Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.De zaak
"zodat ze haar boosheid kon botvieren", zoals hij heeft verklaard. Hij hoopte dat ze hierdoor kalm zou worden (…). Toen dat niet gebeurde heeft hij haar achterover geduwd waardoor ze ruggelings op de bank kwam te liggen. Vervolgens heeft hij met beide handen haar keel/hals beetgepakt en die dichtgeknepen. Op de vraag van de politie wat zijn vrouw deed toen verdachte haar bij de nek pakte, heeft verdachte geantwoord dat zij zich niet verdedigde. Hij dacht dat zij in shock was (…). Toen hij haar hals losliet, constateerde hij dat zijn vrouw was overleden.
3.De bewezenverklaring en de bewijsmiddelen
proces-verbaal van verhoor verdachted.d. 26 november 2019 (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in (…)
verklaring van de verdachte:
proces-verbaal van overbrenging persoon [slachtoffer] (25/04/1996)d.d. 24 januari 2020 (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in (…)
proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporend.d. 29 november 2019 (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in (…)
rapport van het Nederlands Forensisch Instituutte Den Haag (…) d.d. 11 mei 2020, opgemaakt en ondertekend door de deskundige dr. J. Fronczek, arts en patholoog. Dit rapport houdt onder meer in (…)
rapport van het Nederlands Forensisch Instituutte Den Haag (…) d.d. 28 april 2020, opgemaakt en ondertekend door de deskundige drs. R. van der Hulst, apotheker-toxicoloog. Dit rapport houdt onder meer in (…)
4.Het eerste middel
hectische, onverhoedse situatie waarin [verdachte] zich moest verdedigen. In de rechtspraak is aanvaard dat in zo’n situatie het element
bewusteaanvaarding ontbreekt.
hectiekvan het moment niet bewust was van een aanmerkelijke kans op de dood als gevolg van de nekklem. Daaraan deed niet af dat de verdachte – een professionele agent – bekend was met de risico’s van de nekklem, er vier agenten waren om één verdachte onder controle te brengen en de grenzen van proportionaliteit verwijtbaar waren overschreden aldus het hof. Het behoeft in dit verband geen betoog dat we ten aanzien van de bewuste kansaanvaarding gewone burgers niet strenger dienen te beoordelen dan politiefunctionarissen voor wie bovendien een “Garantenstellung” geldt.
bewusteaanvaarding. Het standpunt van de patholoog-anatoom dient dus leidend te zijn.
inwendigeletsels. Te denken valt aan een gebroken hoorn en/of gebeente in het strottenhoofd dan wel het ontbreken van bloedstuwing in de rotsbeenderen hetgeen ook met verwurging in verband pleegt te worden gebracht. Ofschoon voorzichtigheid geboden is bij de interpretatie van dergelijke breuken als zijnde “ante mortem” trauma, pleegt een zodanige breuk niet zelden te duiden op hevig of hard ante-mortem geweld (…).
Je duwde haar weg, wat gebeurde er.Ik duwde haar en pakte haar nek vast. Ik zei hou je stil, blijf rustig, je moet mens worden. 1 moment werd ik woest omdat ze haar tong uit stak. Ik zei je kan wel zielig doen maar ik vind het niet zielig. Ik liet toen haar nek los.
Hoe pakte je haar nek vast?Ik zal het laten zien. Ze lag op de bank en ik stond voor haar. Verdachte heeft aan de politie laten zien wat op dat moment zijn positie was en die van zijn vrouw. Op de foto (…) die gemaakt is op basis van de verklaring van de verdachte, is te zien dat de politieagent, die de rol van de vrouw van verdachte heeft ingenomen, op zijn rug ligt en dat de verdachte naast hem staat met beide handen rond de hals van de politieagent.
"Het is moeilijk maar hoe lang hield je haar vast?".De verdachte heeft hierop geantwoord: Het was een raar moment. Ik was aan het praten met haar en weet niet hoe lang ik met haar sprak. Tijdens het praten had ik mijn handen om haar nek. Op de vraag
"Hoe hard duwde jij op haar nek"heeft de verdachte geantwoord: "Ik weet het niet. Het eerste moment was ik heel kwaad en drukte ik heel erg hard en later drukte ik minder hard". Op de vraag
"Waardoor is je vrouw nu overleden, denk je"heeft de verdachte geantwoord: "Ik denk stikken". Op de vraag
"Hoe is mevrouw gestikt, hoe komt dat?"heeft hij verklaard: "Omdat ik drukte in haar keel". Het hof is van oordeel dat de door de verdachte verrichte handelingen – het met veel kracht dichtknijpen van de keel van zijn vrouw die op haar rug op de bank lag, het dichtgeknepen houden van die keel en het pas loslaten van de keel toen haar tong uit haar mond kwam – naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer opleveren. Nadat hij de hals van zijn vrouw had losgelaten, constateerde de verdachte dat ze dood was. Op de vraag van de politie wat er gebeurde toen hij haar nek los liet en zij veel lucht binnen kreeg heeft hij geantwoord: "Ik luisterde naar haar hart en mat haar pols maar er was niets. Het was stil". Zowel uit de handelingen van de verdachte als ook uit zijn antwoorden op de vragen van de politie waardoor zijn vrouw is overleden en hoe zij gestikt is, leidt het hof af dat de verdachte zich bewust was van die aanmerkelijke kans en dat hij die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. Dat hij tijdens en na het dichtknijpen van haar keel met zijn vrouw zou zijn blijven praten, doet daar niet aan af en ziet het hof ook niet als een aanwijzing op grond waarvan geconcludeerd zou kunnen worden dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van zijn echtgenote door zijn handelen niet heeft aanvaard. Ook overigens zijn geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het hof tot een ander oordeel moeten of kunnen brengen. Zo heeft de verdachte niet geprobeerd het slachtoffer te reanimeren en heeft hij evenmin hulp ingeroepen van een ambulance, politie, vrienden of buren.
Andere oorzaak overlijden slachtoffer niet aannemelijkUitgaande van de verklaring van de verdachte is het slachtoffer overleden op 19 november 2019 om ongeveer half 2 's-nachts. Het lichaam is op 26 november 2019 om 12.00 uur – ruim 6 dagen later – in staat van ontbinding door de politie aangetroffen in de woning van verdachte en het slachtoffer. Het slachtoffer was een 23-jarige vrouw waarbij blijkens het pathologisch rapport d.d. 11 mei 2020 van patholoog dr. J. Fronczek – voor zover nog te beoordelen – geen ziekelijke afwijkingen waren die het intreden van de dood kunnen verklaren of hiervoor van betekenis zijn geweest. De patholoog heeft in haar rapport voorts geconcludeerd dat hoewel er geen aanwijzingen waren voor uitwendig mechanisch geweld, dit overlijden door doorgemaakt geweld op de hals/nek geenszins uitsluit. Eventuele letsels uitwendig of inwendig aan de hals kunnen door de postmortale veranderingen niet meer zichtbaar zijn geweest, aldus de patholoog. Een toxicologische oorzaak van of bijdrage aan het overlijden is niet gebleken, aldus de conclusie in het toxicologisch rapport d.d. 28 april 2020 van de toxicoloog drs. R van der Hulst. Het hof concludeert op basis van de verklaringen van de verdachte dat het slachtoffer is overleden door het met kracht dichtknijpen en gedurende enige tijd dichtgeknepen houden van haar keel/hals door de verdachte. De conclusie van de patholoog dat overlijden door doorgemaakt geweld op de hals/nek geenszins wordt uitgesloten, sterkt het hof in dit oordeel. Een andere doodsoorzaak, zoals in eerste aanleg door de raadsman is gesuggereerd, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.
ConclusieDe verdachte heeft door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn vrouw als gevolg van het gedurende enige tijd met kracht dichtknijpen en dichtgeknepen houden van haar keel/hals zou komen te overlijden. Het opzet van de verdachte is in voorwaardelijke, zin gericht geweest op het van het leven beroven van zijn vrouw.”
Zo[
cursivering door mij, AG] heeft de verdachte niet geprobeerd het slachtoffer te reanimeren en heeft hij evenmin hulp ingeroepen van een ambulance, politie, vrienden of buren”.
kunnenhandelen, terwijl er geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit blijkt dat de verdachte anders heeft gehandeld. Deze overweging is in het licht van hetgeen door de verdediging is aangevoerd en de overige door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden niet onbegrijpelijk. Ik voeg daar nog aan toe dat het (tevergeefs) reanimeren van een slachtoffer niet aan het aannemen van voorwaardelijk opzet in de weg hoeft te staan. [2]
5.Het tweede middel
Het beroep op noodweer
NJ2016/316, m.nt. N. Rozemond ontleende – uitgangspunten relevant:
de noodweersituatie) (rov. 3.4).
de subsidiariteitseis) en dat de gekozen wijze van verdediging geboden was (
de proportionaliteitseis) (rov. 3.5.1).
het onttrekkingsvereiste) (rov. 3.5.2).
de noodweersituatie) (rov. 3.6.1 jo rov. 3.4).
de dubbele causaliteitseis) (rov. 3.6.2). [3]
het intensieve exces).
het extensieve of tardieve exces) (rov. 3.6.2). [6]
NJ2022/178, m.nt. A.J.M. Machielse. In dit arrest heeft de Hoge Raad de feitenrechter een aantal praktische handreikingen gedaan voor situaties waarin de verdediging zich op noodweer beroept. Naar mijn mening zijn de handreikingen ook nuttig bij beroepen op noodweerexces (en eigenlijk bij alle strafuitsluitingsgronden). De overwegingen van de Hoge Raad luiden:
daarom[cursivering door mij, AG] in de weg staat aan een beroep op noodweer” blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, althans niet zonder meer begrijpelijk is.
NJ2006, 343 en HR 10 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1307 heeft betoogd dat ook andere omstandigheden dan de aanranding een beroep op noodweerexces kunnen rechtvaardigen, miskent hij dat voor een geslaagd beroep daarop niet alleen sprake moet zijn van een door de aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging, maar ook dat die – door de aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging –
van doorslaggevend belangmoet zijn geweest voor de verweten gedraging.
6.Het derde middel
allereerstvan belang in ogenschouw te nemen dat we te maken hebben met de laagste graad van voorwaardelijk opzet oftewel met een vorm van voorwaardelijk opzet die aanleunt tegen de grove schuld. Dit tempert het strafrechtelijk verwijt.
verder— anders dan vele verdachten van geweldsdelicten — een schuldbewuste dader. Ofschoon hij zijn aanvankelijke vlucht had kunnen voortzetten heeft hij dat niet gedaan. Hij heeft zichzelf aangegeven en toen hij het politiebureau binnenliep legde hij reeds bij de balie een bekentenis afmet de woorden ‘My wife attacked me and I did self-defence. And now there is a dead body in my house’. Dader en bewijs werden door [verdachte] op een presenteerblad aan de politie aangereikt. Een zeldzame coöperatieve houding die hij van het begin tot het eind vandaag heeft volgehouden. In de strafmaat verdient dit via het fenomeen van de zogeheten ‘bekennerskorting’ in zijn voordeel mee te wegen.
derdestrafmitigerende omstandigheid is dat hij
first offenderis, zeer berouwvol is en voor recidive niet valt te vrezen. Hij heeft een blanco strafblad.
vierdestrafmitigerende omstandigheid is dat de verblijfstitel van [verdachte] in januari van dit jaar is ingetrokken op grond waarvan hij als illegale vreemdeling naar Ter Apel is overgeplaatst. Aangezien de VI is uitgesloten voor de veroordeelde vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van art. 8 VW2000 heeft en het ‘Wetsvoorstel opheffen samenloop’ waarin art. 570b Sv werd gewijzigd inmiddels op 22 november 2017 is ingetrokken, is zijn rechtspositie aanmerkelijk ongewis en onzeker geworden.
NJ2013/226).
ne bis in idem-beginsel slechts in zeer beperkte mate respecteert.
NJ2010/393 m.nt. Mevis beslist dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat de rechter bij de strafoplegging rekening houdt met de manier waarop de op te leggen straf zal worden tenuitvoergelegd, de vi-regeling daaronder begrepen. De keuze van factoren die voor de strafoplegging van belang zijn te achten is immers voorbehouden aan de feitenrechter, terwijl deze keuze geen motivering behoeft, aldus de Hoge Raad. De rechtsonzekerheid van [verdachte] omtrent zijn toekomstig lot hier en in Iran verdient daarom in de strafmaat verdisconteerd te worden.
niet terugkeertnaar Nederland. Dit brengt mee dat de restant-straf, als hij het in Iran er levend van af brengt, levenslang boven zijn hoofd blijft hangen, nu de restant-straf c.q. het fictieve voorwaardelijk deel op de voet van het bepaalde in art. 76a derde lid Sv niet verjaart. De verjaringstermijn loopt immers niet gedurende de bij de wet bevolen schorsing van de tenuitvoerlegging.
“Op grond van twee wettelijke bepalingen verjaart een V.I.-strafrestant in casu niet. Ingevolge het bepaalde in art. 70 lid 2 Sr verjaart doodslag niet, nu daarop een maximum gevangenisstraf van meer dan twaalf jaar, te weten vijftien jaar is gesteld. Dientengevolge verjaart in de “slip-stream” hiervan het V.I.-strafrestant evenmin. Daarnaast loopt op grond van art. 76a derde lid Sr de verjaringstermijn, als die al aanwezig zou zijn, niet gedurende de bij de wet bevolen schorsing van de tenuitvoerlegging. In dit wettelijke systeem is dus bij doodslag sprake van een levenslange V.I. Het moet redelijk geacht worden hiermee in de strafmaat rekening te houden, zodat een verzuim, hiermee rekening te houden, de strafoplegging onbegrijpelijk maakt.”