Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten
4.Bespreking van het cassatiemiddel
voordatde zaak aanhangig is, op verzoek van de belanghebbende (art. 202 lid 1 Rv).
Tijdenseen reeds aanhangig geding kan dit op verzoek van een partij worden bevolen (art. 202 lid 2 Rv). Indien het geding aanhangig is, zoals in de voorliggende zaak, moet het verzoek worden gedaan aan de rechter waar het geding aanhangig is (art. 203 lid 1 Rv). Het verzoek wordt beoordeeld in een aparte, parallel aan de hoofdzaak lopende, verzoekschriftprocedure en niet in een incident. [14]
Frog/Floriade.Tussen de beschikking van het hof en de dag waarop in het hoofdgeding pleidooi zou worden gehouden lagen slechts zes dagen. Uit de overwegingen van het hof volgde volgens de Hoge Raad dat naar de verwachting van zowel het hof als van partijen het verloop van het hoofdgeding zodanig was dat toewijzing van het verzoek in dat stadium overbodig was. [23]
[…] /Renault), over de afwijzing van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoekster verzocht in die zaak dertien getuigen te mogen horen, voordat in de hoofdzaak pleidooi zou worden gehouden dan wel arrest zou worden gewezen. Partijen hadden in de hoofdzaak al memories gewisseld en ieder een antwoordakte genomen. Het hof oordeelde dat verzoekster onvoldoende belang had bij toewijzing van het verzoek, omdat verzoekster buiten het kader van de aan haar grieven ten grondslag gelegde feiten geen nieuwe stellingen meer zou kunnen ontwikkelen, verzoekster onvoldoende had toegelicht dat er ten opzichte van de omstandigheden die zij in de memorie van grieven had vermeld en waarvan bewijs was aangeboden, een nieuwe feitelijke dimensie zou zijn die zich voor bewijslevering leende en een gedeelte van de door verzoekster aangeboden feiten niet was betwist.
[…] /Renaultis overwogen (zie het citaat onder 4.15), dat wanneer een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht wordt afgewezen omdat in het hoofdgeding de stellingen en verweren van partijen de vraag kunnen doen rijzen of voor nadere bewijslevering nog een deskundigenbericht nodig is, “
(mede) in verband met de eisen van een behoorlijke rechtspleging in aanmerking zal moeten worden genomen dat en waarom aan de verzoeker de mogelijkheid van een voorlopig deskundigenonderzoek is onthouden.” [31]
onder 6dat de omstandigheden die het hof in rov. 2.5.3 opsomt (noch afzonderlijk, noch in onderling verband bezien), de conclusie kunnen rechtvaardigen dat het verzoek van [verzoekers] strijdig is met de goede procesorde, zodat het oordeel van het hof van een onjuiste rechtsopvatting van het leerstuk (strijd met) de goede procesorde getuigt, hetzij onvoldoende is gemotiveerd. Het middel werkt deze klachten
onder 7-10uit door van ieder van de door het hof genoemde omstandigheden aan te voeren dat zij niet relevant zijn voor de beoordeling of toewijzing van het verzoek in strijd is met de goede procesorde.
Onder 9 en 10richt het middel ook een tweetal andere klachten tegen twee van de genoemde omstandigheden.
onder 7 en onder 8klaagt het middel dat irrelevant zijn, samengevat, wanneer de memorie van grieven is genomen en de memorie van antwoord en mondelinge behandeling volgen en ook dat het hof er rekening mee houdt dat in de hoofdzaak de stellingen en verweren van partijen de vraag kunnen doen rijzen of nadere bewijslevering door het gelasten van een deskundigenonderzoek (alsnog) nodig is, en zo ja, op welke onderdelen.
onder 11 en 12, waarin [verzoekers] onder meer aanvoeren dat een voorlopig deskundigenbericht partijen veel tijd en kosten zal besparen en dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een voorlopig deskundigenbericht ertoe kan dienen, kort gezegd, om beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure voort te zetten.
verplichtom de behandeling van de zaak aan te houden omdat de uitvoering van een voorlopig deskundigenonderzoek nog niet is afgerond. [45] Maar het ligt natuurlijk wel in de rede en partijen kunnen daarom verzoeken (vgl. onder 4.27). Wordt de hoofdzaak aangehouden, dan kan dat inefficiënt zijn wanneer het voorlopig deskundigenonderzoek niet goed aansluit op de bewijslevering die in de hoofdzaak nodig is. Zo begrijp ik ook de overwegingen van het hof in rov. 2.5.3. Ook de klacht dat de in de met dit subonderdeel bestreden overwegingen niet relevant zijn faalt daarom.
onder 6 in samenhang met het onder 11 en 12 gesteldeis daarmee ongegrond.