Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities. Deze pleitnotities houden, voor zover van belang en met weergave tussen blokhaken van met de hand op de pleitnota geschreven opmerkingen, in:
“ [slachtoffer] verklaart bij de raadsheer-commissaris dat [zij v. kruk af kwam] ze voor [verdachte] zijn neus ging staan en met een harde stem, met een vinger wijzend heeft gezegd “Ik ben jou geen verantwoording meer schuldig” Daarna zou ze door [verdachte] naar de grond zijn gebracht. [Zij zegt daarmee dat zij confrontatie heeft gezocht.]
Dat is niet alleen in strijd met haar eerdere verklaring bij de politie, maar wel weer in lijn met hetgeen [verdachte] bij de politie heeft verklaard namelijk dat [slachtoffer] opstond en zei “wie ben jij dan, Ik ben vrijgezel hoor”. [verdachte] zegt echter dat [slachtoffer] hem toen een klap gaf, en hem in de borst heeft gebeten en hij haar toen naar de grond heeft gebracht en daar heeft gehouden.
Dat [verdachte] is gebeten door [slachtoffer] staat vast en [slachtoffer] zegt daarvan dat ze hem goed te pakken had en er zijn foto’s van de verwonding.
Eerder heb ik al uiteen gezet dat het bijten door [slachtoffer] , praktisch gezien niet kan zijn gebeurd terwijl [slachtoffer] op de grond lag en [verdachte] haar bij de nek/keel heeft vastgehouden.
[verdachte] verklaart over dat moment ook anders, namelijk dat het [slaan en] bijten de aanleiding was om [slachtoffer] naar de grond te werken, dat is ook veel aannemelijker. Dochter [betrokkene 1] zegt tegen de politie ook dat haar moeder de politie al had gebeld voordat er wat gebeurd was en niet eerlijk is omdat zij haar vader heeft gebeten. Zij bevestigt ook dat [slachtoffer] op zodanige wijze bij de keel [dat is maar net hoe je het ziet] is gepakt dat ze op de grond viel. [handelingen niet als mishandeling kwalificeren.]
Het met kracht bij de keel en/of schouders en/of hals pakken en/of tegen de grond drukken was geboden ter noodzakelijke verdediging tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lichaam door [slachtoffer] die hem eerst sloeg en toen in zijn borst beet.
Hij heeft zich aan de aanranding niet kunnen onttrekken [zoals hof eerder heeft gezegd] door op ieder moment tijdens de ruzie weg te kunnen gaan en de keukendeur achter zich dicht te trekken, zoals het eerdere Hof dat meende. [verdachte] was namelijk in zijn eigen woning en er was slechts sprake van een woordelijke ruzie en reeds daarom was op die momenten tijdens de ruzie niet gehouden om weg te gaan. Het was slechts [slachtoffer] die voor hem stond en met harde stem tegen hem praten en wijst met haar vinger en zegt dat ze hem geen verantwoording schuldig is. Op dat moment is hij niet gehouden om zich te onttrekken, omdat er op dat moment nog geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding plaatsvindt. Die vindt wel gelijk daarna plaats, namelijk als [slachtoffer] hem slaat en bijt in zijn borst. Toen was er echter geen reële en redelijke mogelijkheid om zich te onttrekken aan die aanranding. [slachtoffer] beet hem namelijk, ze had hem naar eigen zeggen goed te pakken. En [verdachte] heeft haar beetgepakt en naar de grond gebracht en gehouden.
Dat was geboden ter noodzakelijke verdediging tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] . En dient te leiden tot een ontslag van rechtsvervolging.”