dan een glazen deur en kon je de woonkamer in kijken. Hij zat of lag op de bank. Zij stond boven. Ik heb haar gezien toen ik binnen kwam en heb nog gezegd boven te blijven. [slachtoffer] kwam een beetje recht en begon meteen in het Frans te roepen. Ik versta geen Frans, [betrokkene 1] ook niet. Ik had het pistool in de handen en zei zwijgen en dit en dat. En toen hoorde ik haar naar dinges.. begonnen ze tegen elkaar iets te zeggen. Ik zeg: “ [betrokkene 1] , vastbinden.” Toen hebben we hem vastgebonden. Met de handboeien en tie-wraps. (...) Hij had niet in de gaten dat wij hem kwamen vermoorden nee.
Verder verklaarde [betrokkene 2] op 7 augustus 2018 nog het volgende:
Toen ze naar beneden kwam begon hij Frans te spreken. Toen heb ik hem een tik gegeven, een flinke tik, omdat ik hem niet kon verstaan en om hem bij de les te houden. Ik sloeg met mijn vuist. Uh nee de onderkant van het pistool. Tegen zijn slaap, jukbeen links. Het was met de onderkant van het pistool of de muis van de hand. Ik weet het niet. (...) Toen ik die tik gaf, zei [betrokkene 1] : “wow.”
De op de terechtzitting van 25 mei 2020 overgelegde (schriftelijke) verklaring van [betrokkene 1] , waarvan hij ter terechtzitting heeft bevestigd dat die daadwerkelijk zijn verklaring behelst, houdt - onder meer - het volgende in:
De dag dat het zou gebeuren, haalde [betrokkene 2] mij op met een auto. (...) Toen zijn we richting dat huis gereden en hebben we in de buurt de wagen geparkeerd en zijn we te voet verder naar het huis gelopen. De vrouw heeft toen we bij de garages waren contact met [betrokkene 2] onderhouden via sms’jes Ze zou de deur op een kier open laten, waardoor we het huis binnen konden gaan. Toen we de hal betraden, stond er een vrouw op de trap ons op te wachten en vertelde ons dat haar man in de huiskamer was en wees ernaar. Toen zijn [betrokkene 2] en ik de huiskamer ingegaan. (...) [betrokkene 2] bedreigde de man (...). Na het gesprek bonden we die man samen vast op een stoel met tape en tie-wraps waarna [betrokkene 2] mij weer naar de hal stuurde, (...) Toen ik richting de hal liep, hoorde ik dat die man zich los brak, van de stoel en toen ik mij omdraaide, zag ik dat die man op [betrokkene 2] afstormde en die twee in een gevecht verwikkeld waren.
Deze verklaring van [betrokkene 1] behelst over het einde van het incident nog het volgende:
De vrouw stond beneden aan de trap met twee plastic tassen in haar hand. Ik zei tegen [betrokkene 2] dat we weg moesten gaan. [betrokkene 2] , ik en die vrouw gingen de huiskamer in. De vrouw deed spullen in die twee tassen. [betrokkene 2] was toen in de keuken. De vrouw gaf mij die twee, tassen en maakte de achterdeur naar de tuin open. Ik zei weer tegen [betrokkene 2] dat we moesten gaan en we zijn toen via de achterkant naar buiten gegaan.
Op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] stelt de rechtbank het volgende vast:
- [betrokkene 2] en [betrokkene 1] zijn gezamenlijk naar de woning van het slachtoffer gegaan en hebben na akkoord van [verdachte] via de door [verdachte] opengelaten voordeur de woning betreden.
- Op dat moment was [verdachte] ook in de woning aanwezig en wees zij de verdachten naar haar man die zich toen in de woonkamer bevond.
- [betrokkene 2] en [betrokkene 1] overrompelden [slachtoffer] en confronteerden hem, waarbij [betrokkene 2] hem (naar alle waarschijnlijkheid) met de kolf van het pistool tegen zijn gezicht sloeg.
- [betrokkene 2] en [betrokkene 1] bonden [slachtoffer] met tape vast op een stoel.
- Op enig moment wist [slachtoffer] los te breken, waarna een gevecht ontstond tussen [slachtoffer] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , waarbij in ieder geval - toen [slachtoffer] al in elkaar was gezakt bij de voordeur - is gestoken.
- Vervolgens is [slachtoffer] aan zijn lot overgelaten.
- [verdachte] hielp mee met opruimen, heeft [betrokkene 1] en [betrokkene 2] nog spullen meegegeven en de achterdeur/schuifpui voor [betrokkene 2] en [betrokkene 1] geopend.
De verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] dat [verdachte] meehielp met opruimen en nog spullen meegaf, vinden bevestiging in de omstandigheid dat de telefoon van [slachtoffer] niet is aangetroffen in de woning en dat ook de gsm met het prepaid Lebara kaartje in gebruik bij [verdachte] (waarmee [verdachte] en [betrokkene 2] onderling contact onderhielden) niet is aangetroffen. De rechtbank realiseert zich dat de vaststellingen zoals hiervoor weergegeven geen volledig beeld geven van wat er in de woning is gebeurd. Ook realiseert de rechtbank zich dat de verdachten wel degelijk meer hebben verklaard dan wat hiervoor is opgenomen. Wat de diverse verdachten méér hebben verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank echter niet zonder meer overtuigend.
Zo verklaarde [betrokkene 2] in eerste instantie dat hij de persoon is geweest die alle steekverwondingen heeft toegebracht. Hij verklaarde daarbij over meerdere episodes van (rake) steken, zowel in de woonkamer als bij de voordeur. Dat lijkt evenwel niet in lijn met de bevindingen van de forensische opsporing. In dat scenario zou meer bloed verwacht mogen worden in de woonkamer. Uitgaande van dat scenario is het ook opvallend dat er geen bebloede schoenafdrukken vanuit de hal richting de woonkamer werden aangetroffen die mogelijk afkomstig zijn van [betrokkene 2] , terwijl wel dergelijke afdrukken zijn aangetroffen die mogelijk te herleiden zijn naar [betrokkene 1] (zie pg. 3379-3385).
In zijn tweede versie (zie o.a. pg. 3364-3369) verklaarde [betrokkene 2] dat niet hij heeft gestoken, maar dat iemand anders dat heeft gedaan: [betrokkene 1] of wellicht zelfs [verdachte] . Ook voor die verklaring geldt weer dat [betrokkene 2] spreekt over meerdere episodes van steken, met ook weer meerdere steken in de woonkamer. Ook dat lijkt niet te passen in de bevindingen van de forensische opsporing. Bovendien maakt ook deze plotselinge ommezwaai van [betrokkene 2] in zijn verklaring dat de rechtbank terughoudend is bij de waardering van die verklaring. [betrokkene 2] heeft wel een verklaring gegeven voor zijn wisseling. Namelijk dat hij eerder uit schuldgevoel jegens [betrokkene 1] alle schuld op zich had genomen en daarop terug kwam toen [betrokkene 1] geen verantwoordelijkheid nam en [betrokkene 2] achter zijn rug om zwart zou maken. Dat zou inderdaad best een reden kunnen zijn om nu daadwerkelijk open kaart te spelen; evenzo zou dat een reden kunnen zijn om een ander meer te belasten of de eigen rol te minimaliseren. Voor beide versies blijft evenwel gelden dat die onvoldoende steun vinden in het forensisch bewijs.
[betrokkene 1] verklaarde dat [betrokkene 2] alle steekverwondingen heeft toegebracht. [betrokkene 1] heeft zich echter bijna twee jaren op zijn zwijgrecht beroepen en daarna volstaan met een schriftelijke verklaring, die feitelijk niet meer inhield dan een zeer summiere bevestiging van enkele omstandigheden die ook op grond van het dossier konden worden vastgesteld. Temeer nu [betrokkene 1] op verdiepingsvragen geen antwoord wilde geven, mist ook die verklaring naar het oordeel van de rechtbank overtuigingskracht als het gaat om de discrepanties tussen de verschillende verklaringen.
[verdachte] heeft lange tijd niet, dan wel -zoals zij zelf heeft erkend- leugenachtig verklaard over wat er in de woning is gebeurd. Pas in november 2020 heeft zij daarover naar eigen zeggen openheid van zaken gegeven. Zij wees daarbij [betrokkene 1] aan als de persoon die het slachtoffer bij de voordeur zou hebben neergestoken. Ook deze verklaring ontbeert naar het oordeel van de rechtbank overtuigingskracht, onder meer gelet op haar eerdere wisselende en vage verklaringen, het lange tijdsverloop en haar beschermende houding ten opzichte van [betrokkene 2] , die zij naar eigen zeggen ziet als een vaderfiguur, haar enige vertrouwenspersoon in een voor haar moeilijke tijd.
Dus, als het gaat om de steekverwondingen: [betrokkene 2] belast eerst zichzelf en vervolgens [betrokkene 1] of [verdachte] . [betrokkene 1] zwijgt, ontkent en zwijgt nog meer. [verdachte] liegt, draait, beschermt [betrokkene 2] en belast [betrokkene 1] . Geen twee van al de versies passen bij elkaar en bij de bevindingen van het forensisch onderzoek. Daarom acht de rechtbank al die verklaringen die meer details bevatten dan wat de rechtbank hiervoor als bewijs heeft opgenomen, niet overtuigend. De rechtbank zal dus niet vaststellen wie de dodelijke steekverwondingen heeft toegebracht. Ook de verklaring van [betrokkene 5] , (oudste dochter van [verdachte] en [slachtoffer] ) zal de rechtbank daarvoor niet gebruiken. Haar verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank met teveel vraagtekens omgeven om als bewijs te kunnen gebruiken in deze zaak, zij het dat zij vanaf het begin heeft verklaard dat zij heeft gezien dat haar vader bij de voordeur is neergestoken. Een verklaring die spoort met de eerdere verklaringen van [betrokkene 2] en de bevindingen van het FO.
Daar komt nog bij dat geen van de verklaringen die zijn afgelegd, het aanzienlijke hoofdletsel bij het slachtoffer verklaren. De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat het slachtoffer, voorafgaand aan de fatale steken bij de voordeur, al weerzinwekkend afgetuigd is in de woonkamer. Er zijn meerdere breuken van de schedel en het gelaat geconstateerd, waarbij sprake moet zijn van minimaal zes geweldsinwerkingen. Verder zijn nog rode strepen van ca. 23 cm op de borstkas geconstateerd. Vuistslagen in een een-op-een gevecht, zoals door [betrokkene 2] aangegeven, bieden daarvoor geen afdoende verklaring. Het slaan met voorwerpen, zoals een knuppel wel. De reden is onbekend, wellicht schaamte dat het slachtoffer - terwijI hij mogelijk vastbonden zat op een stoel - kort gezegd zwaar mishandeld is, maar niemand heeft verklaard hoe het slachtoffer aan dit letsel is gekomen, terwijl dat hoofdletsel gelet op de bevindingen van het bloedsporenonderzoek, naar alle waarschijnlijkheid is toegebracht in de woonkamer voorafgaand aan de fatale steken bij de voordeur.
Concluderend kan de rechtbank wel vaststellen dat [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [verdachte] aanwezig waren in de woning gedurende de momenten dat het slachtoffer vastgebonden is geweest, zijn hoofd is ingeslagen en hij werd neergestoken. Voor een scenario dat iemand anders dan deze drie verdachten daarvoor verantwoordelijk is, biedt het dossier geen aanknopingspunten.
ad C: De verdachten. Medeplegers?
Ondanks dat de rechtbank niet precies kan vaststellen wie welke handelingen in de woning heeft verricht, kan wel worden vastgesteld dat [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] als enigen - naast [slachtoffer] en de kinderen - in de woning aanwezig waren toen een explosie van geweld op [slachtoffer] werd toegepast en het door hen beoogde doel werd bereikt. De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld of de verdachten als medeplegers zijn aan te merken van de moord op [slachtoffer] .
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van [verdachte] stelt de rechtbank voorop dat ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), sprake kan zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] het volgende af. [betrokkene 2] is gevraagd om [slachtoffer] te vermoorden. Hij was daartoe bereid omdat [verdachte] hem daarvoor een bedrag van € 60.000,- als beloning had toegezegd en [betrokkene 2] het, naar aanleiding van de door [verdachte] aan hem vertelde verhalen over [slachtoffer] , dat graag deed bij “iemand die zo smerig is”. Samen met [betrokkene 2] heeft [verdachte] een plan tot in detail gemaakt. Zij bepaalde de dag waarop het moest gebeuren en zorgde dat de kinderen naar bed waren. Vlak voor de uitvoering heeft [verdachte] [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ingeseind dat de weg vrij was om het plan tot uitvoering te brengen. Hiertoe heeft zij de voordeur op een kier gezet. Nadat [slachtoffer] dodelijk gewond bij de voordeur lag, heeft [verdachte] de woonkamer opgeruimd, tassen met spullen meegegeven om te vernietigen en de vlucht voor [betrokkene 2] en [betrokkene 1] makkelijk gemaakt door de achterdeur/schuifpui te openen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] is, komen vast te staan. Hoewel onbekend is gebleven of en zo ja, welke, bijdrage [verdachte] heeft geleverd aan het concrete geweld op [slachtoffer] , is haar bijdrage van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen ook ten aanzien van [verdachte] bewezen.”