Conclusie
1.De feiten en het geschil
junctoart. 1(a) jo. 2(1)(a) Bpb en diens bijlage.
2.Beoordeling
Ma non è vero(zie 2.2 hieronder). Zou het
verozijn dat art. 19a(2) Wet Bpm niet (meer) geldt in procesfasen waarin het materiële fiscale belang al aan de procedure is ontvallen, dan is overigens ook het cassatieberoep van de gemachtigde niet-ontvankelijk omdat hij alsdan geen toereikende machtiging heeft overgelegd. De overgelegde machtiging machtigt de gemachtigde immers slechts om (
curs. PJW):
fiscaleaangelegenheden, een en ander ter zake van het bezwaar / beroep hoger / beroep / cassatie inzake alle
betalingen op aangiften,
verzoeken om teruggaaf van BPMof
naheffingsaanslageninzake belasting van personenauto’s en motorrijwielen;
uitsluitendenig bedrag dat geen betaling op aangifte, bpm-teruggaaf of bpm-naheffing is.
junctoart. 8:24(2) Awb en art. 29 AWR) door alsnog een wél toereikende volmacht getekend door de belastingplichtige over te leggen. [1] Daartoe bestaat overigens wellicht ook aanleiding nu de overgelegde machtiging meer dan vier en half jaar oud is en de vraag rijst of
de belastingplichtigenog steeds – om andere redenen dan de algemene voorwaarden van de gemachtigde – wil doorprocederen.
juistom materieel zinloos – alleen voor de pkv etc. – (door)procederen door ncnp-bpm-gemachtigden tegen te gaan omdat dat niet de rechtsbescherming van belastingplichtigen dient, maar het verdienmodel van die ncnp-gemachtigden, ten koste van de algemene middelen en de rechterlijke capaciteit voor de rechtsbescherming van belastingplichtigen in zaken die wel ergens over gaan.
curs. PJW):
of een daarmee verband houdend besluit, het bedrag dat strekt tot de vergoeding van die kosten vermenigvuldigd met:
Deze categorie ziet daarnaast op gevallen waarin de bestuursrechter uitsluitend een beslissing neemt ten aanzien van punten die niet tot het inhoudelijke geschil behoren, zoals het toekennen van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn en het vaststellen van de vergoeding van proceskosten in de vorige instantie. Als een belanghebbende in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld op uitsluitend formele gronden terwijl het bestreden besluit door de rechtbank al is gewijzigd, is de wijziging van dat besluit niet het gevolg van de gegrondverklaring van het hoger beroep, waardoor in hoger beroep de lagere factor geldt.”
juistook als het geschil in enig stadium niet meer over de bpm gaat, maar alleen nog over andere bedragen dan de belasting, zoals pkv en griffierecht.
3.Geen belang: niet-ontvankelijk
BNB2023/82, [4] in welke zaak het bestuursorgaan, omgekeerd, het door de rechter abusievelijk vergeten griffierecht
nietvrijwillig had vergoed:
4.Proceskostenvergoeding?
BNB2022/76: [5]
BNB2022/76
junctoart. 19a(2) Wet Bpm recht op een pkv ad € 41,85 (zie 1.1 en 1.2 hierboven). Nu de wetgever de pkv slechts een ‘tegemoetkoming’ in de kosten wil doen zijn, lijkt dat bedrag in casu ook adequaat. De Inspecteur heeft niettemin een veel hogere pkv ad € 104,62 aangeboden. Dat aanbod is kennelijk verworpen, nu het cassatieberoep niet is ingetrokken. Een aanbod vervalt door verwerping (art. 6:221(2) BW). De vermenigvuldigingsfactor is dan in beginsel de wettelijke 0,1, resulterende in de genoemde € 41,85 aan cassatie-pkv, waartoe de Staats-secretaris ook concludeert. De gemachtigde lijkt zich dus in de voet geschoten te hebben.
5.Griffierechtvergoeding?
junctoart. 29 AWR. Hij heeft ervoor gekozen dat aanbod te verwerpen en een cassatieberoep te handhaven dat na de tegemoetkoming aan zijn enige klacht slechts tot niet-ontvankelijkverklaring kan leiden. Weliswaar vindt die niet-ontvankelijkverklaring haar grond in die tegemoetkoming, zodat hij op basis van HR
BNB2022/76 in beginsel recht heeft op vergoeding van het cassatiegriffierecht, maar anders dan in HR
BNB2022/76, heeft de gemachtigde in casu een bovenwettelijk aanbod tot pkv in ruil voor intrekking – waaraan verbonden griffierecht-vergoeding – verworpen. Hij heeft dus evident nodeloos doorgeprocedeerd.
6.Buiten de orde
V-N2010/16.5, dat vooralsnog in de weg staat aan deze aanpak.