ECLI:NL:HR:2023:982

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
22/00387
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergismoord in parkeergarage Amsterdam met fatale afloop voor bestuurder en verwondingen voor partner

In deze zaak gaat het om een vergismoord die plaatsvond op 8 oktober 2016 in een parkeergarage in Amsterdam. De bestuurder van een zwarte Mini Cooper, [slachtoffer], werd onder vuur genomen door twee schutters, waarbij hij om het leven kwam en zijn partner, [benadeelde 4], zwaargewond raakte. Hun tweejarige dochter, [benadeelde 3], die op de achterbank zat, bleef ongedeerd. De verdachte, [verdachte], werd beschuldigd van medeplegen van (poging tot) moord op de inzittenden van de auto en opzetheling van de vluchtauto's. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat hij één van de schutters was. Het hof baseerde zich op getuigenverklaringen, PGP-berichten en camerabeelden. De verdediging voerde aan dat er geen forensisch bewijs was en dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar waren. Het hof verwierp deze argumenten en concludeerde dat de verdachte betrokken was bij de moord. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het hof, maar verlaagde de duur van de gijzeling die aan de schadevergoedingsmaatregelen was verbonden.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00387
Datum27 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 4 februari 2022, nummer 23-001783-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.S. Nan, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] heeft R.A. Korver, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. Die schriftuur is echter pas bij de griffie van de Hoge Raad ingekomen op 24 februari 2023, dat wil zeggen nadat de in artikel 437 lid 3 in samenhang met artikel 136 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bedoelde termijn van dertig dagen na de verzending op 24 januari 2023 van de in artikel 435 lid 2 Sv bedoelde kennisgeving, was verlopen. De Hoge Raad zal daarom op deze schriftuur geen acht slaan.
Namens de verdachte hebben D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, en J.S. Nan een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft (i) de beslissingen van het hof met betrekking tot de vorderingen ten aanzien van de immateriële schade van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en (ii) de duur van de gijzeling die telkens is verbonden aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, tot zodanige op artikel 440 Sv gebaseerde beslissingen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman J.S. Nan heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1, 2 en 3 bewezenverklaard dat:
“1. primair
hij op 8 oktober 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met vuurwapens schoten afgevuurd op [slachtoffer] , ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden;
2. primair
hij op 8 oktober 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde 4] en [benadeelde 3] (geboren op [geboortedatum] -2014) van het leven te beroven, met zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met vuurwapens schoten heeft afgevuurd op [benadeelde 4] en op [benadeelde 3] ;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 6 oktober 2016 tot en met 8 oktober 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, voertuigen en kentekenplaten te weten een Volkswagen Caddy voorzien van gestolen kentekenplaten [kenteken 1] en een Seat Leon voorzien van gedupliceerde kentekenplaten [kenteken 2] voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten, dat het door diefstal, verkregen goederen betrof.”
2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen 1 tot en met 90 die zijn opgenomen in de aanvulling op het verkorte arrest, waaronder het volgende bewijsmiddel:
“78. Een proces-verbaal van verhoor van 14 juli 2020, opgemaakt door mr. M.G. Tarlavski-Reurslag, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam (onderzoek Mortel).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 juli 2020 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de NN getuige:
Wij hebben een rompverklaring gekregen. Daarin staat de kern van wat u kunt zeggen.
V: Heeft u de rompverklaring gemaakt?
(Opmerking rechter-commissaris: ik [betrokkene 3] de rompverklaring voor).
In het proces-verbaal van 6 november 2019 van officier van justitie Wind staat de rompverklaring van de NN getuige.
De man die de schutter is geweest bij de in een parkeergarage gepleegde moord op een DJ is [verdachte] . [verdachte] is de man van wie opsporingsbeelden zijn getoond op televisie en die eerder is aangehouden op verdenking van deze moord en een tijdje heeft vastgezeten. Ik heb dit gehoord van iemand die zelf betrokken is bij het plegen van deze moord.
A Getuige NN: Ik heb dit stuk niet getikt, maar ik heb het wel zo gezegd.
V: Kent u de rompverklaring?
Ja, ik sta er ook nog steeds achter.”
2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
“1. Inleiding
Op 8 oktober 2016 is de auto van [slachtoffer] en zijn gezin in parkeergarage het [pand] in Amsterdam door twee schutters onder vuur genomen. [slachtoffer] is hierbij overleden en zijn partner [benadeelde 4] is zwaargewond geraakt. Hun dochter [benadeelde 3] is ongedeerd gebleven.
Volgens TCI-informatie uit oktober 2016 was sprake van een persoonsverwisseling: ene ‘ [betrokkene 5] ’ zou het beoogde doelwit zijn geweest en niet de Molukse DJ [slachtoffer] .
Het onderzoek Mortel richt zich op de betrokkenheid van een aantal verdachten bij deze en enkele andere al dan niet aan de vergismoord gelieerde feiten. Deze feiten liggen thans ter beoordeling aan het hof voor.
In hoger beroep zijn stukken gevoegd uit onderzoek Zwaluw. Dit onderzoek ziet op de betrokkenheid van enkele verdachten uit onderzoek Mortel bij onder meer de liquidatiepoging op [betrokkene 6] in Berlijn. De rechtbank achtte bij vonnis van 13 september 2021 bij de verdachten [verdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor moord op [betrokkene 6] in Berlijn bewezen. [verdachte] heeft hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis.
In de strafzaak betreffende het onderzoek Zwaluw zal een andere kamer van het hof te zijner tijd ten aanzien van [verdachte] beoordelen of de in die zaak ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Standpunten partijen, vaststaande feiten en oordeel hof
2. De standpunten van partijen
(...)
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 3. Daartoe is het volgende aangevoerd.
De verdachte ontkent de zogenaamde blanke schutter te zijn geweest. Tegen hem ligt geen enkel forensisch bewijs, hij heeft een alibi voor 8 oktober 2016: de verdachte was die dag thuis in [plaats] en is op geen enkele manier die bewuste dag te plaatsen in de parkeergarage waar de liquidatie heeft plaatsgevonden.
De verdachte kwam pas eind september 2016 in beeld en heeft geen aantoonbare bemoeienis met het stelen en ophalen van de bij de liquidatie gebruikte voertuigen. De ARS-registraties van de Volkswagen Jetta waar de verdachte mee zou hebben gereden, geven niet meer dan een indicatie waar de verdachte tussen 29 september en 10 oktober 2016 is geweest, nu hieruit geen specifieke adressen volgen. De verdachte heeft verklaard dat hij in die periode een aantal malen met [betrokkene 1] had afgesproken. Voor het scenario van het openbaar ministerie dat deze bewegingen betrekking zouden hebben gehad op de voorgenomen liquidatie is net zo weinig bekend als voor het scenario van de verdachte dat hij met [betrokkene 1] in de drugshandel zat. Dat de Volkswagen Jetta op 7 oktober 2016 om 23:03 uur is geregistreerd in zuidelijke richting, wegrijdend uit [plaats] en om 03:07 uur vanuit [plaats] richting [plaats] , plaatst de verdachte niet in of bij de Seat in de nacht voorafgaand aan de moord. Van zijn telefoon in de betreffende periode zijn geen registraties en op 8 oktober 2016 zijn geen reisbewegingen van de verdachte geregistreerd.
Dat één van de twee schutters een blanke man zou zijn, valt niet met stelligheid te halen uit de vage camerabeelden van de mannen in de Caddy in de parkeergarage, noch uit het filmpje dat is gemaakt op de Wittgensteinlaan of uit de onduidelijke beelden die in [plaats] zijn opgenomen. Daarbij komt dat een aantal getuigen juist verklaart over een licht getinte man, terwijl de getuige [betrokkene 20] die over een blanke man verklaart, zegt dat die man een baardje had en bruin haar van 3 cm lang, in welk beeld de verdachte niet past. Dat de verdachte op basis van zijn looppatroon niet als dader kan worden uitgesloten, zegt niets meer en niets minder dan dat; er is veel ruimte voor andere personen die dezelfde kenmerken vertonen als NN1 en daardoor net zoals de verdachte de blanke dan wel licht getinte schutter zouden kunnen zijn. Daarbij komt dat de verdachte groter is dan medeverdachte [medeverdachte 1] , terwijl op de beelden van [plaats] waar de drie verdachten achter elkaar lopen zichtbaar is dat NN1, die achter [medeverdachte 1] loopt, kleiner is dan [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] heeft in hoger beroep [betrokkene 2] als één van de schutters genoemd; de andere schutter werd door hem aangeduid als meneer X. In dossier Zwaluw is het PGP-account [account] bij diverse personen opgeslagen onder de naam Mister X, zodat niet valt uit te sluiten dat er een echte meneer X in het netwerk van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] is die op 8 oktober 2016 op de plaats delict aanwezig is geweest. [betrokkene 2] heeft in eerste aanleg verklaard dat de verdachte niet de blanke schutter is.
De verklaring van de anonieme bedreigde getuige is in strijd met artikel 6 EVRM tot stand gekomen en dient buiten beschouwing te blijven. Dit met name, nu na het verhoor van deze getuige is gebleken dat weliswaar alle vragen van het openbaar ministerie en de raadslieden zijn gesteld en beantwoord, maar dat slechts 15% het proces-verbaal heeft gehaald. Van sterke procedurele waarborgen om een eerlijke en volledige beoordeling van de betrouwbaarheid van het bewijs tot stand te brengen, is met de wijze waarop in dit geval toepassing is gegeven aan de regeling van de anonieme bedreigde getuige geen sprake. Aangezien van andere (voldoende) compenserende maatregelen evenmin kan worden gesproken, kan de vereiste toetsing van de betrouwbaarheid van de getuige en diens verklaring niet of althans verregaand onvoldoende plaats hebben. Ook indien het hof dit verweer zou verwerpen, zal deze verklaring slechts een zeer beperkte rol kunnen spelen bij de beoordeling van het bewijs, gelet op het uitermate summiere karakter van de informatie van deze getuige, de afwezigheid van de mogelijkheid deze indringend te kunnen toetsen en de niet ondenkbare mogelijkheid dat iemand anders er belang bij kan hebben de verdachte op deze manier te belasten en daarbij een ander te ontlasten of buiten schot te houden. Daarbij betreft het slechts een de auditu-verklaring.
Wat betreft de informatie uit onderzoek Zwaluw heeft de verdediging betoogd dat het hof voorzichtigheid dient te betrachten met betrekking tot de PGP-berichten en de conclusies die het openbaar ministerie daar uit trekt. Het openbaar ministerie heeft een selectie aan berichten voorgelegd die ten dienste staat aan het aanleveren van het bewijs voor het tenlastegelegde, terwijl van controle van die selectie of van bestudering van het bronmateriaal geen sprake is. Verder liepen de contacten over drugs niet over dezelfde telefoon als de contacten over een ophanden zijnde liquidatie, alleen zijn er nooit berichten achterhaald of onderschept met betrekking tot drugshandel, hetgeen evenwel niet wil zeggen dat deze er niet waren. De resultaten uit onderzoek Zwaluw kunnen bovendien enkel op het punt van de overtuiging verschil maken, maar vormen geen wettig bewijs in onderzoek Mortel. Uit de PGP-berichten in Zwaluw blijkt niet dat daadwerkelijk een ontmoeting tussen [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en de verdachte heeft plaatsgevonden, noch wat daar zou zijn besproken. Dat de verdachte in februari 2016 is aangehouden in een gestolen BMW, dat de ambulancekosten via [betrokkene 1] door [betrokkene 14] zijn betaald en dat de van [betrokkene 1] ontvangen PGP-telefoon van de verdachte op afstand is gewist, is niet relevant voor onderzoek Mortel.
Dat sprake is geweest van drugshandel tussen [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en de verdachte is niet onwaarschijnlijk. De verdachte handelde al jaren in softdrugs met grote spelers op het veld die niet blij zijn met onthulling van hun identiteit, reden waarom de verdachte er niets over heeft verklaard. Het is ook niet verbazingwekkend dat de verdachte uit zichzelf niet heeft verklaard dat hij in Berlijn tweemaal een enorme partij softdrugs heeft verkocht.
(...)
3. Het oordeel van het hof
3.1
Relevante feiten en omstandigheden feit 1 tot en met 3
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.1.1
Gegevens van de verdachten in onderzoek Mortel
De verdachten in hoger beroep:
De medeverdachte [medeverdachte 1] woonde aan de [a-straat 1] in [plaats] , zijn vriendin [betrokkene 7] woonde in [plaats] aan de [b-straat 1] . Hij gebruikte telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [medeverdachte 1] had geen eigen auto tot zijn beschikking, maar reed in auto’s van anderen.
De medeverdachte [medeverdachte 2] woonde aan de [c-straat 1] in [plaats] met [betrokkene 8] en had als postadres [d-straat 1] in [plaats] , het adres van zijn zus [betrokkene 9] en zijn moeder. [medeverdachte 2] is een oudere broer van [betrokkene 1] . Hij had telefoonnummer [telefoonnummer 2] en reed in een Volkswagen Bora met kenteken [kenteken 3] , die op naam stond van na te noemen [betrokkene 3] (hierna: de Bora).
De verdachte [verdachte] woonde tot 6 december 2016 aan de [e-straat 1] in [plaats] met [betrokkene 10] en hun op 8 april 2016 geboren tweeling. Hij had de beschikking over een recreatiewoning op Camping de [A] aan de [f-straat 1] in Amsterdam, plek 10.
[verdachte] gebruikte de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] . [verdachte] had geen rijbewijs maar reed in de auto van zijn vrouw, een Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken 4] , die op naam stond van zijn schoonvader [betrokkene 11] , hierna aan de duiden als de Jetta. [verdachte] reed ook in de auto die op naam stond van zijn moeder, een Suzuki Alto met kenteken [kenteken 5] , hierna te noemen de Suzuki. [verdachte] had onder meer als bijnamen [bijnaam 1] en [bijnaam 2] . [verdachte] moeder woonde aan de [g-straat 1] in [plaats] .
De medeverdachten die onherroepelijk zijn veroordeeld:
[betrokkene 1] woonde aan de [h-straat 1] in [plaats] met [betrokkene 12] , gebruikte telefoonnummer [telefoonnummer 5] en reed in de volgende huurauto’s: een Mercedes V-klasse met kenteken [kenteken 6] , gehuurd van 30 september 2016 tot 6 oktober 2016; een Mercedes Vito met kenteken [kenteken 7] , gehuurd van 6 oktober 2016 tot 18 oktober 2016 en een Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 8] op naam van zijn zus [betrokkene 9] , woonachtig aan de [d-straat 1] in [plaats] . Deze auto’s worden hierna aangeduid als de V-klasse, de Vito en de Passat. Eén van de bijnamen van [betrokkene 1] is [bijnaam 3] . De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 9 mei 2018 [betrokkene 1] onder meer voor het medeplegen van de moord op [slachtoffer] en de pogingen tot moord op [benadeelde 4] en [benadeelde 3] onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 jaar. De rechtbank was van oordeel dat [betrokkene 1] heeft gehandeld volgens een gedurende langere tijd beraamd en in stappen uitgevoerd plan. Hij is tijdens de voorbereiding en de uitvoering van de moordaanslag alsmede de hierop gevolgde vlucht zeer actief betrokken geweest bij de uitvoering van het plan. [betrokkene 1] had aanvankelijk hoger beroep ingesteld maar is hierin (op eigen verzoek) niet-ontvankelijk verklaard. Dit vonnis is dus onherroepelijk.
[betrokkene 2] woonde aan de [i-straat 1] in [plaats] en gebruikte telefoonnummer [telefoonnummer 6] . [betrokkene 2] reed in de door [betrokkene 1] gehuurde Vito en V-Klasse.
Eén van de bijnamen van [betrokkene 2] is [bijnaam 4] .
De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 9 mei 2018 [betrokkene 2] onder meer voor het medeplegen van de moord op [slachtoffer] en de pogingen tot moord op [benadeelde 4] en [benadeelde 3] onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaar. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat [betrokkene 2] één van de twee schutters is geweest en wel de donkere schutter. [betrokkene 2] had aanvankelijk hoger beroep ingesteld maar is hierin (op eigen verzoek) niet-ontvankelijk verklaard. Dit vonnis is dus onherroepelijk.
[betrokkene 3] woonde aan de [j-straat 1] in [plaats] en reed in de Bora, die op zijn naam stond. [betrokkene 3] gebruikte telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Zijn dochter [betrokkene 13] vierde op [geboortedatum] 2016 haar verjaardag op het adres [k-straat 1] in [plaats] .
De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 9 mei 2018 [betrokkene 3] voor het medeplegen van schuldheling van de Seat Leon, die is gebruikt bij de moord op [slachtoffer] onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
[betrokkene 4] woonde aan de [l-straat 1] in [plaats] en gebruikte telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Hij had de beschikking over vier garageboxen in Alkmaar. De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 9 mei 2018 [betrokkene 4] voor onder meer het medeplegen van schuldheling van de Volkswagen Caddy met valse kentekenplaten, die is gebruikt bij de moordaanslag op [slachtoffer] , onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 weken waarvan 24 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
3.1.2
De moordopdracht op [betrokkene 5] ; tijdvak april en mei 2016
Uit onderzoek Zwaluw is voor zover hier relevant naar voren gekomen dat vanaf 18 april 2016 met PGP-toestellen (Pretty Good Privacy) berichten zijn gestuurd over ‘het pakken van [betrokkene 5] , een jonge gast met blauwe ogen’.
In mei 2016 heeft [betrokkene 14] (die voorkwam in onderzoek Zwaluw) in zijn PGP-toestel 12 contacten toegevoegd aan het telefoonboek, waaronder op 15 mei 2016 de adressen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [verdachte] onder toevoeging van een bericht. [betrokkene 14] meldde die dag aan [betrokkene 1] dat hij ze moest zeggen dat hij ze heeft gemaild, en met het verzoek mij onder een andere naam op te slaan.
Op 23 mei 2016 liet [betrokkene 14] aan [betrokkene 1] weten dat hij de volgende dag iemand zou ontmoeten, die ook met [betrokkene 1] in Berl was, die [betrokkene 1] moest aanhoren en kijken wat hij nodig heeft.
Op 25 mei 2016 spraken [betrokkene 14] en [betrokkene 1] af elkaar te ontmoeten. Een dag later liet [betrokkene 1] aan [betrokkene 15] (voorkomend in onderzoek Zwaluw) weten: die van noord. [betrokkene 15] : 21 precies bro bij mc. Daarop liet [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] (die in [plaats] woonde) weten: afspraak is precies om 9 uur bij macdonald noord. Neem kanu mee doorgeladen. [betrokkene 2] : ok maar voor die tijd moet ik jou eerst spreken toch. Op 27 mei 2016 maakte [bijnaam 5] (een persoon die voorkomt in onderzoek Zwaluw) een afspraak met [betrokkene 1] voor een ontmoeting bij de Praxis om 15:00 uur in de omgeving van het Westerpark. Deze [bijnaam 5] berichtte op 28 mei 2016 aan [bijnaam 6] (een persoon die voorkomt in onderzoek Zwaluw): die gast die gedaan moet worden is een getinte man. Zuid Amerikaans ofzo maar niet zeker. Naam [betrokkene 5] of [betrokkene 5] . Hij gaat die nog exact krijgen. Hij woont bij confectiecentrum daar ergens en zet zn wag altijd daar in de parkeergarage. Hij gaat veel uit en heeft een dikke zwarte polo gti. Hij moet zsm loesoe. [bijnaam 7] (bijnaam [betrokkene 1] ) heeft gevraagd om een foto dat er geen misverstanden gebeuren. En een motor of wag geen bmw.
Op 28 mei 2016 stuurde [betrokkene 14] het bericht aan [betrokkene 1] : Ben ik weer je kan me hier op bereiken ok. Die je loon geeft elke maand. En kwa info je hebt de ok van ons.
[betrokkene 1] vroeg aan [betrokkene 14] op 29 mei 2016 of er nog een foto zou komen. [betrokkene 14] : is goed je hebt alle info. Niks meer via tel ok en 1 deze dagen krijg je loon. [betrokkene 1] : is goed. Gooi alleen voor [bijnaam 1] 635eu erbij. Ze hebben nu die bon van ziekenauto gestuurd. En om te huren motor of auto. [betrokkene 14] : blijft ie maar rekeningen krijgen? [betrokkene 1] : dit zal de laatste moeten zijn. [betrokkene 14] : je bent nu alleen op pica aan het wachten wanneer zou die brengen. [betrokkene 1] : want iedereen kan die auto rijden dus foto is wel nodig. Ik wacht tot ik een auto heb want kan daar gewoon gaan kijken als ik een waggie zie.
Op 30 mei 2016 liet [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] weten: wou wel ff praten met jouw en [bijnaam 1] kijken hoe of wt, waarop [betrokkene 2] antwoordde met: ok.
Op 30 mei 2016 liet [betrokkene 14] aan [betrokkene 1] weten dat die foto niet ging lukken maar dat die info 1000% was. [betrokkene 1] : ok jammer was wel lekkerder geweest. En hoe zit het met vervoer? Stuur met loon meteen dan 1500 mee onkosten huren en borg. Kijk ook voor motorscooter.
[betrokkene 14] : doe je dingen wat je moet doen voorbereidingen enzo.
[betrokkene 1] : ik wil een motorscooter huren en een auto. Om te kunnen bewegen. En een genakte motorscooter, zodar die dingen er zijn gaan we bewegen. [betrokkene 14] wilde weten hoeveel dat ging kosten. [betrokkene 1] : weet niet. Auto is simpel motor daar de borg van is altijd anders. Stuur voor zekerheid 2k. maar een goeie motorscooter [bijnaam 4] is niet de kleinste. [betrokkene 1] zei dat hij een andere telefoon wilde. Hij ging deze weggooien en wilde geen Blackberry meer.
[betrokkene 14] : tel kan je beter na deze klus halen. [betrokkene 1] : ok doe ik dan hierna. Ik ga morgen de buurt om te vragen. [betrokkene 14] : dan kijk ik maar die gasten zijn heet je hebt gezien met [bijnaam 1] . Wat moest [bijnaam 1] betalen en wat moest voor die stashplek en 1500 voor huurwaggie?
Op 31 mei 2016 nam [betrokkene 1] contact op met [verdachte] met de vraag: wat en hoeveel moest je ook alweer hebben voor ziekenwagen enzo? [verdachte] : ambu was 485 en die ander is 230, waarna [betrokkene 1] aan [betrokkene 14] liet weten: [bijnaam 1] 485 en 230, stash 750, huur 2000. Was 6 plus dit is wt hij net doorgeeft.
[betrokkene 14] : 10500 krijg je.
Het hof leidt uit deze berichten in onderlinge samenhang bezien af dat [betrokkene 1] de moordopdracht heeft aangenomen (hij moet zsm loesoe) op [betrokkene 5] , die bij het confectiecentrum woonde, waar hij zijn auto in de parkeergarage parkeerde; dat [betrokkene 1] graag een foto van het beoogde slachtoffer wilde om een vergissing te voorkomen (want iedereen kan die auto rijden dus foto is wel nodig), maar dat een foto uiteindelijk niet aan hem is verstrekt; dat [betrokkene 1] voorbereidingen moest treffen en voor de klus onder meer een motorscooter voor [betrokkene 2] ( [bijnaam 4] ) nodig had en dat hij het plan met [betrokkene 2] en [verdachte] ( [bijnaam 1] ) wilde bespreken.
3.1.3
Overige relevante bevindingen uit het onderzoek Zwaluw
Deze in april 2016 besproken moordopdracht op [betrokkene 5] en de daarop gevolgde uitvoering ervan in de periode van juni 2016 tot en met de dag van de liquidatie op 8 oktober 2016, waarbij niet [betrokkene 5] maar [slachtoffer] en zijn gezin onder vuur zijn genomen, dient volgens het hof te worden bezien tegen de achtergrond van het destijds reeds bestaande samenwerkingsverband van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en de verdachte met de daarbij betrokken opdrachtgevers. Uit PGP-berichten in het dossier Zwaluw blijkt dienaangaande het volgende.
3.1.3.1 Voorbereidingshandelingen liquidatie Berlijn
Uit PGP-berichten is naar voren gekomen dat [betrokkene 16] en [betrokkene 17] opdracht gaven aan [betrokkene 14] voor de moord op [betrokkene 6] in Berlijn. [betrokkene 16] heeft op 11 augustus 2015 bericht dat [betrokkene 6] is gezien in Berlijn.
[betrokkene 1] was contactpersoon van [betrokkene 14] . Medio augustus 2015 werd het plan besproken, dat drie personen in Berlijn zouden timeren en drie anderen daar als hitter aanwezig zouden zijn. In de berichten werd ook gesproken over vuurwapens: vier Glocks en twee AK’s, alsmede over een miljoen om de kosten te dekken.
Op 20 augustus 2015 zijn [betrokkene 1] en [verdachte] ( [bijnaam 1] of [bijnaam 2] ) met de trein van Amsterdam naar Berlijn gereisd. [betrokkene 1] besprak dat hij met [bijnaam 4] ( [betrokkene 2] ) en [bijnaam 1] de klus zou uitvoeren. Ze kwamen een schutter tekort. Van 21 tot 24 augustus 2015 besprak [betrokkene 16] het moordplan met [betrokkene 1] : motor is het beste, jij moet ook schieten, hij moet dood, dood, dood. [betrokkene 1] moet zijn best doen, ze krijgen zware bonus. [betrokkene 1] : Als we hem zien is hij van ons.
[betrokkene 1] vertrok op 22 augustus 2015 uit Berlijn om in Nederland een vriend te gaan ophalen. Op 24 augustus 2015 kwam [betrokkene 1] met [betrokkene 2] aan in Berlijn. Op 29 augustus 2015 heeft [betrokkene 1] bericht dat die tata lam was.
[betrokkene 1] is op 31 augustus 2015 weer van Berlijn naar Nederland gereisd om PGP-toestellen op te halen, zodat [bijnaam 1] en [bijnaam 4] contact konden onderhouden met hun vrouwen. [betrokkene 1] had die dag aan [betrokkene 14] laten weten: die van [bijnaam 1] is zwanger.
[betrokkene 14] berichtte die dag dat [bijnaam 1] het werk alleen af kon en [bijnaam 4] zou rijden. [betrokkene 1] : [bijnaam 1] doet het werk stapt achterop [bijnaam 4] gaat rijden naar eerlijke auto die op ze wacht.
Op 2 september 2015 was [betrokkene 1] terug in Berlijn en op 4 september 2015 had [verdachte] met het PGP-toestel contact met zijn toenmalige vrouw [betrokkene 10] .
Op 9 september 2015 werd besproken dat het beoogde slachtoffer [betrokkene 6] niet meer in Berlijn verbleef. Op 9 september 2015 zijn [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [verdachte] met de trein teruggereisd naar Nederland. [betrokkene 1] heeft aan [betrokkene 14] doorgegeven dat de wapens onder het gasfornuis lagen in de woning aan de Helmholtzsttrasse, waar het drietal in Berlijn had verbleven. Op instructie van [betrokkene 14] heeft hij de autosleutels afgegeven aan een man in het sportcafé.
3.1.3.2 Een klus waarbij een man gepakt moet worden
[betrokkene 1] had begin november 2015 contact met [betrokkene 14] en [betrokkene 2] over een man die gepakt moet worden. [betrokkene 2] vroeg of [betrokkene 1] de PGP van [bijnaam 2] ( [verdachte] ) al had. [betrokkene 2] en [bijnaam 1] zouden een scooter gaan ophalen. [betrokkene 1] berichtte op 12 november aan [betrokkene 2] : pakken was met scooter vlucht is met auto. Op 12 november 2015 berichtte [betrokkene 1] aan [verdachte] : Yo zet die bmw ff weg vandaar woonwijk in ofzo. En breng de PGP voor [betrokkene 2] met je vrouwtje z’n auto. [verdachte] : ok ok en die gans torie kan ik die ophalen morgen? [betrokkene 1] : nee breng het zondag.
3.1.3.3 Een klus op een verrader
Op 7 november 2015 liet [betrokkene 14] aan [betrokkene 1] weten: jo bro ik wacht op jou nieuws over die verader. [betrokkene 1] vroeg of [betrokkene 14] er een ander team op ging zetten, waarop [betrokkene 14] antwoordde: geen andere team, miss een zender plaatsen maar ik wacht op jou bro wat er gaat gebeuren je hebt alles van hem, doe gewoon je werk waar je goed in bent.
[verdachte] en [betrokkene 2] hadden contact over een verrader in april 2016. [verdachte] berichtte op 12 april 2016 per PGP aan [betrokkene 2] : Laten we maar snel bewegen want dan kan ik beter ontspannen. [betrokkene 2] : ze moeten kijken naar die verrader. [verdachte] : top.
Op 14 april 2016 zond [verdachte] het bericht aan [betrokkene 2] : Yo ik zal nu kijken met die waggie die je hebt staan? Vervolgens heeft [verdachte] een door [betrokkene 2] gehuurde Mazda opgehaald. [betrokkene 14] en [betrokkene 1] hadden in april 2016 ook contact over de verrader. [betrokkene 14] vroeg op 13 april 2016 aan [betrokkene 1] : en die verrader nog niks van gehoord? Waarop een ontkennend antwoord van [betrokkene 1] is gevolgd.
3.1.3.4 Aanhouding [verdachte] op 24 februari 2016
Op 24 februari 2016 is [verdachte] aangehouden als bestuurder van een gestolen BMW met valse kentekenplaten. [verdachte] was tijdens de politie-achtervolging met de BMW op de Oostzanerdijk in Amsterdam tegen een boom gereden, gewond geraakt en vervolgens met een ambulance naar het VU-ziekenhuis gebracht. Bij [verdachte] is een Blackberry toestel in beslag genomen met het emailadres [e-mailadres 1] @ennetcom.biz. Ruim twee uur hierna heeft een vriend van Polo aan de helpdesk van Ennetcom een wipe-verzoek gedaan om de gegevens van dit emailadres te wissen. Tien minuten later ontving [betrokkene 14] het bericht: Bro die gast van [bijnaam 3] is gebost brooo.
De berichten op deze PGP waren dus gewist, maar de volgende adressen uit het telefoonboek konden wel veilig worden gesteld:
[e-mailadres 1] @ennetcom.biz opgeslagen op 15 januari 2016 als eigen/own;
[e-mailadres 2] .com opgeslagen op 19 februari 2016 als [bijnaam 8] (= [betrokkene 1] ) en
[e-mailadres 3] .com op 22 februari 2016 ongeslagen als [bijnaam 9] (= [betrokkene 2] ).
Op de PGP van [verdachte] waren uitsluitend deze adressen opgeslagen.
3.1.3.5 Conclusie Zwaluw
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van het hof onder meer dat [betrokkene 1] de contactpersoon was van [betrokkene 14] en tegen betaling uitvoering gaf aan door anderen beraamde plannen voor het uitvoeren van gewelddadige handelingen.
Het hof acht deze gegevens in de zaak Mortel van belang, omdat hieruit kan worden afgeleid dat [betrokkene 1] bij de uitvoering van die plannen de samenwerking zocht met onder meer de verdachte en [betrokkene 2] , in welk verband zij als een team werden beschouwd en ook als zodanig optraden, alsmede dat de verdachte daarin een substantiële rol vervulde.
Het hof acht tevens relevant dat middenin de periode waarin werd gesproken over deze gewelddadige plannen op 24 februari 2016 [verdachte] is aangehouden met een gestolen BMW; dat hij toen over een PGP-toestel beschikte met als contacten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en dat de inhoud van dit PGP-toestel vrijwel onmiddellijk na de aanhouding is gewist op verzoek van iemand die liet weten te handelen namens genoemde opdrachtgever [betrokkene 16] .
[betrokkene 14] heeft in mei 2016 het emailadres van [verdachte] , [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en anderen in zijn PGP-toestel opgeslagen, onder verzending van een bericht aan die personen, met het verzoek aan eenieder hem via de PGP op zijn bericht te antwoorden. [betrokkene 14] had dus niet alleen direct contact met de aannemer [betrokkene 1] , maar ook (incidenteel) met [verdachte] . Dat [verdachte] ook rechtstreeks contact had met een andere opdrachtgever, blijkt uit PGP-berichten die tijdens de voorgenomen liquidatie van [betrokkene 6] in Berlijn zijn gewisseld.
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte in de ogen van de opdrachtgevers kennelijk een belangrijke rol vervulde in [betrokkene 1] team: niet alleen diens PGP-toestel werd meteen na de inbeslagneming van hogerhand gewist, [verdachte] en zijn vriendin moesten elk een PGP-toestel krijgen toen [verdachte] in Berlijn was en [betrokkene 1] is deze zelfs in overleg met de opdrachtgevers in Nederland gaan halen.
Het gewicht dat aan de rol van [verdachte] werd toegekend door personen in het hogere echelon van de organisatie blijkt daarnaast uit de PGP-berichten tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 16] ; de moeder en vriendin van [bijnaam 1] moesten worden ingelicht dat [bijnaam 1] langer zou wegblijven tijdens zijn verblijf in Berlijn.
3.1.4
De beschieting van de auto van [slachtoffer] op 8 oktober 2016
[slachtoffer] woonde met zijn gezin in een appartement aan het [m-straat 1] in Amsterdam West. Hun appartement maakte deel uit van het [pand] , met een parkeergarage op -1 en -2, waar bewoners en anderen hun auto konden parkeren.
Uit verklaringen van [betrokkene 5] en zijn vriendin [betrokkene 18] volgt dat zij tot juli 2016 hebben gewoond aan het [m-straat 2] in Amsterdam en dat zij de zwarte Mini Cooper van [betrokkene 18] parkeerden in de parkeergarage van het [pand] op verdieping -1. Zij hebben hun huis nog enige tijd aangehouden om spullen uit het appartement beetje bij beetje te verhuizen. Om die reden kwamen zij nog af en toe in die parkeergarage.
Het confectiecentrum, waarover in de aangehaalde berichtenwisseling omtrent de moordopdracht op [betrokkene 5] wordt gesproken en in de buurt waarvan [betrokkene 5] zou wonen en diens auto zou parkeren, bevindt zich nabij het [pand] . [slachtoffer] heeft net als [betrokkene 5] een getinte huidskleur en hij parkeerde zijn zwarte Mini Cooper meestal op verdieping -1. Het hof gaat ervan uit dat [betrokkene 5] het eigenlijke doelwit van de schietpartij is geweest en dat [slachtoffer] en zijn gezin als gevolg van het ontbreken van een foto het slachtoffer zijn geworden.
Op 8 oktober 2016 bestuurde [slachtoffer] zijn zwarte Mini Cooper met kenteken [kenteken 9] de parkeergarage in om deze te parkeren op zijn reguliere parkeerplaats op verdieping -1. Eerder die middag had de verdachte [medeverdachte 1] de schutters in een Volkswagen Caddy de parkeergarage ingereden. In de parkeergarage beschoten de twee schutters de Mini Cooper. De schutters stonden schuin achter elkaar aan de bestuurderszijde van de auto en schoten een aantal malen met semi automatische wapens. [slachtoffer] werd onder meer vier maal in zijn hoofd geraakt en daarnaast in zijn linker bovenarm en de linkerzijde van de borstkas. Als gevolg hiervan is hij ter plaatse overleden. Zijn partner [benadeelde 4] zat voorin de auto naast hem. Zij is als gevolg van verscheidene schotverwondingen zwaargewond geraakt en is buiten bewustzijn naar het VU-ziekenhuis gebracht. Hun dochtertje [benadeelde 3] , 2,5 jaar jong, zat op de achterbank. Zij bleef ongedeerd. Een getuige heeft [benadeelde 3] uit de auto gehaald.
Rondom de Mini Cooper werden 16 hulzen en kogels aangetroffen. Op de garagevloer lag veel glas, afkomstig van de linker voorportierruit van de Mini Cooper. Na aanvullend schootbanenonderzoek zijn in en aan de Mini Cooper de volgende schotbeschadigingen vastgesteld: twee in de motorkap en één boven de voorruit, en daarnaast één onder de motorkap en op de achterbank. Op grond van de bevindingen van het schootbanenonderzoek gaat de politie ervan uit dat de Mini Cooper was beschoten vanaf de voorzijde en het linker voorportier.
Bij het onderzoek naar de gebruikte vuurwapens en munitie is geconcludeerd dat de munitie afkomstig is uit twee verschillende vuurwapens van verschillend kaliber.
Twee hulzen zijn vermoedelijk vanaf de voorzijde van de Mini Cooper verschoten met een semi automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Browning Kort, waarvan het merk niet kon worden vastgesteld. Veertien hulzen zijn vermoedelijk verschoten vanaf het linker voorportier van de Mini Cooper met een semi automatisch werkend machinepistool van het kaliber 9 mm parabellum, merk Heckler & Koch model MP5. De afvuursporen in de vier kogels passen eveneens bij dit vuurwapen.
De schutters zijn in de Volkswagen Caddy de parkeergarage uitgereden en hebben hun weg vervolgd via de Fregelaan en het fietspad naar de dichtstbijzijnde parkeerplaats aan de Wittgensteinlaan. Zij hebben daar de Caddy in brand gestoken en zijn te voet verder gegaan. Verderop in de Wittgensteinlaan zijn ze opgepikt door de bestuurder van een Seat Leon, de verdachte [medeverdachte 1] , die hen naar [plaats] heeft gebracht. Daar is de Seat met autopech gestrand en zijn de drie inzittenden lopend verder gegaan. Eén van de mannen was blank. Zij zijn vervolgens opgepikt door [betrokkene 1] in een Mercedes Vito.
Het hof zal hierna ten behoeve van de leesbaarheid de parkeergarage in het [pand] in Amsterdam West ook aanduiden als de PD1 (Plaats Delict 1); de parkeerplaats aan de Wittgensteinlaan als de PD2 (Plaats Delict 2) en de locatie waar de Seat is aangetroffen als de PD3 (Plaats Delict 3).
3.1.5
De gestolen auto’s die bij de liquidatie zijn gebruikt
Voor de liquidatie op 8 oktober 2016 zijn twee gestolen auto’s gebruikt: een Volkswagen Caddy (hierna ook: de Caddy) en een Seat Leon (hierna ook: de Seat).
a. De Volkswagen Caddy
Op 14 juni 2016 is aangifte gedaan van diefstal in Leiden van een lichtgekleurde Volkswagen Caddy, met kenteken [kenteken 10] . In de aangifte werd melding gemaakt van reclameteksten op de auto. Achterop stond de tekst: Eens anders geflitst worden en op de achterruit was een grote letter M aangebracht. Tussen 14 en 15 juni 2016 zijn in Rotterdam kentekenplaten [kenteken 1] gestolen van een Volkswagen Caddy.
De gestolen Caddy is op 14/15 juni 2016 in Rotterdam opgehaald en voorzien van de gestolen kentekenplaten naar Alkmaar gebracht. Hierbij waren betrokken: de verdachten [medeverdachte 2] , [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] had het initiatief daartoe genomen. [medeverdachte 2] heeft [betrokkene 3] opgehaald in de uitsluitend door hen bestuurde Bora en samen hebben zij [medeverdachte 1] in zijn woonplaats [plaats] opgehaald. In Rotterdam is [medeverdachte 1] in de gestolen Caddy gestapt en hij heeft deze naar Alkmaar gereden, [betrokkene 3] en [medeverdachte 2] reden in de Bora voor [medeverdachte 1] uit naar Alkmaar. [medeverdachte 2] kende de route naar Alkmaar en heeft daar gesproken met [betrokkene 4] . Het drietal heeft de Caddy in Alkmaar achtergelaten. [betrokkene 3] en [medeverdachte 2] hebben met de Bora [medeverdachte 1] naar Den Haag gebracht en zijn via Aalsmeer naar Hoofddorp gereden. [betrokkene 3] was die dag de bestuurder van de Bora.
Op 20 juni 2016 is de Caddy van Alkmaar verplaatst naar Aalsmeer, de telefoon van [betrokkene 4] bewoog tijdens deze rit mee en vervolgens is de Caddy van Aalsmeer naar Amsterdam Noord gebracht. De telefoon van [betrokkene 2] peilde rond 22:58 uur uit in Aalsmeer, waar de Caddy tien minuten later vertrok. De telefoon van [betrokkene 2] peilde rond 23:24 uur uit in Amsterdam Noord.
Het hof leidt hieruit af dat [betrokkene 4] de Caddy van Alkmaar naar Aalsmeer heeft gereden en dat [betrokkene 2] de Caddy van daaruit naar Amsterdam Noord heeft gereden.
Op 27 juni 2016 is de Bora rond 21:00 uur naar Den Haag gereden, daar is [medeverdachte 1] opgehaald en de Bora is vervolgens in de richting van de A4 gereden. Van 27 op 28 juni 2016 rond middernacht is de Caddy geregistreerd, rijdend vanuit Amsterdam Noord naar Amsterdam West; alsmede op 28 juni 2016 rond 00:26 uur en opnieuw rond 01:19 uur is de Caddy vlakbij de parkeergarage van het [pand] geregistreerd. De Bora was die nacht rond 02.00 uur in Aalsmeer.
De Caddy is daarna op 28 juni 2016 voor het eerst weer in Amsterdam Noord geregistreerd rond 21:30 uur.
b. De Seat Leon
Op 21 juni 2016 is in Rotterdam aangifte gedaan van diefstal in de periode van 20-21 juni 2016 van een zwarte Seat Leon met het kenteken [kenteken 11] . Op de auto zijn nadien duplicaat kentekenplaten aangebracht: [kenteken 2] .
De gestolen Seat is op 28 juni 2016 in Rotterdam opgehaald door [medeverdachte 2] , [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] . Het initiatief daartoe kwam wederom van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] bestuurde de Seat en reed daarbij enkele minuten achter de Bora naar Amsterdam Noord. Volgens [betrokkene 3] wist [medeverdachte 1] niet hoe hij moest rijden en reed [betrokkene 3] met [medeverdachte 2] in de Bora vóór hem uit om de weg te wijzen. Daarna reed de Bora door naar Aalsmeer.
De Seat is in de nacht van 12 op 13 juli 2016 van Amsterdam Noord verplaatst naar Alkmaar.
De Seat is op de avond van 6 oktober 2016 rond 23:30 uur vanuit Alkmaar vertrokken, evenals de Bora en de door [betrokkene 1] vanaf die dag gehuurde Vito.
[verdachte] vertrok met de Jetta rond 23:02 uur uit [plaats] in zuidelijke richting.
Daaraan voorafgaand had [medeverdachte 2] met de Bora [medeverdachte 1] opgehaald van station Zoetermeer; zij zijn naar de woonplaats van [medeverdachte 2] in [plaats] gereden en de Bora is vervolgens rond 22:41 uur naar Alkmaar gereden.
[betrokkene 1] was met de Vito vanaf 20:59 uur in Alkmaar. Hij heeft verklaard dat hij bij [betrokkene 4] was en dat hij zijn broer [medeverdachte 2] die avond in Alkmaar had gezien.
Het hof gaat er (net als de rechtbank) vanuit dat [medeverdachte 2] die avond de Bora heeft bestuurd.
De Bora en de Seat reden na het verlaten van Alkmaar direct door naar Hoofddorp . De Vito reed via de woning van [betrokkene 2] eveneens door naar [plaats] en kwam bij de [d-straat 1] aan rond 00:30 uur. Rond 00:45 uur reed de Vito, enkele minuten vóór de Seat, van Hoofddorp naar Amsterdam. De Seat werd die nacht voor het laatst geregistreerd rond 01:02 uur op de N200 ter hoogte van de afslag Kimpoweg.
De Vito heeft die nacht rond 01:50 uur korte tijd stilgestaan in de omgeving van de woning van [betrokkene 2] in [plaats] , is teruggereden naar Hoofddorp , waar de Vito aankwam rond 02:44 uur en tenslotte rond 03:04 uur is vertrokken naar Aalsmeer.
De Jetta, waar [verdachte] in reed, was op 6 oktober 2016 rond 23:02 uur uit [plaats] vertrokken en reed weg uit Hoofddorp op 7 oktober rond 03:07 uur.
De Bora is rond 03:11 uur vanuit Hoofddorp vertrokken in de richting van Beverwijk. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn die nacht rond 03:45 uur in Beverwijk door de politie staande gehouden met de Bora.
De Seat stond vanaf 7 oktober 2016 08:00 uur geparkeerd op een parkeerplaats op de Wittgensteinlaan waar hij op 8 oktober 2016 ‘s middags nog stond.
Het hof interpreteert deze reisbewegingen conform de verklaring van [medeverdachte 1] omtrent het koudzetten van de Seat. In de nacht van 7 oktober 2016 heeft [medeverdachte 1] de Seat met [betrokkene 1] als bestuurder en [betrokkene 2] in de Vito naar een parkeerplaats aan de Wittgensteinlaan in Amsterdam West gebracht. De Seat is daar achtergebleven en [medeverdachte 1] is daarna in de Vito met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] teruggereden naar Hoofddorp . [medeverdachte 2] was daar toen. [medeverdachte 1] is met [medeverdachte 2] vanaf Hoofddorp in de Bora meegereden naar diens huis in [plaats] , waar hij heeft overnacht, wat hij wel vaker deed.
3.1.6
De verklaring van medeverdachte en getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting in hoger beroep over 8 oktober 2016
Op 8 oktober 2016 ’s middags heeft [medeverdachte 2] in de Bora [medeverdachte 1] afgezet in Amsterdam Noord; [medeverdachte 1] kreeg onderweg van [medeverdachte 2] een Nokia 105 prepaid telefoon (PP1) met diens mededeling dat hij deze moest aanzetten en dat hij daarop gecontact zou worden; de prepaid is onderweg geactiveerd. [medeverdachte 1] heeft de telefoon aangezet. [medeverdachte 1] heeft toen van [medeverdachte 2] ook de autosleutels van de Caddy gekregen.
[medeverdachte 1] is in Amsterdam Noord als bestuurder in de Caddy gestapt en tegelijkertijd zijn twee mannen achterin ingestapt (opmerking hof: de latere schutters in de parkeergarage), onder wie de medeverdachte [betrokkene 2] . [medeverdachte 1] heeft op aanwijzingen van [betrokkene 2] de twee mannen in de Caddy vervoerd van Amsterdam Noord tot in de parkeergarage het [pand] , waar [medeverdachte 1] een kaartje trok en naar beneden is gereden. [betrokkene 2] legde [medeverdachte 1] uit welke route hij vanuit de parkeergarage moest lopen om bij de gereedstaande Seat te komen. [betrokkene 2] zei dat hij in de Seat moest gaan zitten en op een seintje moest wachten. [medeverdachte 1] had de autosleutels van de Seat toen al. [medeverdachte 1] heeft de Caddy met de twee inzittenden in de parkeergarage achtergelaten.
[medeverdachte 1] heeft de garage lopend verlaten. Hij is via de opgegeven route naar de parkeerplaats aan de Wittgensteinlaan gelopen en is op de achterbank van de Seat gaan liggen. [medeverdachte 1] droeg een rode trui met capuchon en een lange lederen jas. [medeverdachte 1] heeft via de PP1 sms-contact onderhouden met de schutters in de parkeergarage, die ook beschikten over een prepaid telefoon, de PP2, en daarnaast met de PP3, een prepaid telefoon waarvan hij door de vraagstelling in een sms-bericht begreep dat [betrokkene 1] deze in gebruik had. [medeverdachte 1] heeft gezien dat in de PP1 twee verschillende telefoonnummers waren opgeslagen.
Zoals hiervoor, in 3.1.4 reeds is vermeld, heeft vervolgens de schietpartij in de parkeergarage plaatsgevonden, waarna de schutters in de Caddy de parkeergarage zijn uitgereden, zij de Caddy in brand hebben gestoken en in de Wittgensteinlaan door [medeverdachte 1] in de Seat Leon zijn opgehaald.
De schutters hadden een tas bij zich, die een meter lang was, en hebben deze op de achterbank of kofferbak gelegd. [medeverdachte 1] is op aanwijzingen van [betrokkene 2] met hen naar Hoofddorp gereden, waar de Seat een lekke band kreeg. [medeverdachte 1] heeft de Seat toen een berm ingereden. De drie mannen hebben de Seat achtergelaten en zijn gezamenlijk te voet verder gegaan; zij hebben ongeveer twintig minuten gelopen. [medeverdachte 1] heeft gezien dat één van de twee anderen een prepaid telefoon bij zich had. [medeverdachte 1] heeft zijn prepaid telefoon in Hoofddorp in de berm weggegooid, omdat [betrokkene 2] hem dat had opgedragen. [medeverdachte 1] heeft in Hoofddorp gezien dat [betrokkene 2] of de andere man de tas uit de Seat heeft gepakt. Eén van hen heeft die tas tijdens de wandeling meegenomen en deze is ergens op de looproute in de bosjes verstopt. Tenslotte heeft [betrokkene 1] de drie mannen opgepikt met de Vito. Ze zijn met z’n vieren in de auto naar [betrokkene 1] huis in [plaats] gegaan, waar ze enige tijd zijn gebleven. [betrokkene 2] heeft [medeverdachte 1] naar [plaats] gebracht, waar hij het feestje van [betrokkene 13] heeft bezocht. [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] die avond rond 20:00 uur naar zijn huis in [plaats] gebracht.
3.1.7
Gebruik van drie prepaid telefoons op 8 oktober 2016
[medeverdachte 1] heeft op 4 mei 2017 de plaats in Hoofddorp aangewezen waar hij op 8 oktober 2016 de door hem gebruikte prepaid (PP1) had weggegooid. Het toestel lag daar nog. Aan de hand van de daarop aangetroffen gegevens kon een reconstructie worden gemaakt van de sms-berichten die van en naar dat toestel zijn gestuurd op 8 oktober 2016. Uit het historisch overzicht van de drie prepaid toestellen blijkt het volgende.
De PP1, 2 en 3 zijn tussen 15:12 en 15:17 uur geactiveerd, alle onder aanstraling van de zendmast aan de Hilversumstraat 316 in Amsterdam Noord.
De PP1, waarvan is vastgesteld dat deze in gebruik was bij [medeverdachte 1] , had het telefoonnummer [telefoonnummer 9] . Deze is actief geweest vanaf 8 oktober 2016 om 15:12 uur tot en met 9 oktober 2016 om 7:18:25 uur. De PP2 met telefoonnummer [telefoonnummer 10] was actief op 8 oktober 2016 van 15:16 tot 18:09:26 uur. De PP3 met telefoonnummer [telefoonnummer 11] was actief op 8 oktober 2016 van 15:17:36 tot 18:09:26 uur. Op de laatstgenoemde tijdstippen straalden de drie telefoons steeds dezelfde zendmast in Hoofddorp aan. Uit de bevindingen met betrekking tot het sms-verkeer tussen de PP1 enerzijds en de PP2 / PP3 anderzijds volgt dat de PP2 werd gebruikt door de schutters in de parkeergarage en dat de PP3 werd gebruikt door een derde, waarvan kon worden vastgesteld dat dit (hoofdzakelijk) [betrokkene 1] was.
3.1.8
De camerabeelden in de parkeergarage in samenhang met prepaid-gegevens en reisbewegingen van de Bora, de Caddy, de Seat en de Vito.
Van een groot aantal camera’s uit de parkeergarage het [pand] (PD1) zijn relevante beelden verkregen, die hierna in chronologische volgorde (...) worden weergegeven.
De gegevens met betrekking tot de prepaid toestellen worden eveneens in het schema (...) weergegeven, om deze te kunnen bezien in onderling verband en samenhang met de camerabeelden.
Tussen 15:15 en 15:21 uur hebben de gebruikers van de PP2 en de gebruiker van de PP3 onderling contact gehad. De inhoud hiervan is niet bekend geworden omdat deze telefoons niet zijn aangetroffen.
Tenslotte worden in deze tijdlijn eveneens de verkregen gegevens met betrekking tot de reisbewegingen van de Bora (bestuurd door [medeverdachte 2] ) en de Vito (bestuurd door [betrokkene 1] ) vermeld (...).
Het hof gaat ervan uit dat de Bora in het relevante tijdsbestek werd gebruikt door [medeverdachte 2] , op grond van de eensluidende verklaringen die inhouden dat [betrokkene 3] (de enige medegebruiker van de Bora) op 8 oktober vanaf rond 13:30 uur tot ’s avonds laat in de woning van zijn ex-vrouw en dochter aan de [k-straat 1] in Amsterdam Noord op een feestje is aanwezig is geweest.
Tijdstip
Gebeurtenis 8 oktober 2016
13:30
[medeverdachte 1] schakelt zijn telefoon uit
14:42:12
Start weergave camerabeelden parkeergarage het [pand]
14:42:12
Een zwarte Mini Cooper met kenteken [kenteken 9] rijdt de garage uit
15:12
Activatie PP1 van [medeverdachte 1] , onder bereik van de zendmast Hilversumstraat, omgeving Buikslotermeerplein Amsterdam Noord.
De Bora is in de omgeving van het Buikslotermeerplein in Amsterdam Noord. [medeverdachte 2] zet [medeverdachte 1] af.
15:16 en 15:17
Activatie PP2 (15:16) en PP3 (15:17) eveneens onder bereik van de zendmast Hilversumstraat, omgeving Buikslotermeerplein Amsterdam Noord.
[medeverdachte 1] begeeft zich naar de Caddy en de twee schutters stappen bij hem in de Caddy in.
Tot 15:22
Vooral contact tussen PP2 en PP3, inhoud berichten onbekend
15:28
De Bora en Caddy rijden met 1 minuut verschil door de Coentunnel in Amsterdam West. De telefoon van [betrokkene 2] wordt uitgeschakeld.
15:41
Boven aan de inrit staat de Caddy voor de omhoogstaande slagboom. Het raam van de bestuurder is omlaag. De Caddy rijdt de parkeergarage in en rijdt daar twee rondjes.
15:47
De Caddy wordt verplaatst en rijdt van rechts naar links en slaat rechtsaf.
Een man verlaat lopend de parkeergarage. Hij draagt een lange zwarte lederen jas en daaronder een rode trui met capuchon.
Na 15:48
De Caddy is buiten het bereik van een camera en dus niet meer in beeld.
15:51
De Bora met [medeverdachte 2] is in Aalsmeer in de omgeving van de woning van zijn broer [betrokkene 1]
16:00:02
Een zwarte Mini Cooper rijdt de garage in.
16:04
PP en PP2 stralen een zendmast in de omgeving van de parkeergarage aan
16:16
PP2 aan PP1: zit achterin waggie
16:17
PP1 aan PP2: ja
16:20
de PP3 straalt cell-id Van Heuven Goedhartlaan in Hoofddorp aan
16:26
Een man, die later is herkend als [slachtoffer] , komt met een vrouw en een kind uit de lift en zij betreden de parkeergarage
16:28
Een zwarte Mini Cooper met het kenteken [kenteken 9] stopt ter hoogte van de slagboom om het buitenste hek te openen. De bestuurder is het latere mannelijke slachtoffer.
16:29:10
De zwarte Mini Cooper rijdt de garage uit.
16:35
De Bora rijdt van Aalsmeer naar de A4. De Vito rijdt naar de [d-straat 1] in [plaats] .
16:38
De Caddy wordt drie parkeerplaatsen vóór de lift vooruit ingeparkeerd.
De autoverlichting wordt gedoofd.
Opmerking verbalisanten: de Caddy staat nu vrijwel direct tegenover de plek waar de zwarte Mini Cooper van [slachtoffer] normaliter wordt geparkeerd.
16:45
PP3 straalt de zendmast [d-straat 1] [plaats] aan, Cell-id Van Heuven Goedhartlaan
16:48
PP3 aan PP1: Zit je goed?
16:51
PP1 aan PP3: Nee en het is druk
16:52
PP3 aan PP1: OK em nu
16:53
PP1 aan PP3: bikkelen
16:53
PP3 aan PP1: waar zijn de andere
16:54
PP1 aan PP3: binnen
16:55
PP3 aan PP1: hun hebben bereik
16:56
PP1 aan PP3: ja
16:57
PP3 aan PP1 : Ok heb ze gesproken
17:28:20-17:29:30
PP1 aan PP2: Kan ik me benen ff strekken ik krijg kramp
17:28:59
De zwarte Mini Cooper met het kenteken [kenteken 9] rijdt de parkeergarage in. Een lichtschijnsel is zichtbaar op de achterkant van de Caddy.
17:30:11
Uit de Caddy links achter stapt een man in lichtkleurige broek, donkere schoenen met lichte zool en donkere jas (NN1). Uit de Caddy stapt aan de rechterkant een man met donkere broek en donkere schoenen (NN2).
Beide mannen rennen direct schuin naar achteren in de richting van de zwarte Mini Cooper.
17:30:17
17:30:21
NN2 loopt met versnelde pas terug naar de rechterkant van de Caddy.
NN1 komt terug bij de Caddy en verdwijnt rechts uit beeld.
Verbalisant: beide mannen stappen rechts in.
17:30:33
De remlichten van de Caddy gaan aan, de Caddy rijdt weg, tegen de rijrichting in.
17:31:12
De Caddy rijdt met hoge snelheid langs de camera. De inzittenden zijn niet waar te nemen.
17:31:15
De Caddy rijdt achter een grijze Seat Ibiza Station de parkeergarage uit.
Het hof stelt met betrekking tot de verdere gang van zaken op 8 oktober 2016 vast op grond van getuigenverklaringen, in combinatie met de waargenomen reisbewegingen van de Vito en de Bora en de overige relevante telefoongegevens (...).
De Caddy rijdt de parkeergarage uit in de Fregelaan en rijdt met hoge snelheid via het fietspad naar de parkeerplaats bij het eerste flatgebouw aan de Wittgensteinlaan, waar [medeverdachte 1] enige tijd heeft zitten wachten in de Seat (PD2). De getuige op het fietspad heeft gezien dat de bestuurder van de Caddy een donkere huidskleur had.
17:38
De Caddy staat in brand, de getuige [betrokkene 19] maakte filmopnamen van twee rennende mannen: een man had een donkere huidskleur; de ander droeg een lichtkleurige broek. Zij renden weg van de brandende Caddy. De getuige zag dat de donkere man de andere man voorbij rende. Op de opnamen is te zien dat de donkere man (NN2) een telefoon aan zijn oor hield.
17:38
PP2 plaatst een oproep naar PP1, die niet wordt beantwoord.
17:39
NN1 draagt een langwerpige tas en gooit iets in het water.
NN1 en NN2 lopen verder langs de waterkant langs de flatgebouwen van de Wittgensteinlaan.
[medeverdachte 1] komt in de Seat aangereden op de Wittgensteinlaan. NN1 stapt links achterin en NN2 rechts achterin. Rechts achterin de Seat is DNA van [betrokkene 2] aangetroffen.
17:43
De Seat rijdt over de A10.
17:43
PP2 neemt contact op met PP3, die wordt aangestraald door een zendmast in [plaats] , Van Heuven Goedhartlaan omgeving [d-straat 1] .
17:48
De Seat strandt in [plaats] met een lekke band. [medeverdachte 1] en de twee schutters laten de Seat achter en lopen over de Kruisweg en Hoeksteen in [plaats] . Op camerabeelden is [medeverdachte 1] te zien met een donkere lange lederen jas met daaronder een rode trui met capuchon.
De getuige [betrokkene 20] zag dat de zwarte Seat in de berm parkeerde en er drie forse mannen uitstapten, ze staken de weg over en liepen hem tegemoet; ze passeerden elkaar uiteindelijk. De getuige zag dat de mannen kort daarvoor een capuchon op deden. De getuige keek één van hen recht in de ogen aan, een donkergetinte man. Er was ook een blanke man en een andere donkere man.
17:49
De Vito rijdt vanaf de [d-straat 1] in [plaats] .
De PP3 beweegt in dezelfde richting mee.
17:52 en 17:53
NN2, de donkere man heeft een telefoon aan zijn oor, terwijl het uit de Seat afkomstige drietal in de omgeving van MacDonalds in Hoofddorp loopt.
PP2 neemt tevergeefs contact op met PP3.
17:53
PP2 neemt contact op met PP3. PP2 en PP3 zijn gedurende 5,3 minuten in gesprek.
Het drietal bevindt zich in de omgeving van Hoeksteen in Hoofddorp .
18:00
De Vito bevindt zich op de Paviljoenlaan in Hoofddorp .
Kort na 18:00
Stills van camerabeelden die zijn gemaakt op de Kruisweg in Hoofddorp tonen drie lopende mannen gaande in de richting van de Van Heuven Goedhartlaan in Hoofddorp .
Op stills van camerabeelden bij Flash casino is een man te zien, gekleed in een rode trui, zwarte pet en een lange zwarte jas.
18:09:26
De PP1, PP2 en PP3 stralen dezelfde zendmast in Hoofddorp aan.
De PP2 en PP3 worden tegelijkertijd op non-actief gezet.
[medeverdachte 1] gooit PP1 in de berm.
18:20
De Vito beweegt in de richting van [d-straat 1] in [plaats] .
18:28
De Vito rijdt vanuit [plaats] naar Aalsmeer.
18:28
De zwarte Seat wordt aangetroffen in de berm op de Kruisweg in Hoofddorp , net naast de afslag in de richting van Aalsmeer (PD3). De banden van de Seat waren leeg; één band was gescheurd. Een verbalisant zag op de vloerplaat vóór de bijrijdersstoel een doorzichtige Coca Cola fles helemaal gevuld met gele vloeistof. Na onderzoek bleek de fles motorbenzine te bevatten. Op/in de dop van de fles is DNA van [betrokkene 2] aangetroffen. In de Seat is verder DNA aangetroffen van [betrokkene 2] en [medeverdachte 1] .
18:30
De Caddy wordt brandend aangetroffen op de parkeerplaats aan de Wittgensteinlaan.
Forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat de Caddy van binnen volledig was uitgebrand. In het voertuig zijn geen delict gerelateerde voorwerpen aangetroffen.
19:15
De Vito rijdt vanuit Aalsmeer naar Amsterdam Noord, de telefoon van [betrokkene 2] bewoog mee.
De Vito zet [medeverdachte 1] af bij de [k-straat 1] in Amsterdam Noord. [medeverdachte 1] is op bezoek bij het feest van [betrokkene 13] , de dochter van [betrokkene 3] .
20:13
De Bora rijdt in de omgeving van de Distelkade in Amsterdam Noord.
[medeverdachte 2] is op bezoek op het feest van [betrokkene 13] .
20:27
De Vito vertrekt uit Aalsmeer naar de [k-straat 1] in Amsterdam Noord.
[betrokkene 1] is kort op bezoek op het feest van [betrokkene 13] .
20:40
De Bora en de Vito zijn in de omgeving van genoemde [k-straat 1] , evenals de telefoon van [medeverdachte 2] .
20:46
De Bora rijdt van de [k-straat 1] naar Den Haag, [medeverdachte 2] brengt [medeverdachte 1] naar huis.
22:04
De telefoon van [medeverdachte 1] is ingeschakeld in Den Haag.
[medeverdachte 2] rijdt met de Bora naar de [k-straat 1] .
9 oktober
00:50
De telefoon van [medeverdachte 2] straalt de zendmasten Meeuwenlaan en Loenermark aan in Amsterdam Noord.
De Bora rijdt naar de [j-straat 1] in Amsterdam, waar [medeverdachte 2] [betrokkene 3] heeft afgezet.
01:28
[verdachte] rijdt in de Suzuki op de N246 in Noordelijke richting naar [plaats] .
01:44
De telefoon van [medeverdachte 2] is in Beverwijk.
3.1.9
Reisbewegingen in de periode september 2016
Uit ARS-registraties, al dan niet in combinatie met gegevens over telefoongebruik, zijn reisbewegingen in de relevante periode van een aantal voertuigen (de Jetta, Suzuki, Bora, Passat, V-Klasse, Vito en Seat) naar voren gekomen.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor als verdachte op 7 december 2017 met betrekking tot de expliciet voorgehouden reisbewegingen erkend dat hij toen in de Jetta heeft gereden; hij was degene die vooral ’s nachts naar Aalsmeer is gereden; het kwam vaker voor dat hij midden in de nacht vertrok.
Op grond van de ARS-registraties kan worden vastgesteld dat de Jetta op na te noemen data in de volgende plaatsen was:
In Hoofddorp op 6 en 7 oktober 2016 (er zijn geen registraties van de Jetta in Hoofddorp in de periode van 8 oktober 2016 tot 12 juli 2017);
in Aalsmeer op 30 september, 2, 4 en 7 oktober 2016 (er zijn geen registraties van de Jetta in Aalsmeer in de periode van 8 oktober 2016 tot 12 juli 2017).
De verdachte reed in de Jetta en ook in de Suzuki van zijn moeder; hij heeft verklaard dat zij in deze periode op vakantie in Spanje was. Zoals eerder is opgemerkt, reed [verdachte] op 9 oktober 2016 rond 01:28 uur in de Suzuki op de N246 in [plaats] in Noordelijke richting.
Schematische samenvatting van de relevante reisbewegingen 3 september tot en met 8 oktober 2016
Datum
Bora
[medeverdachte 2]
Jetta
[verdachte]
Passat
V-klasse
Vito
[betrokkene 1] / [betrokkene 2]
03-09-16
en
04-09-16
Vanaf 17:44 uur in Amsterdam, Anderlechtlaan/ Louwesweg tot
4 september 05:30 uur ( [medeverdachte 2] en [betrokkene 3] )
[betrokkene 4] was daar ook om 17:44 uur
[betrokkene 1] was daar vanaf 21:16 uur
[betrokkene 1] en [betrokkene 4] daar weg rond 05:30 uur
29-09-16
14:38 tot 15:34 uur: in Aalsmeer
23:52 uur: vertrek uit [plaats]
30-09-16
15:30 uur: in Aalsmeer
16:55 uur: telefoon [medeverdachte 2] in Aalsmeer
00:41 tot 01:21 uur: in Aalsmeer
[medeverdachte 2] / [medeverdachte 1] in Passat hebben [betrokkene 1] afgezet bij Diks autoverhuur
[betrokkene 1] huurde de V-klasse
16:55 uur: telefoon [betrokkene 1] in Aalsmeer
02-10-16
21:11 uur: van Beverwijk naar Aalsmeer
21:31 uur: aankomst in Aalsmeer
Telefoon [medeverdachte 2] bewoog mee
22:12 uur: van Aalsmeer naar Hoofddorp
23:28 uur: van Hoofddorp naar Aalsmeer
23:37 uur: van Aalsmeer naar Hoofddorp
21:10 uur: van [plaats] naar Aalsmeer
22:01 uur: aankomst in Aalsmeer
23:38 uur: van Aalsmeer naar Hoofddorp
04-10-16
20:25 uur: van [plaats] naar Aalsmeer
23:30 uur: van Aalsmeer naar Hoofddorp naar [plaats]
23:51 uur: aankomst in [plaats]
20:04 uur: V-klasse in Amsterdam Noord (telefoon [betrokkene 2] )
20:21 uur: van Amsterdam Noord naar Aalsmeer
20:57 uur: van Aalsmeer naar Amsterdam West
21:06 uur: V-klasse (telefoon [betrokkene 1] ) van Aalsmeer naar afslag S106 (Cornelis Lelylaan) 21:37 uur van Cornelis Lelylaan naar Oostoever
V-klasse via Amsterdam Noord
22:10 uur: naar Aalsmeer
(telefoon [betrokkene 2] bewoog eerder die dag mee met V-klasse)
21:21-21:41 uur: diverse belbewegingen met telefoon van [betrokkene 1]
23:28 uur: V-klasse (telefoon [betrokkene 2] bewoog mee) van Aalsmeer via Hoofddorp naar Nassaukade (Amsterdam)
06-10-16 en
nacht van 07-10-16
[medeverdachte 2] haalde [medeverdachte 1] op uit Zoetermeer zij reden naar Beverwijk
22:41 uur: Bora naar Alkmaar
Rond 23:30 uur: Bora met Seat en Vito weg uit Alkmaar
Bora en Seat naar Hoofddorp
Bora, Seat en Vito op parkeerplaats Haarlemmerbos Hoofddorp
(Seat en Vito naar Amsterdam)
03:11 uur: Bora weg uit Hoofddorp
03:45 uur: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in Bora aangehouden in Beverwijk
23:02 uur: rijdt van [plaats] in zuidelijke richting
03:07 uur: weg uit Hoofddorp
[betrokkene 1] heeft de Vito gehuurd.
16:56 uur Amsterdam Noord [betrokkene 1] belde [medeverdachte 2] .
20:30 uur: [betrokkene 1] in Vito van Aalsmeer naar Alkmaar
20:59 uur: Vito geparkeerd bij ingang woning [betrokkene 4] ;
[betrokkene 1] heeft [medeverdachte 2] in Alkmaar gezien
Rond 23:30 uur: van Alkmaar via Amsterdam Noord naar Hoofddorp . (00:30 vlakbij Egholm)
Vito parkeerplaats Haarlemmerbos Hoofddorp
00:44 uur: van Hoofddorp naar Amsterdam. Reed op N205 enkele minuten voor de Seat.
02:03 uur: bij woning William in Amsterdam Noord
02:45 uur: naar Hoofddorp
03:04 uur: weg uit Hoofddorp
03:13 uur: in Aalsmeer
07-10-16
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in Beverwijk
Met Bora [betrokkene 3] opgehaald in Amsterdam; naar Amsterdam Noord
20:00 uur: naar Aalsmeer
20:52 uur: aankomst in Aalsmeer
23:08 uur: weg uit Aalsmeer (telefoon [medeverdachte 2] )
Bora naar de woning [betrokkene 3]
23:36 uur: telefoon [medeverdachte 1] op het Wi-Fi netwerk van [betrokkene 3]
20:52 tot 23:08 uur: Bora in Aalsmeer
21:10 uur: van [plaats] naar Aalsmeer
21:57 uur: aankomst in Aalsmeer
23:21 uur: weg uit Aalsmeer
00:21 uur: aankomst in [plaats]
Het hof leidt hieruit, in onderling verband en samenhang bezien met de eerder vermelde feiten en omstandigheden, het volgende af:
Op 3 september en in de nacht van 4 september 2016 zijn [medeverdachte 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 1] en [betrokkene 4] vanaf 21:16 uur tot 05:30 uur op dezelfde locatie geweest, [betrokkene 4] is even weggegaan en teruggekomen.
Op 29 september 2016 is [medeverdachte 2] ‘s middags een uur in Aalsmeer geweest en [verdachte] was in de nacht van 29 op 30 september 2016 in Aalsmeer. [medeverdachte 2] is op 30 september 2016 ’s middags in Aalsmeer geweest; hij heeft met [medeverdachte 1] in de Passat (de auto van zijn zus [betrokkene 9] ) [betrokkene 1] naar het autoverhuurbedrijf Diks gebracht die daar de V-klasse heeft gehuurd.
Op 2 oktober 2016 zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] beiden in Aalsmeer geweest; zij waren daar in elk geval tegelijkertijd vanaf 22:01 uur (het aankomsttijdstip van [verdachte] , terwijl [medeverdachte 2] daar toen al was) tot 22:12 uur (het eerste vertrekmoment van [medeverdachte 2] ), terwijl [verdachte] na terugkomst van [medeverdachte 2] slechts 1 minuut later dan [medeverdachte 2] Aalsmeer heeft verlaten. Het hof acht geenszins uitgesloten dat zij elkaar hebben ontmoet bij [betrokkene 1] , mede omdat enige te verifiëren concrete verklaring van een van beiden over die avond ontbreekt.
Op 4 oktober 2016 zijn [verdachte] en [betrokkene 2] beiden in Aalsmeer geweest. Gezien het tijdstip waarop [verdachte] uit [plaats] was vertrokken en gezien de duur van de terugreis van [verdachte] die avond (21 minuten), acht het hof aannemelijk dat [verdachte] en [betrokkene 2] daar onderscheidenlijk in de Jetta en V-klasse rond hetzelfde tijdstip zijn aangekomen. Zij zijn uiteindelijk met enkele minuten verschil rond 23:30 uur uit Aalsmeer vertrokken. [verdachte] heeft verklaard dat hij die avond [betrokkene 1] en [betrokkene 2] beiden heeft gezien.
Het hof stelt vast dat de V-klasse uit Aalsmeer is vertrokken nadat deze en de Jetta daar waren aangekomen. De telefoon van [betrokkene 1] bewoog mee, terwijl de V-klasse reed naar Amsterdam West, in de omgeving reed van de parkeergarage het [pand] . Vanuit Aalsmeer bewoog de V-klasse zich naar de afslag S106, de Cornelis Lelylaan in Amsterdam West en vandaar uit naar Oostoever. De V-klasse deed daar 20 minuten over. Volgens de routeplanner op google maps duurt deze rit met een auto normaal gesproken 8 minuten. Daarna is de V-klasse via Amsterdam Noord teruggekeerd in Aalsmeer.
Het hof acht het gezien het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien niet uitgesloten dat [verdachte] met [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] deze rit heeft gemaakt. [verdachte] heeft in zijn verklaring over zijn aanwezigheid in Aalsmeer, ook op deze avond, slechts volstaan met de zeer algemene uitleg van bezigheden die te maken hadden met de handel in soft drugs.
Het hof acht niet aannemelijk dat [verdachte] in Amstelveen op [betrokkene 1] zou hebben gewacht, terwijl [betrokkene 1] daar mogelijk geruime niet was, om uiteindelijk pas 2,5 uur later te vertrekken. Het hof acht de algemene niet te toetsen stelling van [verdachte] dat het wel vaker voorkwam dat hij op de te leveren softdrugs moest wachten, volstrekt ontoereikend.
Op 6 oktober en in de nacht van 7 oktober 2016 is de reeds in juni 2016 gestolen Seat verplaatst van Alkmaar naar de parkeerplaats aan de Wittgensteinlaan in Amsterdam. Het hof verwijst hiervoor ook naar hetgeen hierover is vermeld in hoofdstuk 3.1.5.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn op 6 oktober 2016 ’s avonds in de Bora naar Alkmaar gereden, waar [betrokkene 1] al was met de Vito. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij bij [betrokkene 4] was en dat hij [medeverdachte 2] die avond in Alkmaar heeft gezien. De Bora en de Seat reden van Alkmaar naar Hoofddorp , terwijl de Vito via de woning van [betrokkene 2] naar Hoofddorp is gereden.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met [betrokkene 1] in de Seat naar Amsterdam is gereden en dat [betrokkene 2] in de Vito ook naar de parkeerplaats aan de Wittgensteinlaan is gereden.
Het hof neemt deze verklaring van [medeverdachte 1] als uitgangspunt en concludeert op grond van het voorgaande dat [betrokkene 1] [betrokkene 2] bij diens woning in Amsterdam Noord heeft opgehaald; dat [betrokkene 2] in [plaats] in de Vito is gebleven en dat [betrokkene 1] daar in de Seat is overgestapt, waarna beide auto’s naar de Wittgensteinlaan zijn gereden. Nadat de Seat door [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] daar was gereedgezet, zijn [betrokkene 1] , [medeverdachte 1] en [betrokkene 2] in de Vito naar Amsterdam Noord gereden, waar [betrokkene 2] is afgezet. De Vito is daarna naar [plaats] gereden, van waaruit [medeverdachte 1] tenslotte met [medeverdachte 2] in de Bora naar Beverwijk is gereden.
Het hof is van oordeel dat hieruit minst genomen volgt dat [medeverdachte 2] (met de Bora) aanwezig was bij het vertrek van de Seat uit Alkmaar en het vertrek van de Seat uit [plaats] en daar aanwezig was toen [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] terugkwamen van het zogenoemde koudzetten van de Seat.
Het hof constateert dat de Jetta en/of [verdachte] , die op 6 oktober 2016 rond 23:02 uur rijdend in zuidelijke richting uit [plaats] was vertrokken en op 7 oktober rond 03:07 uur uit [plaats] is vertrokken, gedurende enkele uren tegelijkertijd met de Bora en/of [medeverdachte 2] in [plaats] kan zijn geweest. Dit situeert zowel [verdachte] /de Jetta als [medeverdachte 2] /de Bora in [plaats] op de tijdstippen waarop de bij de liquidatie gebruikte Seat is vertrokken uit [plaats] , is koudgezet in Amsterdam en de bij het koudzetten betrokken [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] in [plaats] zijn teruggekeerd.
Op grond van de inhoud van het dossier is niet duidelijk wat [verdachte] en [medeverdachte 2] in de tussentijd hebben gedaan. Opmerkelijk is dat de Vito, de Bora en de Jetta die nacht binnen een tijdsbestek van enkele minuten uit [plaats] zijn vertrokken.
Op 7 oktober 2016 zijn [medeverdachte 2] , [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] in de Bora via Amsterdam Noord naar Aalsmeer gereden, waar zij aankwamen om 20:52 uur. Zij reden uit Aalsmeer weg rond 23:08 uur. [verdachte] is met de Jetta in Aalsmeer aangekomen rond 21:57 uur en daar weggereden om 23:21 uur. Hieruit volgt dat [verdachte] die avond gedurende 1 uur en 20 minuten in Aalsmeer is geweest, terwijl [medeverdachte 2] , [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] in die tijd 1 uur en 10 minuten in Aalsmeer waren.
Het hof gaat ervan uit dat op de avond voorafgaande aan de liquidatie [medeverdachte 2] , [betrokkene 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] bij [betrokkene 1] thuis zijn geweest en sluit niet uit dat ook [betrokkene 2] hierbij aanwezig is geweest, aangezien [medeverdachte 2] c.s. in de Bora op de heenweg via Amsterdam Noord zijn gereden.
4. Bespreking verweren en conclusie
4.1
Algemeen
Het hof is het eens met de stellingen van de raadsvrouw dat geen forensisch bewijs tegen [verdachte] voorhanden is; dat uit het dossier niet valt af te leiden dat [verdachte] een rol heeft gespeeld bij het ophalen van de Caddy en de Seat in juni 2016; dat van zijn telefoon over de relevante periode geen gegevens beschikbaar zijn en dat op 8 oktober 2016 geen reisbewegingen van de Jetta van [verdachte] zijn geregistreerd. Hierbij maakt het hof de volgende kanttekeningen.
[verdachte] is pas in september 2017 (en dus veel later dan de medeverdachten) als verdachte aangemerkt en als zodanig aangehouden. Hij had daardoor in beginsel tijd en ruimte om gegevens te wissen die naar hem zouden kunnen leiden.
Toen [verdachte] als mogelijke medeverdachte in beeld kwam, waren de Vialis verkeersgegevens niet meer beschikbaar en waren zijn reisbewegingen met de Jetta en Suzuki dus uitsluitend af te leiden uit de ARS-gegevens.
[verdachte] gebruikte vanaf 18 oktober 2016 een nieuw telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 12] . Van hem noch van zijn vriendin [betrokkene 10] zijn telefoons aangetroffen die in de relevante periode zijn gebruikt. Daarnaast zijn de gegevens gewist van zijn devices: op zijn tablet vanaf 23 maart 2016 tot 14 oktober 2016 en van zijn I-pad vanaf 29 juli 2016 tot en met 30 oktober 2016. Op die devices stonden nog wel gegevens van de periodes daarvoor en daarna. [verdachte] heeft geen antwoord gegeven op de uitdrukkelijke vraag waarom die gegevens waren gewist.
4.2
Verklaringen van medeverdachten over de identiteit van de twee schutters
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [betrokkene 2] één van de schutters is geweest; de naam van de tweede schutter, door hem aangeduid als meneer X, heeft hij niet willen noemen. Het hof merkt over dit deel van [medeverdachte 1] verklaring nog het volgende op. Aan [medeverdachte 1] is tijdens de zitting van het hof meermalen voorgehouden dat hij op grond van zijn eigen verklaringen bij uitstek één van de personen is, die op 8 oktober 2016 de schutters gedurende aanzienlijke tijd van nabij heeft meegemaakt en die dus mogelijk iets kan zeggen over de identiteit van die tweede schutter. Tevens is hem indringend voorgehouden welke enorme belangen zijn gemoeid bij het noemen van de naam van die persoon. [medeverdachte 1] heeft daarop meermalen geantwoord dat hij in verband met zijn eigen veiligheid en die van zijn familieleden de naam van de tweede schutter niet wilde noemen. Het hof acht het opmerkelijk dat [medeverdachte 1] op uitdrukkelijke vragen -net als bij de rechtbank- evenmin heeft ontkend dat [verdachte] de tweede schutter was.
Dat [medeverdachte 1] met meneer X mogelijk heeft gedoeld op een in dossier Zwaluw voorkomende persoon met de bijnaam mr. X, betreft niet meer dan een suggestie en deze naam heeft [medeverdachte 1] ook niet als zodanig genoemd.
De raadsvrouw heeft in dit verband tevens opgeworpen dat [betrokkene 2] in eerste aanleg heeft verklaard dat [verdachte] niet één van de schutters is geweest. Het hof passeert ook deze stelling. [betrokkene 2] heeft immers over zijn eigen rol bij de moordaanslag, de andere deelnemers hieraan en vele andere substantiële aspecten verklaard in strijd met de bevindingen die voortvloeien uit de bewijsmiddelen. Zo heeft hij bijvoorbeeld verklaard dat hij met de Vito op 8 oktober 2016 de schutters in [plaats] heeft opgehaald terwijl hijzelf één van die schutters was. Zijn blote ontkenning dat [verdachte] één van de schutters was, acht het hof dan ook van nul en generlei waarde.
4.3
Alibi [verdachte] 8 oktober 2016
[verdachte] heeft verklaard dat hij op 8 oktober 2016 de hele dag thuis is geweest in zijn woning aan de [e-straat 1] in [plaats] . De verdediging heeft aangevoerd dat de getuigenverklaringen van de familie [betrokkene 10] een sluitend alibi opleveren dat [verdachte] die dag thuis in [plaats] was en dus niet om 17:30 uur in de parkeergarage PD1 was.
De raadsvrouw gaat uit van de verklaringen die de getuigen (de ex-vriendin van [verdachte] : [betrokkene 10] , haar moeder [betrokkene 21] en haar vader [betrokkene 11] ) in 2020 bij de raadsheer-commissaris onder ede hebben afgelegd over de aanwezigheid van [verdachte] die dag in zijn woning. [betrokkene 10] en [betrokkene 21] hebben de gebeurtenissen van die dag mede gereconstrueerd aan de hand van bankafschriften waaruit de tijdstippen blijken waarop zij die dag betalingen hebben gedaan.
[betrokkene 10] is met haar moeder en de tweeling die dag na 11:00 uur gaan winkelen; [verdachte] was thuis en heeft de bedjes van de kinderen verlaagd; [betrokkene 10] is langsgekomen toen [betrokkene 10] en [betrokkene 21] er niet waren en heeft gegrapt dat de kinderen vandaag (samen) precies een jaar waren en tenslotte is [betrokkene 10] met haar moeder en de kinderen rond 14:45 á 14:50 uur thuisgekomen en zij troffen [verdachte] toen thuis aan. Er was een discussie over het gerepareerde horloge dat die dag bij de juwelier was opgehaald, omdat er opeens een kras op zat. [betrokkene 21] is in de woning gebleven tot 15:45 á 16:00 uur. Zij heeft verklaard dat [verdachte] toen nog thuis in [plaats] was, terwijl uit het dossier blijkt dat de twee schutters die dag rond 15:12 uur in Amsterdam Noord bij [medeverdachte 1] in de Caddy zijn gestapt, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Op 8 oktober 2016 zijn geen reisbewegingen of telefoondata van [verdachte] vastgesteld. [verdachte] heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij regelmatig reed in de Suzuki van zijn moeder, die in oktober 2016 in Spanje verbleef, en dat de Suzuki vóór zijn woning in [plaats] stond geparkeerd.
Uit een registratie op 9 oktober 2016 om 01:28 uur blijkt dat de Suzuki in de richting van [plaats] reed. Daaruit volgt dat [verdachte] op een eerder moment dan 9 oktober 2016 rond dat tijdstip met de Suzuki van huis is weggereden. [verdachte] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat hij op 8 oktober ‘s avonds heeft gedaan en [betrokkene 10] wist dat evenmin.
[betrokkene 10] is op 31 oktober 2017 bij de politie als getuige gehoord. Zij kon zich toen niet herinneren hoe laat zij op 8 oktober 2016 met haar moeder was thuisgekomen.
Daarna heeft [betrokkene 10] met [betrokkene 21] en anderen daarover gesproken.
Uit een heimelijk opgenomen OVC gesprek van 31 oktober 2017 tussen [betrokkene 10] en haar moeder blijkt dat [betrokkene 10] aan haar moeder vroeg of zij nog wist hoe laat ze op de bewuste dag zijn thuisgekomen. [betrokkene 21] antwoordde dat ze het niet wist. [betrokkene 10] en [betrokkene 21] vroegen zich af of ze die dag nog bij oma zijn gaan eten; [betrokkene 10] zei dat ze het niet zeker wist en [betrokkene 21] kon het zich niet herinneren.
[betrokkene 10] is op 4 december 2017 bij de politie opnieuw als getuige gehoord. Zij heeft toen verklaard dat zij op 8 oktober 2016 rond 16.00 á 17:00 uur met [betrokkene 21] en de kinderen bij oma was, daarna is [betrokkene 21] meegegaan naar de [e-straat 1] . [verdachte] was bij hun aankomst rond 17:00 á 17:30 uur thuis en ze hebben toen een discussie gevoerd over het beschadigde horloge.
[betrokkene 10] heeft bij de raadsheer-commissaris in 2020 onder meer als volgt verklaard.
[betrokkene 21] heeft die dag om 14:31 uur het horloge bij de juwelier in [plaats] opgehaald. Meteen daarna zijn ze naar huis gegaan en [betrokkene 21] is vervolgens nog een kwartiertje in haar woning gebleven. [betrokkene 10] wist niet zeker of ze na de juwelier nog bij oma waren geweest maar ze dacht van niet, omdat [betrokkene 21] die avond moest werken. Volgens [betrokkene 10] aten ze meestal om 17:00 á 18:00 uur en at [verdachte] altijd mee, maar ze wist niet of dat op 8 oktober 2016 ook het geval was.
[betrokkene 21] heeft in haar verhoor bij de politie op 13 november 2017 onder meer het volgende verklaard.
Ze is die dag met [betrokkene 10] en de tweeling met de zwarte Volkswagen Jetta in Krommenie gaan winkelen. Toen ze van [betrokkene 10] ’s woning vertrokken was [verdachte] thuis. Ze zijn bij de juwelier in [plaats] geweest. [betrokkene 10] heeft vanuit de auto rond 14:35 uur naar de juwelier gebeld. [betrokkene 21] weet niet hoe laat ze thuiskwamen maar zij denkt aan het eind van de middag; ongeveer 10 tot 15 minuten na het bezoek aan de juwelier kwamen ze thuis. [verdachte] was er toen.
[betrokkene 21] heeft in haar verhoor bij de raadsheer-commissaris op 28 augustus 2020 onder meer verklaard dat ze die dag rond 14:45 uur bij [betrokkene 10] thuis aankwamen en dat [verdachte] er toen was. Van de juwelier naar [betrokkene 10] ’s huis was het 10 minuten rijden. [betrokkene 21] is die dag rond 15:45 uur weggegaan. [verdachte] was toen nog thuis.
[betrokkene 11] heeft in zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris in 2020 verklaard dat hij op 8 oktober 2016 bij [verdachte] thuis is geweest, hij schat tussen 12:00 en 15:00 uur. [betrokkene 10] , [betrokkene 21] en de tweeling waren toen niet thuis; hij heeft hen niet gezien.
Het hof stelt op grond hiervan het volgende vast:
De verklaring van [betrokkene 11] draagt niet bij aan de stelling dat [verdachte] op 8 oktober 2016 de hele dag thuis in [plaats] was; hij is immers slechts tussen (naar schatting) 12.00 en 15.00 uur daar geweest. De verklaringen van [betrokkene 10] en [betrokkene 21] over het tijdstip waarop zij die dag thuiskwamen en [verdachte] daar hebben gezien variëren van: het niet meer weten (verklaring [betrokkene 10] en [betrokkene 21] in OVC-gesprek in oktober 2017); misschien zijn ze eerst nog bij oma geweest en dan waren ze bij [verdachte] thuis rond 17:00 á 17:30 uur (december 2017) tot: we zijn om 14:31 uur bij de juwelier geweest en meteen daarop naar huis gegaan ( [betrokkene 10] bij de raadsheer-commissaris in 2020), wat volgens [betrokkene 21] 10 minuten rijden was. [betrokkene 21] heeft uiteindelijk verklaard dat zij rond 14:45 uur thuis waren en dat zij nog een uurtje is gebleven (verhoor bij de raadsheer-commissaris in 2020). Volgens [betrokkene 10] (verhoor bij de raadsheer-commissaris in 2020) was dit een kwartiertje.
[betrokkene 10] en [betrokkene 21] hebben niet alleen telkens andersluidende verklaringen afgelegd over het moment van thuiskomst na het winkelen op 8 oktober 2016 en over andere onderwerpen gissingen gedaan; hun verklaringen zijn evenmin eensluidend, terwijl wel vaststaat dat zij hierover samen meermalen hebben gesproken.
Het hof is daarom van oordeel dat deze verklaringen met grote behoedzaamheid moeten worden bezien. Het hof hecht de meeste waarde aan de oudste bevindingen, uit 2017, en daaruit blijkt dat [betrokkene 10] en [betrokkene 21] geen van beiden wisten hoe laat ze op de bewuste dag zijn thuis gekomen.
Dit leidt tot de slotsom dat de getuigenverklaringen van de familie [betrokkene 10] geen sluitend alibi opleveren dat [verdachte] gedurende de tweede helft van de middag thuis in [plaats] was.
Het hof heeft hiervoor al vermeld ervan uit te gaan dat de schutters op 8 oktober 2016 na het activeren van de PP2 en de PP3 (om 15:16 en 15:17 uur) bij [medeverdachte 1] in de Caddy zijn gestapt in de omgeving van de Hilversumstraat in Amsterdam Noord.
Zelfs indien wel zou worden uitgegaan van de uiteindelijk genoemde momenten van thuiskomst van 14:41 uur ( [betrokkene 10] ) en 14:45 uur ( [betrokkene 21] ), waarvan de raadsvrouw uitgaat, dan acht het hof het mogelijk dat [verdachte] toen nog thuis was en vervolgens met de voor de deur geparkeerde Suzuki naar de Hilversumstraat in Amsterdam Noord is gereden, welk traject volgens de via het internet toegankelijke google maps routeplanner met de auto in 20 minuten kan worden afgelegd. Dan kan [verdachte] rond 15:05 uur op die plek zijn aangekomen en had hij nog tijd genoeg om zich bij [betrokkene 2] en/of de anderen te voegen.
Het verweer van de raadsvrouw dat [verdachte] een sluitend alibi heeft voor 8 oktober 2016 wordt derhalve verworpen.
4.4
Vermeende softdrugshandel en onderzoek Zwaluw/PGP-berichten
De verdediging heeft daarnaast het alternatieve scenario opgeworpen dat de contacten tussen [verdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] betrekking hadden op de handel in softdrugs.
Op de vele vragen die het hof aan [verdachte] over zijn bezigheden in het kader van softdrugshandel heeft gesteld, verklaarde [verdachte] dat hij geen antwoord wilde geven, onder het motto: Als ik hierover ga verklaren, dan ben ik mijn leven niet zeker. Het hof overweegt dat [verdachte] eerder had verklaard dat hij niet bang was voor [betrokkene 2] of [betrokkene 1] . [verdachte] heeft ten aanzien van de vastgestelde reisbewegingen in de aanloop tot 8 oktober 2016 verklaard dat hij met de Jetta op de betreffende plaatsen aanwezig was om soft drugs te kopen, waarbij uitsluitend [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] betrokken waren. Het door [verdachte] ter zitting van het hof opgegeven argument om de vragen over de softdrugshandel niet te beantwoorden omdat hij kennelijk wel bang was voor anderen, gaat dan ook niet op.
Bovendien acht het hof het opmerkelijk dat [verdachte] zelfs een groot aantal vragen, die niets te maken hadden met de identiteit van andere betrokkenen, onder hetzelfde motto niet heeft willen beantwoorden. [verdachte] kon desgevraagd geen enkel te verifiëren detail noemen; niet zeggen over welke periode het zou gaan; noch hoeveelheden softdrugs of prijzen noemen, noch zeggen welke bedragen hij ermee zou hebben verdiend of waaraan hij deze heeft besteed; zijn antwoorden bleven steken in algemeenheden. Het hof acht op grond van de verklaringen van [verdachte] zelf niet aannemelijk dat hij in de relevante periode in softdrugs handelde met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] .
Dit wordt niet anders naar aanleiding van de verklaringen van zijn medeverdachten. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben aanvankelijk helemaal niets verklaard over (gezamenlijke) handel in softdrugs. Pas in een laat stadium tijdens de procedure in eerste aanleg, nadat [verdachte] de softdrugshandel met hen beiden als reden voor zijn reisbewegingen met de Jetta had aangestipt, zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 2] schoorvoetend en in zeer algemene bewoordingen (evenmin voorzien van concrete verifieerbare details of een aanduiding van een bepaalde periode) gaan verklaren over hun handel in softdrugs met [verdachte] . [betrokkene 2] verklaarde toen zelfs dat hij jarenlang voor 2016 met [verdachte] in de softdrugs zat, in een geheel andere periode derhalve. Tijdens de verhoren van deze onherroepelijk veroordeelde medeverdachten als getuigen in hoger beroep hebben zij naar het oordeel van het hof daar in feite niets aan toegevoegd. Het hof acht de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op dit onderdeel dan ook onbetrouwbaar en schuift deze terzijde.
Het alternatieve scenario van de verdediging dat [verdachte] op de data waarvan hij heeft bekend dat hij toen [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] heeft gezien wegens de handel in softdrugs, is niet alleen reeds op grond van het voorgaande onaannemelijk, maar ook in verband met de hierna aan te duiden reisbewegingen en op welke wijze [verdachte] daarbij in beeld is gekomen.
Het hof acht aannemelijk dat in de week voorafgaand aan de moordaanslag een aantal ontmoetingen heeft plaatsgevonden, waarbij [verdachte] , die heeft verklaard dat hij alle genoemde reisbewegingen met de Jetta heeft gemaakt, aanwezig was in gezelschap van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , van wie reeds onherroepelijk is vastgesteld dat zij zich hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer] en de twee pogingen daartoe op [benadeelde 4] en [benadeelde 3] .
Het hof vermag niet in te zien dat deze medeverdachten (die destijds intensief bezig waren met de ophanden zijnde moordaanslag) tegelijkertijd in softdrugs zouden hebben gehandeld met [verdachte] , die naar eigen zeggen geen betrokkenheid had bij die aanslag en welke drugshandel op genoemde data overigens door geen van hen uitdrukkelijk is bevestigd.
De PGP-berichten uit onderzoek Zwaluw, die het hof tot het bewijs bezigt, dienen niet op zichzelf staand, maar in onderling verband en samenhang met de overige bevindingen in het dossier te worden bezien en vinden daarin bevestiging. Het hof ziet in het in algemene termen gevatte betoog van de verdediging op dit punt ‘dat van controle van de selectie of bestudering van het bronmateriaal geen sprake is’, geen grond deze berichten buiten beschouwing te laten en neemt daarbij ook in aanmerking de in het dossier gegeven uitgebreide toelichting op de rechtmatige wijze van verkrijging en selectie van de berichten.
4.5
De blanke schutter
De verdediging heeft betoogd dat op grond van de beelden en de getuigenverklaringen niet met stelligheid kan worden geconcludeerd dat één van de schutters blank zou zijn. De beelden zijn vaag en de getuigen hebben niet gelijkluidend verklaard over de huidskleur van de niet-donkere schutter, deze varieert van blank tot licht getint en sommigen dichten deze man een bepaalde haardracht of baarddracht toe die niet met het uiterlijk van [verdachte] op 8 oktober 2016 overeen zou komen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hierover als volgt.
Het hof beschouwt deze verklaringen van getuigen die de tweede schutter allen slechts vluchtig hebben waargenomen, waarvan sommigen in de uiterst stressvolle situatie vlak na de moordaanslag in de parkeergarage, tegen het licht van de waarnemingen ter zitting van het hof in onderling verband en samenhang bezien:
a. van een foto van drie lopende verdachten in Hoofddorp , waarbij het hof ter zitting heeft waargenomen dat drie mannen achter elkaar lopen, de voorste man is in het zwart gekleed, hij lijkt iets langer dan de andere twee mannen; hij draagt een donker voorwerp over zijn linker schouder; de middelste man draagt een lange zwarte jas, waar een rode capuchon bovenuit komt en een zwarte pet; de achterste man draagt een kort donker jack, een lichte broek en zijn hoofd heeft een lichte kleur. De middelste en achterste persoon lijken ongeveer even lang;
b. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft erkend dat hij de middelste man op die foto is en heeft als zijn lichaamslengte 1.80 m genoemd; [verdachte] heeft verklaard dat 1.88 m als zijn lichaamslengte in zijn paspoort is vermeld, maar het hof heeft ter zitting waargenomen dat [verdachte] hooguit enkele centimeters langer is dan [medeverdachte 1] , welke waarnemingen aansluiten bij hetgeen op die foto is waargenomen.
Het hof concludeert hieruit dat op grond van de door getuigen gegeven signalementen; de waarnemingen van het hof en de lichaamslengten van de drie verdachten de verdachte [verdachte] past in het profiel van de man met een blanke huidskleur. Het hof acht hierbij tenslotte zijdelings van belang dat in het deskundigenrapport met betrekking tot looppatronen [verdachte] als dader niet kan worden uitgesloten.
Het hof betrekt hierbij voorts de verklaring van de getuige [betrokkene 20] , die de verdachten heeft gezien nadat zij in Hoofddorp waren gestrand, derhalve buiten de hectiek in de parkeergarage, en die van nabij heeft waargenomen dat een van de mannen blank was.
4.6
De anonieme bedreigde getuige
Tijdens de procedure in hoger beroep is in 2020 een getuige gehoord, die blijkens een schriftelijke vordering van de CIE-officier van justitie anoniem wenste te blijven. De rechter-commissaris heeft op 2 juni 2020 op deze vordering beslist dat de identiteit van de bedreigde getuige NN verborgen wordt gehouden. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 24 juni 2020 het hoger beroep tegen deze beschikking verworpen. Op 14 juli 2020 heeft de rechter-commissaris een beschikking uitgevaardigd strekkende tot permanente onthouding van stukken, zoals de officier van justitie had gevorderd op 3 juli 2020.
De rechter-commissaris heeft deze getuige gehoord en de vragen die de verdediging en het openbaar ministerie schriftelijk hadden ingebracht aan de getuige gesteld. De rechter-commissaris heeft de verklaring van deze getuige in een proces-verbaal van 14 juli 2020 vastgelegd en daarbij als waarborg voor de anonimiteit slechts de verklaringen opgenomen waardoor de identiteit van de getuige niet achterhaald kon worden.
De getuige heeft verklaard nog steeds achter de (als rompverklaring aangeduide) verklaring te staan, die het volgende inhoudt:
De man die de schutter is geweest bij de in een parkeergarage gepleegde moord op een DJ is [verdachte] . [verdachte] is de man van wie opsporingsbeelden zijn getoond op tv en die eerder is aangehouden op verdenking van deze moord en een tijdje heeft vastgezeten. Ik heb dit gehoord van iemand die zelf betrokken is bij het plegen van deze moord.
De getuige heeft verder onder meer verklaard:
De bron van mijn informatie heeft niet gevraagd deze over te brengen aan justitie. Ik acht de bron betrouwbaar. Ik heb er geen belang bij deze verklaring af te leggen. Ik heb de waarheid verteld en gezegd dat ik het anoniem wilde doen en anders niet. Ik krijg geen financiële beloning en mij zijn geen toezeggingen of beloften gedaan in ruil voor mijn verklaring.
De rechter-commissaris heeft op 25 augustus 2020 naar aanleiding van het statusverhoor beslist dat zij geen enkele reden heeft de verklaring van deze NN-getuige als onbetrouwbaar aan te merken.
Het hof stelt vast dat de procedure die in acht is genomen bij de totstandkoming van de verklaring van de anonieme getuige in overeenstemming is met de voorschriften en waarborgen die zijn neergelegd in artikel 226a en verder van het Wetboek van Strafvordering (Sv). In deze procedure vervult de rechter-commissaris een centrale rol en zij beschikt per definitie over meer informatie dan de procesdeelnemers. Indien een getuige anoniem wenst te verklaren is het aan de rechter-commissaris voorbehouden te beoordelen of deze zich zodanig bedreigd acht (onder meer) dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat voor zijn veiligheid of die van anderen moet worden gevreesd. Indien de rechter-commissaris dit aangewezen acht, dan verleent zij deze getuige de status van bedreigde getuige en het verhoor vindt plaats buiten aanwezigheid van de procespartijen op een voor hen onbekende datum.
Daarnaast is het aan de rechter-commissaris voorbehouden te beoordelen of ingevolge het bepaalde in artikel 226f Sv bepaalde stukken uit het dossier aan de procespartijen moeten worden onthouden om de anonimiteit van deze getuige te waarborgen en welke gedeelten van de verklaring van de getuige in verband hiermee niet in het proces-verbaal van het verhoor worden vermeld.
De rechter-commissaris toetst ten slotte de betrouwbaarheid van de verklaring van de anonieme getuige.
Het is niet aan de zittingsrechter te beoordelen of de rechter-commissaris de getuige terecht als bedreigde getuige heeft aangemerkt, tenzij zodanige gebreken kleven aan die beslissing dat het gebruik van de verklaring van de bedreigde getuige zou indruisen tegen het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 EVRM.
De aard van de ingevolge artikel 226a Sv in acht te nemen procedure brengt mee dat procespartijen de getuige niet te zien of te horen krijgen; niet aanwezig zijn tijdens diens verhoor en de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaring niet rechtstreeks kunnen beoordelen. De procespartijen dienen in de gelegenheid te worden gesteld hun vragen vooraf schriftelijk op te geven. De verdediging en het openbaar ministerie hebben hun vragen schriftelijk ingediend, die de rechter-commissaris allemaal aan de anonieme getuige heeft gesteld. De rechter-commissaris heeft vermeld dat slechts 15% van de antwoorden van de getuige daarop in het proces-verbaal met de getuige verklaring is opgenomen. De overige antwoorden konden volgens de rechter-commissaris niet worden opgenomen omdat daaruit de identiteit van de als bedreigde getuige aangemerkte persoon zou kunnen worden afgeleid. Nadat de bedreigde getuige alle genoemde vragen had beantwoord, heeft de rechter-commissaris op grond van de volledige antwoorden en de gehele verklaring die de getuige tegenover haar heeft afgelegd geoordeeld dat zij geen enkele reden had de verklaring van deze getuige aan te merken als onbetrouwbaar. Zij acht de verklaring dus betrouwbaar.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verklaring van de anonieme bedreigde getuige in strijd met artikel 6 EVRM tot stand is gekomen en dat deze verklaring daarom buiten beschouwing moet blijven, nu de totstandkoming van de verklaring is verlopen ingevolge de daartoe strekkende wettelijke bepalingen. Dat slechts 15% van de gestelde vragen in het proces-verbaal is opgenomen, zegt niets over het betrouwbaarheidsoordeel van de rechter-commissaris, omdat zij immers op grond van alle door de getuige gegeven antwoorden de verklaring als geheel en de betrouwbaarheid van de anonieme getuige heeft beoordeeld. In deze situatie behoeft het hof dan ook niet te beoordelen of de rechter-commissaris terecht de status van bedreigde getuige heeft toegekend.
De status als NN-getuige brengt mee dat de rechter-commissaris de overwegingen die hebben geleid tot het verlenen van die status niet kenbaar kan maken aan de procespartijen of de zittingsrechter.
Deze beperking en daarbij gevoegd de inbreuk op het ondervragingsrecht van een NN-getuige voor de procespartijen, vormen de grondslag voor de bepalingen in Sv, die nadere regels stellen voor het gebruik van verklaringen van anonieme getuigen voor het bewijs. Deze houden in dat de zittingsrechter behoedzaam dient te zijn bij de waardering en het gebruik van zo’n verklaring voor de bewijsvoering. In de rechtspraak is mede op grond hiervan aangenomen dat de zittingsrechter zelfstandig de betrouwbaarheid van de verklaring van de anonieme getuige dient te beoordelen.
Het hof beschikt over het gehele dossier en het betrouwbaarheidsoordeel heeft betrekking op de samenhang tussen de verklaring van de NN-getuige en alle overige processtukken.
Het hof baseert het oordeel daarover op grond van alle voorgaande bevindingen en bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, waarvan enkele hierna nogmaals worden vermeld:
- [verdachte] had vanaf 18 oktober 2016 een nieuw telefoonnummer in gebruik. Van hem noch van [betrokkene 10] zijn telefoons aangetroffen die in de relevante periode zijn gebruikt. Daarnaast zijn de gegevens gewist van zijn devices: op zijn tablet vanaf 23 maart 2016 tot 14 oktober 2016 en van zijn I-pad vanaf 29 juli 2016 tot en met 30 oktober 2016. Op die devices stonden nog wel gegevens van de periodes daarvoor en daarna. [verdachte] heeft geen antwoord gegeven op de uitdrukkelijke vraag waarom die gegevens waren gewist;
- Het hof heeft geconcludeerd dat [verdachte] geen sluitend alibi heeft dat hij op 8 oktober 2016 de hele dag in zijn huis in [plaats] is geweest. [verdachte] is op 9 oktober 2016 na middernacht in de Suzuki naar [plaats] gereden en hij moet daarvoor dus uit [plaats] zijn weggegaan;
- Op grond van het complexe geheel van reisbewegingen van een groot aantal voertuigen, in combinatie met telefoongegevens, verklaringen van getuigen en medeverdachten, heeft het hof vastgesteld dat [verdachte] in de week voorafgaand aan 8 oktober 2016 de medeverdachten [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] meermalen heeft ontmoet. Het hof merkt hen allen aan als medeplegers bij de moordaanslag;
- Het hof heeft het alternatieve scenario van de verdediging verworpen, luidend dat de ontmoetingen van [verdachte] met [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] verband hielden met handel in softdrugs.
- Het hof heeft uit de relevante stukken uit het dossier Zwaluw afgeleid dat [verdachte] deel uitmaakte van een team dat telkens gedurende een geruime periode handelingen verrichtte om onwelgevallige personen met gebruikmaking van vuurwapens om het leven te brengen; dat [verdachte] daarin een significatie rol speelde; dat [verdachte] en [betrokkene 2] geweldshandelingen verrichtten in opdracht van en in samenwerking met [betrokkene 1] , die de opdrachten daartoe telkens kreeg van onder andere [betrokkene 14] . [betrokkene 2] en [betrokkene 1] zijn in de zaak Zwaluw onherroepelijk veroordeeld.
- In de periode waarin [verdachte] zich met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] met geweldshandelingen bezighield, heeft [betrokkene 1] ook de opdracht gekregen en geaccepteerd om [betrokkene 5] te vermoorden, die zijn zwarte auto parkeerde in de parkeergarage het [pand] , onder het appartement waar hij woonde. Volgens de werkwijze van de betrokkenen die uit het dossier Zwaluw naar voren is gekomen, heeft [betrokkene 1] tegen betaling de organisatie hiervan op zich genomen, door gestolen voertuigen, wapens en uitvoerders te regelen, waaronder de tweeschutters, die voorheen als zodanig waren opgetreden c.q. zouden optreden, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [betrokkene 3] .
- [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn in Mortel onherroepelijk veroordeeld voor hun betrokkenheid bij de onderhavige feiten; [betrokkene 1] is onder meer aangemerkt als organisator en [betrokkene 2] als één van de schutters;
- De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [betrokkene 2] één van de schutters was en dat hij de andere schutter uit angst aanduidde als meneer X. [medeverdachte 1] heeft enerzijds verklaard dat hij niet over de identiteit van X wilde verklaren en niet wilde verklaren of hij daarmee [verdachte] bedoelde; anderzijds heeft [medeverdachte 1] niet willen verklaren dat de met meneer X aangeduide schutter [verdachte] niet was.
In het licht van het voorgaande acht het hof de verklaring van de NN-getuige betrouwbaar, die in de kern erop neerkomt dat [verdachte] de tweede schutter is geweest tijdens de moordaanslag op 8 oktober 2016 in de parkeergarage. Deze getuige heeft verklaard dat hij dit heeft gehoord van iemand die zelf betrokken was bij het plegen van deze moord, welke persoon hij betrouwbaar achtte.
Het hof merkt op dat uit diens verklaring volgt dat deze getuige zelf geen enkel belang heeft bij het afleggen van deze verklaring; hij is niet eigener beweging naar de politie gegaan; heeft geen financiële beloning gekregen en er zijn geen beloften of toezeggingen gedaan voor het afleggen van de verklaring.
De verdediging heeft nog opgeworpen dat niet uit te sluiten valt dat deze getuige [verdachte] ten onrechte als de schutter heeft aangewezen om de werkelijke schutter buiten beeld te houden. Het hof verwerpt deze stelling. De inhoud van de verklaring van de NN-getuige in samenhang met de integrale toetsing daarvan door de rechter-commissaris, geven het hof geen aanleiding die enkele stelling aannemelijk te achten.
Vervolgens is aan de orde of het hof de verklaring van de anonieme bedreigde getuige bruikbaar acht voor het bewijs. De bepalingen van de artikelen 344a en 360 Sv zijn hierbij van toepassing. Ingevolge het bepaalde in artikel 344a Sv mag het bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 2 heeft begaan niet uitsluitend of in beslissende mate worden gebaseerd op schriftelijke bescheiden met verklaringen van anonieme getuigen. Het hof heeft hiervoor de feiten en omstandigheden uiteen gezet waaruit voortvloeit dat aan dit vereiste is voldaan. Daarnaast mag de verklaring slechts voor het bewijs gebruikt worden als het gaat om bepaalde ernstige misdrijven. In dit verband overweegt het hof dat de onder feit 1 en 2 tenlastegelegde levensdelicten zijn opgenomen in artikel 67, lid 1, Sv en reeds gezien hun aard en het georganiseerd verband waarin zij zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.
Het hof stelt vast dat de identiteit van de getuige verborgen is gehouden omdat deze anders uit angst voor mogelijke gevolgen daarvan geen verklaring zou hebben afgelegd.
Het hof is tenslotte van oordeel dat geen afbreuk is gedaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging, met de aan de verdediging geboden gelegenheid tot het schriftelijk indienen van alle vragen die zij aan deze getuige wilde stellen, waarbij daarnaast een groot aantal vragen van de raadslieden van medeverdachten en het openbaar ministerie is beantwoord, alsmede de geboden mogelijkheid de medeverdachten ter zitting in hoger beroep te bevragen.
Dit leidt tot de slotsom dat het hof de belastende verklaring van de anonieme getuige bruikbaar acht voor het bewijs.
4.7
[verdachte] medepleger moord en pogingen moord
Uit het al voorgaande leidt het hof af dat [verdachte] met [betrokkene 2] gezamenlijk op 8 oktober 2016 rond 17:30 uur in slechts zes seconden tijd met semi automatische wapens een groot aantal kogels heeft afgevuurd op de zwarte Mini Cooper, waarin het gezin [slachtoffer] net daarvoor de parkeergarage was komen binnenrijden.
De schutter met de lichte huidskleur, gekleed in een broek met een lichte kleur, stond tijdens het schieten aan de kant van het bestuurdersportier en heeft verreweg de meeste kogels afgevuurd, waarbij het glas van dat portier is stukgegaan en [slachtoffer] zeker viermaal in zijn hoofd is geraakt, waarna hij ter plaatse aan zijn verwondingen is overleden.
Het hof concludeert dat [verdachte] deze schutter is geweest en dat de andere schutter, [betrokkene 2] , tijdens het schieten iets achter [verdachte] stond. [benadeelde 4] , die als bijrijder naast [slachtoffer] zat, is eveneens door een aantal kogels levensgevaarlijk gewond geraakt. De slechts tweejarige [benadeelde 3] zat op de achterbank en is ongedeerd gebleven. Het behoeft geen betoog dat de beide schutters hiervoor volledig verantwoordelijk zijn.
De bijdrage van [verdachte] aan deze delicten, als één van de schutters, is voldoende significant en wezenlijk en aldus van voldoende gewicht geweest om hem als medepleger aan te merken.
Opzet gericht op het doden van alle inzittenden van de Mini Cooper
Het hof stelt op grond van de bevindingen van de camerabeelden in de parkeergarage verder vast dat [betrokkene 2] en [verdachte] al enige tijd in de garage in de Caddy hadden zitten wachten op de inzittende(n) van de zwarte Mini Cooper; dat rond 16:29 uur te zien was dat een man en vrouw met een klein kind uit de lift met doorzichtige deuren kwamen en vervolgens met de zwarte Mini Cooper de garage uitreden; dat [verdachte] en [betrokkene 2] daarna de Caddy hebben verplaatst zodat deze dichterbij die parkeerplaats van de Mini Cooper kwam te staan.
Het hof gaat ervan uit dat de schutters het gezin toen dus hebben gezien. De verdachte en [betrokkene 2] hebben door na terugkomst van deze Mini Cooper in de garage, ongeveer een uur later, in koelen bloede met semi automatische wapens op de auto te schieten daarmee bewust het risico aanvaard dat behalve de bestuurder ook de vrouw en het kind in de auto zouden zitten. Dit heeft hen niet weerhouden van hun plannen of handelingen en zij zijn zonder zich ook maar ergens om te bekommeren tegen het verkeer in met de Caddy de parkeergarage uitgereden.
Het hof is van oordeel dat het opzet van de schutters [verdachte] en [betrokkene 2] was gericht op het doden van alle drie inzittenden van de Mini Cooper.
Kwalificatie: moord
Het hof acht op grond van alle genoemde voorbereidingshandelingen gedurende een aanmerkelijke periode, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van voorbedachte raad en dus van moord: er was een vooropgezet plan om iemand te doden, dat al bestond vanaf mei 2016, toen de opdracht daarvoor per PGP aan [betrokkene 1] is verstrekt.
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden volgt dat [betrokkene 1] kan worden aangemerkt als aannemer van de moordopdracht en organisator van de uitvoering daarvan door anderen in te schakelen; het organiseren van benodigde voertuigen en de opslag daarvan alsmede van te gebruiken apparatuur. [betrokkene 1] heeft de schutters benaderd, had contact met [betrokkene 4] , waar de gestolen voertuigen moesten worden gestald en met zijn broer [medeverdachte 2] , die op zijn beurt de medeverdachten [medeverdachte 1] en [betrokkene 3] heeft ingeschakeld. Dat [slachtoffer] in plaats van het beoogde slachtoffer [betrokkene 5] hiervan de dupe is geworden doet niet af aan de bewezenverklaring van moord.
Uit de bewijsmiddelen valt af te leiden dat de verdachte [verdachte] hierbij vanaf mei 2016 betrokken was; het hof gaat ervan uit dat hij tijd en gelegenheid heeft gehad om hierover na te denken en acht het redelijk om aan te nemen dat hij daarvan gebruik heeft gemaakt, nu geen sprake is van contra-indicaties.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging de moord op [slachtoffer] en de pogingen tot moord op [benadeelde 4] en hun dochtertje [benadeelde 3] heeft gepleegd.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat het hof de verweren van de raadsvrouw heeft verworpen.
4.8
Opzetheling
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, in het bijzonder de significante rol die de verdachte als schutter bij de moordaanslag heeft gehad, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte wist dat ter uitvoering van dit plan daartoe geschikte, van diefstal afkomstige en dus niet eenvoudig naar de verdachte te herleiden auto’s zouden worden gebruikt.”

3.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

3.1
Het eerste cassatiemiddel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 niet uit de bewijsvoering van het hof kan worden afgeleid. Het tweede cassatiemiddel klaagt over het gebruik voor het bewijs van een verklaring van een bedreigde getuige. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
Het oordeel van het hof (3.2.1 – 3.2.6)
3.2.1
Het hof heeft vastgesteld dat op 8 oktober 2016 in de parkeergarage [pand] in Amsterdam de auto van [slachtoffer] door twee schutters onder vuur is genomen. Daarbij is [slachtoffer] om het leven gekomen en is zijn partner zwaargewond geraakt. Hun tweejarige dochter, die op de achterbank zat, is ongedeerd gebleven. Gebleken is dat sprake was van een persoonsverwisseling en dat het beoogde slachtoffer [betrokkene 5] was.
Het hof heeft bewezen geacht dat de verdachte één van de schutters was. Uit de bewijsvoering heeft het hof, kort gezegd, afgeleid dat [betrokkene 2] de andere schutter was, dat [betrokkene 1] de organisatie van de moordopdracht op zich heeft genomen en dat [medeverdachte 1] de schutters op 8 oktober 2016 in de parkeergarage heeft afgezet en hen na de schietpartij in de buurt van de parkeergarage heeft opgehaald. De bewijsvoering van het hof houdt – naast de onder 2.2 weergegeven verklaring van de getuige NN waarin, kort gezegd, “ [verdachte] ” (de voornaam van de verdachte) die “eerder is aangehouden op verdenking van deze moord” als een van de schutters wordt aangemerkt – onder meer het volgende in.
3.2.2
Het hof heeft geoordeeld dat de moordopdracht op het beoogde slachtoffer en de uitvoering daarvan moeten worden bezien tegen de achtergrond van het destijds reeds bestaande samenwerkingsverband van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] (bijnaam [bijnaam 4] ) en de verdachte (bijnaam [bijnaam 1] ) met de daarbij betrokken opdrachtgevers, onder wie [betrokkene 14] . Ten aanzien van dit samenwerkingsverband heeft het hof mede op grond van PGP-berichten (Pretty Good Privacy, versleutelde tekstberichten) onder meer het volgende vastgesteld.
- In augustus en september 2015 zijn [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en de verdachte in Berlijn geweest in het kader van de voorbereiding van de liquidatie van [betrokkene 6] . Op 31 augustus 2015 verzonden PGP-berichten tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 14] , die betrekking hebben op die liquidatie, houden onder meer in: “ [bijnaam 1] doet het werk stapt achterop [bijnaam 4] gaat rijden naar eerlijke auto die op ze wacht”.
- Begin november 2015 heeft [betrokkene 1] contact gehad met [betrokkene 14] en [betrokkene 2] over “een man die gepakt moet worden”. Op 12 november 2015 heeft [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] bericht: “pakken was met scooter vlucht is met auto”. Diezelfde dag heeft [betrokkene 1] aan de verdachte een bericht gestuurd over het wegzetten van een BMW in een woonwijk en het brengen van “de PGP voor [betrokkene 2] ”.
- Op 24 februari 2016 is bij de verdachte, nadat hij was aangehouden als bestuurder van een gestolen BMW, een PGP-toestel in beslag genomen waarop, naast het eigen e-mailadres, uitsluitend de adressen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] waren opgeslagen. Kort na de aanhouding van de verdachte is de inhoud van dit toestel op afstand gewist. Tien minuten nadat dit zogeheten wipe-verzoek bij de helpdesk van Ennetcom binnenkwam, ontving [betrokkene 14] het bericht: “Bro die gast van [bijnaam 3] is gebost brooo.” [bijnaam 3] is een bijnaam van [betrokkene 1] .
- Op 12 april 2016 hebben de verdachte en [betrokkene 2] contact gehad over het kijken naar een verrader. Een dag later heeft [betrokkene 14] aan [betrokkene 1] bericht: “en die verrader nog niks van gehoord?” waarop een ontkennend antwoord van [betrokkene 1] is gevolgd. De dag daarop heeft de verdachte aan [betrokkene 2] bericht: “Yo ik zal nu kijken met die waggie die je hebt staan?” In dit verband heeft het hof verder vastgesteld dat [betrokkene 14] enkele maanden daarvoor ontkennend had geantwoord op de vraag van [betrokkene 1] of [betrokkene 14] er een ander “team” op ging zetten.
3.2.3
Verder heeft het hof uit PGP-berichten afgeleid dat vanaf 18 april 2016 is gesproken over de moordopdracht op [betrokkene 5] , dat [betrokkene 1] in mei 2016 deze opdracht van [betrokkene 14] heeft aangenomen, dat [betrokkene 1] daarvoor voorbereidingen moest treffen, dat hij onder meer een motorscooter voor [betrokkene 2] nodig had en dat hij het plan met [betrokkene 2] en de verdachte wilde bespreken. In dit verband heeft het hof onder meer vastgesteld dat:
- [betrokkene 14] op 15 mei 2016 in zijn PGP-toestel de adressen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en de verdachte heeft toegevoegd en aan ieder van hen een bericht heeft gestuurd;
- een persoon met de naam [bijnaam 5] , een dag nadat deze persoon een afspraak voor een ontmoeting met [betrokkene 1] heeft gemaakt, op 28 mei 2016 een bericht heeft gestuurd dat inhoudt dat [betrokkene 1] heeft gevraagd om een foto van het beoogde slachtoffer en “een motor of wag”;
- [betrokkene 14] op 28 mei 2016 een bericht aan [betrokkene 1] heeft gestuurd dat hij de “ok” heeft;
- [betrokkene 1] op 29 mei 2016 aan [betrokkene 14] heeft gevraagd of er nog een foto zou komen en vervolgens – in reactie op een bericht van [betrokkene 14] dat [betrokkene 1] zijn loon zou krijgen – aan [betrokkene 14] heeft bericht: “Gooi alleen voor [bijnaam 1] 635eu erbij (...) En om te huren motor of auto”;
- [betrokkene 1] op 30 mei 2016 aan [betrokkene 2] heeft bericht: “wou wel ff praten met jouw en [bijnaam 1] kijken hoe of wt”;
- [betrokkene 14] op 30 mei 2016 aan [betrokkene 1] heeft bericht dat de foto niet gaat lukken, waarop [betrokkene 1] aan [betrokkene 14] onder meer heeft bericht: “Stuur voor zekerheid 2k. maar een goeie motorscooter [bijnaam 4] is niet de kleinste”;
- [betrokkene 14] vervolgens aan [betrokkene 1] heeft bericht: “Wat moest [bijnaam 1] betalen en wat moest voor die stashplek en 1500 voor huurwaggie?”;
- [betrokkene 1] op 31 mei 2016 aan [betrokkene 14] heeft bericht: “ [bijnaam 1] 485 en 230, stash 750, huur 2000”, waarop [betrokkene 14] heeft geantwoord: “10500 krijg je”.
3.2.4
Het hof heeft op grond van de reisbewegingen van voertuigen, in combinatie met telefoongegevens en verklaringen van getuigen en medeverdachten, vastgesteld dat de verdachte in de week voorafgaand aan 8 oktober 2016 [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] – door het hof allen aangemerkt als medeplegers van de moordaanslag – meermalen heeft ontmoet, waaronder op de avond voor de aanslag. Met betrekking tot de avond van 4 oktober 2016 heeft het hof onder meer vastgesteld dat:
- de verdachte heeft verklaard dat hij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] die avond heeft gezien en dat hij alle door het hof genoemde reisbewegingen met de Volkswagen Jetta van zijn toenmalige vriendin heeft gemaakt;
- de Volkswagen Jetta en de Mercedes V-klasse, die door [betrokkene 1] was gehuurd en waarvan [betrokkene 2] gebruikmaakte, rond hetzelfde tijdstip in Aalsmeer (de woonplaats van [betrokkene 1] ) zijn aangekomen, waarbij uit de track and trace-gegevens van de Mercedes V-klasse volgt dat deze naar de [h-straat 1] (het verblijfadres van [betrokkene 1] ) is gereden (bewijsmiddel 73);
- de Mercedes V-klasse vervolgens vanuit Aalsmeer naar Amsterdam West is vertrokken en daar in de omgeving van de parkeergarage [pand] heeft gereden, waarbij de telefoon van [betrokkene 1] meebewoog, en daarna is teruggekeerd naar Aalsmeer;
- de Volkswagen Jetta en de Mercedes V-klasse vervolgens, met enkele minuten verschil, uit Aalsmeer zijn vertrokken, waarna de Jetta terug naar de woonplaats van de verdachte is gereden.
Het alternatieve scenario van de verdediging over de reden voor de ontmoetingen van de verdachte met [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] (handel in softdrugs) heeft het hof onaannemelijk geacht.
3.2.5
Verder heeft het hof vastgesteld dat de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [betrokkene 2] een van de schutters was en dat hij de tweede schutter uit angst heeft aangeduid als “meneer X”, maar dat hij desgevraagd ook niet heeft willen verklaren dat de tweede schutter niet de verdachte was. Mede op grond van de verklaring van [medeverdachte 1] heeft het hof vastgesteld dat [medeverdachte 1] de schutters heeft afgezet in de parkeergarage, dat hij hen na de aanslag met een Seat Leon heeft opgehaald bij de Wittgensteinlaan in Amsterdam en dat de Seat vervolgens met een lekke band in [plaats] is gestrand. Het hof heeft vastgesteld dat op camerabeelden is te zien dat in [plaats] drie mannen uit de Seat stappen (bewijsmiddelen 24 en 25), dat op een screenshot van die camerabeelden drie achter elkaar lopende mannen te zien zijn en dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een van die mannen op dat screenshot is. Mede op grond van de verklaring van een getuige (bewijsmiddel 26) heeft het hof vastgesteld dat een van de drie mannen “blank” was. Vervolgens heeft het hof – op grond van de door getuigen gegeven signalementen, de waarnemingen van het hof en de lichaamslengten van de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [betrokkene 2] – vastgesteld dat de verdachte past in het profiel van de man met een “blanke” huidskleur waarbij het hof zijdelings nog van belang heeft geacht dat de verdachte op grond van een deskundigenrapport met betrekking tot looppatronen niet als dader kan worden uitgesloten.
3.2.6
Het hof heeft verder vastgesteld dat de verdachte vanaf 18 oktober 2016 een nieuw telefoonnummer in gebruik had, dat van hem en zijn toenmalige vriendin geen telefoons zijn aangetroffen die in de relevante periode zijn gebruikt, dat met betrekking tot de periode waarin de moordaanslag is gepleegd gegevens van de iPad en een tablet van de verdachte zijn gewist, dat hij op de vraag waarom juist uit die periode de gegevens zijn gewist geen antwoord heeft willen geven en dat de verdachte – anders dan hij heeft gesteld – geen sluitend alibi voor 8 oktober 2016 heeft.
Beoordeling van de klachten (3.3 – 3.11)
3.3
Bij de beoordeling van het eerste cassatiemiddel moet het volgende worden vooropgesteld. De rechter die over de feiten oordeelt, beslist wat hij van het beschikbare bewijsmateriaal betrouwbaar en bruikbaar vindt en aan welk bewijsmateriaal hij geen waarde toekent. Bij de beoordeling van het beschikbare bewijsmateriaal kan de feitenrechter betekenis toekennen aan onder meer de onderlinge samenhang van dit bewijsmateriaal en de mate waarin bewijsmateriaal steun vindt in ander bewijsmateriaal.
De feitenrechter hoeft deze beslissingen over de selectie en waardering van het bewijsmateriaal niet te motiveren. Dat is anders in een aantal bijzondere gevallen, onder meer wanneer door of namens de verdachte een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is ingenomen ten aanzien van het gebruikte bewijsmateriaal. Hoe ver die motiveringsplicht gaat, hangt onder meer af van de inhoud en indringendheid van de argumenten die zijn aangevoerd. Die motiveringsplicht gaat niet zo ver dat bij de niet-aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan. (Vgl. HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130.)
In cassatie kan de Hoge Raad onderzoeken of de conclusies van feitelijke aard, die de feitenrechter heeft getrokken uit de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vastgesteld, begrijpelijk zijn.
3.4.1
Het oordeel van het hof dat uit de uit de bewijsvoering blijkende feiten en omstandigheden, zoals deels weergegeven onder 3.2, in onderlinge samenhang bezien, kan worden afgeleid dat de verdachte één van de twee schutters was, is niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad neemt hierbij in aanmerking dat het hof de PGP-berichten over de moordopdracht op [betrokkene 5] heeft bezien in samenhang met de overige bevindingen uit het onderzoek Zwaluw, waaruit het hof – niet onbegrijpelijk – heeft afgeleid dat [betrokkene 1] , als contactpersoon van [betrokkene 14] , tegen betaling uitvoering gaf aan plannen voor het uitvoeren van gewelddadige handelingen, waarbij [betrokkene 1] , de verdachte en [betrokkene 2] samenwerkten en zij – door [betrokkene 1] en [betrokkene 14] zelf – als een “team” werden beschouwd.
3.4.2
Het eerste cassatiemiddel faalt in zoverre.
3.5
De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3.6
Het tweede cassatiemiddel klaagt in de kern dat het gebruik van de verklaring van de bedreigde getuige NN voor het bewijs niet verenigbaar is met het door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
3.7.1
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 2 juni 2020 op een vordering van de officier van justitie bevolen dat bij gelegenheid van het verhoor van de getuige NN de identiteit van de getuige verborgen wordt gehouden. Deze beschikking bevindt zich bij de stukken, de inhoud ervan is deels weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 37.
3.7.2
Bij de stukken bevindt zich verder een “proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen (betrouwbaarheidsoordeel)” van de rechter-commissaris van 25 augustus 2020. Dit proces-verbaal houdt onder meer in:
“Er heeft een inhoudelijk verhoor van NN plaatsgevonden. Per e-mail van 14 juli 2020 is het proces-verbaal van dat inhoudelijke verhoor van NN verspreid. Partijen zijn daarbij uitgenodigd om, desgewenst, nadere schriftelijke vragen voor een tweede verhoor van NN bij de rechter-commissaris in te dienen. (...) Er zijn uiteindelijk door niemand nadere vragen voor NN ingediend. (...)
In het onderhavige geval zijn inderdaad voor het overgrote deel van de vragen de antwoorden niet in het proces-verbaal weergegeven. Eenvoudigweg bij elkaar optellen op hoeveel van de door verschillende partijen ingediende vragen het antwoord niet is weergegeven, gaat echter voorbij aan het feit dat veel vragen elkaar (gedeeltelijk) overlapten. De vragen zijn allemaal, en achter elkaar, aan NN gesteld. Veel vragen zijn derhalve meermalen door de rechter-commissaris aan de getuige gesteld en daarmee zijn de aangestipte onderwerpen meermalen aan de orde gekomen. De getuige heeft op herhaalde vragen telkens hetzelfde antwoord gegeven. In voorkomende gevallen is dit herhaaldelijk gegeven antwoord, omwille van de leesbaarheid van het proces-verbaal, slechts één keer daarin weergegeven.
(...) Verder kan de rechter-commissaris nog opmerken dat de getuige aan de rechter-commissaris uitleg heeft gegeven over de wijze waarop de informatie tot de getuige is gekomen. De rechter-commissaris heeft daaruit zonder twijfel kunnen opmaken dat de getuige de informatie goed heeft gehoord/verkregen, in staat en bereid is geweest die informatie op juiste wijze te registreren, interpreteren en door te geven.
Voor zover antwoorden (deels) niet zijn weergegeven is er steeds op toegezien dat geen ontlastende informatie is weggelaten en dat de gegeven antwoorden door de weergave daarvan niet zijn gedenatureerd.
(...)
Het voorgaande betekent dat, nu geen nadere vragen door procespartijen zijn ingediend, en de rechter-commissaris evenmin ambtshalve reden ziet daartoe over te gaan, een tweede verhoor van NN achterwege kan blijven.
4. Betrouwbaarheidsoordeel
Thans resteert alleen nog een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van de getuige, zoals de wet dat in artikel 226e Sv voorschrijft.
De rechter-commissaris overweegt als volgt.
Zowel tijdens het statusverhoor als bedoeld in artikel 226a, tweede lid, Sv, als tijdens het inhoudelijke verhoor dat op de voet van artikel 226c Sv heeft plaatsgevonden, bevond de rechter-commissaris zich in dezelfde ruimte als NN. Tijdens beide verhoren heeft NN uitgebreid op alle vragen duidelijk, consistent en zonder voorbehoud of aarzeling antwoord gegeven. Op herhaalde vragen gaf de getuige telkens hetzelfde antwoord. Er is door de getuige geen gebruik gemaakt van enig schriftelijk stuk.
De getuige heeft inzicht verschaft in de redenen van wetenschap en was daarin geloofwaardig. In het belang van de afscherming kan daarover geen nadere mededelingen worden gedaan.
Daar waar mogelijk heeft de rechter-commissaris aan de hand van (onthouden) stukken de verklaring van NN kunnen verifiëren.
Uit al hetgeen is besproken en de bestudeerde stukken is er geen enkele aanwijzing verkregen dat de getuige of de verklaring van de getuige ongeloofwaardig, laat staan leugenachtig, zou zijn. Integendeel, de getuige kwam telkens oprecht op de rechter-commissaris over. Geen enkel moment kreeg de rechter-commissaris het gevoel dat er iets werd achtergehouden door NN of dat er iets werd gezegd dat niet klopte.
Op grond van al het bovenstaande komt de rechter-commissaris tot de slotsom dat er geen enkele reden is om (de verklaring van) NN niet betrouwbaar te achten.”
3.8.1
Bij de beoordeling van het tweede cassatiemiddel zijn de volgende bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering van belang.
- Artikel 226a leden 1 en 2 Sv:
“1. De rechter-commissaris beveelt hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de verdachte of van de getuige, dat ter gelegenheid van het verhoor van die getuige diens identiteit verborgen wordt gehouden, indien:
a. de getuige of een andere persoon, met het oog op de door de getuige af te leggen verklaring, zich zodanig bedreigd kan achten dat, naar redelijkerwijze moet worden aangenomen, voor het leven, de gezondheid of de veiligheid dan wel de ontwrichting van het gezinsleven of het sociaal-economisch bestaan van die getuige of die andere persoon moet worden gevreesd, en
b. de getuige te kennen heeft gegeven wegens deze bedreiging geen verklaring te willen afleggen.
In het andere geval wijst hij de vordering of het verzoek af.
2. De officier van justitie, de verdachte, en de getuige worden in de gelegenheid gesteld daaromtrent te worden gehoord. (...)”
- Artikel 226b leden 1, 2 en 3 Sv:
“1. De ingevolge artikel 226a, eerste lid, gegeven beschikking van de rechter-commissaris is met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend en wordt onverwijld schriftelijk ter kennis gebracht van de officier van justitie en betekend aan de verdachte en de getuige, met vermelding van de termijn waarbinnen en de wijze waarop het rechtsmiddel, dat tegen de beschikking openstaat, moet worden ingesteld.
2. Tegen de beschikking staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beschikking en voor de verdachte en de getuige binnen veertien dagen na de betekening daarvan hoger beroep open bij het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd.
3. Het gerecht beslist zo spoedig mogelijk. (...)”
- Artikel 226c lid 3 Sv:
“De rechter-commissaris verhoort de bedreigde getuige op een zodanige wijze dat zijn identiteit verborgen blijft.”
- Artikel 226d Sv:
“1. Indien het belang van het verborgen blijven van de identiteit van de bedreigde getuige zulks vordert, kan de rechter-commissaris bepalen dat de verdachte of diens raadsman dan wel beiden het verhoor van de bedreigde getuige niet mogen bijwonen. In het laatste geval is ook de officier van justitie niet bevoegd daarbij tegenwoordig te zijn.
2. De rechter-commissaris stelt de officier van justitie, de verdachte of diens raadsman, indien hij het verhoor van de getuige niet heeft bijgewoond, zo spoedig mogelijk in kennis van de inhoud van de door de getuige afgelegde verklaring, hem de gelegenheid biedende door middel van telecommunicatie of, indien het belang van het verborgen blijven van de identiteit van de bedreigde getuige zulks niet verdraagt, schriftelijk de vragen op te geven, die hij gesteld wenst te zien. Tenzij het belang van het onderzoek geen uitstel van het verhoor gedoogt, kunnen vragen reeds vóór de aanvang van het verhoor worden opgegeven.
3. Ingeval de rechter-commissaris belet dat een door de bedreigde getuige gegeven antwoord ter kennis komt van de officier van justitie, de verdachte of diens raadsman, doet de rechter-commissaris in het proces-verbaal opnemen dat de gestelde vraag door de bedreigde getuige is beantwoord.”
- Artikel 226e Sv:
“Tijdens het verhoor onderzoekt de rechter-commissaris de betrouwbaarheid van de bedreigde getuige en legt daaromtrent in het proces-verbaal rekenschap af.”
- Artikel 226f leden 1 en 2 Sv:
“1. De rechter-commissaris neemt, zoveel mogelijk in overleg met de officier van justitie, de maatregelen die redelijkerwijs nodig zijn om de identiteit van de bedreigde getuige en de getuige, ten aanzien van wie een verzoek of vordering als bedoeld in artikel 226a, eerste lid, is ingediend zolang daaromtrent nog niet onherroepelijk is beslist, verborgen te houden.
2. Hij is bevoegd voor dat doel in processtukken gegevens betreffende de identiteit van de getuige onvermeld te laten of processtukken te anonimiseren.”
- Artikel 344a leden 1 en 2 Sv:
“1. Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend of in beslissende mate worden gegrond op schriftelijke bescheiden houdende verklaringen van personen wier identiteit niet blijkt.
2. Een proces-verbaal van een verhoor bij de rechter-commissaris, houdende de verklaring van een persoon die als bedreigde getuige is aangemerkt, dan wel de verklaring van een persoon die als afgeschermde getuige is aangemerkt en wiens identiteit verborgen is gehouden, kan alleen meewerken tot het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, indien ten minste aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de getuige is een bedreigde getuige of een afgeschermde getuige en is als zodanig door de rechter-commissaris gehoord, en
b. het ten laste gelegde feit, voor zover bewezen, betreft een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, en levert gezien zijn aard, het georganiseerd verband waarin het is begaan, of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven, een ernstige inbreuk op de rechtsorde op.”
- Artikel 360 leden 1 en 4 Sv:
“1. Van het gebruik als bewijsmiddel van het proces-verbaal van een verhoor bij de rechter-commissaris (...), houdende de verklaring
(...)
- van de bedreigde (...) getuige
(...)
geeft het vonnis in het bijzonder reden.
(...)
4. Alles op straffe van nietigheid.”
3.8.2
Of een getuige kan worden aangemerkt als bedreigde getuige in de zin van artikel 226a Sv, wordt beoordeeld door de rechter-commissaris en niet door de zittingsrechter. De zittingsrechter beoordeelt of, als hij voor het bewijs gebruikmaakt van de resultaten van het in artikel 226d Sv bedoelde verhoor van de bedreigde getuige, dat gebruik in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces, zoals dat wordt gewaarborgd door onder meer artikel 6 EVRM. Bij die beoordeling wordt ook betrokken of aan de wijze van totstandkoming dan wel aan de inhoud van het bevel van de rechter-commissaris of van de in artikel 226b Sv bedoelde rechter dat de identiteit van de getuige bij zijn verhoor verborgen wordt gehouden, fundamentele gebreken kleven en, zo ja, of (mede) als gevolg van die fundamentele gebreken het gebruik van de resultaten van het verhoor in strijd komt met het recht op een eerlijk proces. (Vgl., in enigszins andere bewoordingen, HR 28 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5471, rechtsoverweging 4.8.1.)
3.9.1
Het in de uitspraak van het hof besloten liggende oordeel dat zich zulke fundamentele gebreken niet hebben voorgedaan, is – mede in het licht van de inhoud van de onder 3.7.1 genoemde beschikking van de rechter-commissaris – niet onbegrijpelijk. In dat oordeel ligt ook besloten dat het hof ervan uit kon gaan dat er een goede reden bestaat dat de identiteit van de getuige NN verborgen wordt gehouden. Voor zover het tweede cassatiemiddel klaagt dat het hof zelf had moeten beoordelen of aan de getuige NN terecht de status van bedreigde getuige is verleend, faalt het.
3.9.2
Het hof heeft geoordeeld dat is voldaan aan het voorschrift van artikel 344a lid 1 Sv dat het bewijs dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, niet uitsluitend of in beslissende mate wordt gegrond op de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt. In het licht van de door het hof vastgestelde feiten – waaronder de inhoud van de PGP-berichten over de moordopdracht op [betrokkene 5] , de overige bevindingen uit het onderzoek Zwaluw, de contacten van de verdachte met de medeverdachten voorafgaand aan 8 oktober 2016 en de vaststelling van het hof dat de verdachte past in het profiel van de man met de “blanke” huidskleur op het screenshot van de camerabeelden in Hoofddorp , zoals samengevat weergegeven onder 3.2 – is dat oordeel niet onbegrijpelijk.
3.9.3
Bij het oordeel dat de verklaring van de getuige NN voor het bewijs kan worden gebruikt, heeft het hof verder betrokken dat de verdediging voorafgaand aan het inhoudelijke verhoor schriftelijke vragen heeft opgegeven, dat alle door het openbaar ministerie en door de verdediging opgegeven vragen door de rechter-commissaris zijn gesteld en door de getuige zijn beantwoord en dat, voor zover de antwoorden niet in het proces-verbaal van verhoor zijn opgenomen, dit nodig was om de identiteit van de getuige verborgen te houden. Blijkens het onder 3.7.2 weergegeven proces-verbaal van de rechter-commissaris is de verdediging in de gelegenheid gesteld om, na kennisneming van het proces-verbaal van het verhoor, nadere schriftelijke vragen op te geven maar heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt.
De rechter-commissaris heeft de betrouwbaarheid van de getuige onderzocht en daarover in genoemd proces-verbaal rekenschap afgelegd. Verder heeft het hof zelfstandig de betrouwbaarheid van de getuige onderzocht in samenhang met het overige bewijsmateriaal, waarbij het hof er blijk van heeft gegeven zich bewust te zijn geweest dat behoedzaamheid is vereist bij de waardering en het gebruik voor het bewijs van de verklaring van een anonieme getuige.
Tot slot is nog van belang dat de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep een aantal medeverdachten, onder wie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , als getuige hebben kunnen ondervragen.
3.1
Gelet op wat onder 3.9 is overwogen, getuigt het in de overwegingen van het hof besloten liggende oordeel dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces niet van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk.
3.11
Het tweede cassatiemiddel faalt.

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

4.1
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] de in het arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door respectievelijk 8, 34 en 323 dagen gijzeling.
4.2
Op grond van artikel 36f lid 5 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaalt de rechter bij de oplegging van de maatregel de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling kan worden toegepast. De duur van de gijzeling beloopt – ook in gevallen van samenloop zoals bedoeld in artikel 57 en 58 Sr (vgl. artikel 60a Sr) – ten hoogste één jaar, waarbij in deze zaak geldt dat onder één jaar 360 dagen moet worden verstaan (vgl. HR 24 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:714).
4.3
De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof ambtshalve vernietigen en zelf de duur van de gijzeling verminderen in die zin dat is voldaan aan het wettelijk bepaalde maximum van één jaar.
4.4
Verder doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van 22 jaren en 11 maanden en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gijzeling die is verbonden aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] gijzeling van 7 dagen kan worden toegepast, ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] gijzeling van 33 dagen kan worden toegepast en ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] gijzeling van 320 dagen kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 juni 2023.