Conclusie
1.Overzicht
in geschilof de belanghebbende in 2012 voldeed aan de voorwaarden voor de objectvrijstelling in art. 2(c) van de Arubaanse Landsverordening winstbelasting (LWB) jo. art. 1(c) van het Landsbesluit aanwijzing vrijgestelde activiteiten voor de objectvrijstelling van winstbelasting voor een AVV (Landsbesluit objectvrijstelling AVV). De belanghebbende meent dat haar winst is vrijgesteld; de Inspecteur daarentegen meent dat zij niet aan de voorwaarden voor de objectvrijstelling voldoet, met name niet aan de eis dat zij haar vermogen ‘belegt’, nu haar rendementloze vordering op haar aandeelhouder meer dan 10% van haar vermogen uitmaakt en zij in 2012 niet valt onder de goedkeuring van een hoger percentage aandeelhoudersgeldverstrekkingen die geldt voor AVV’s in liquidatie omdat pas op 31 december 2013 is besloten tot haar ontbinding.
het Gemeenschappelijk Hofvan Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (het Hof) volgt uit de Toelichting bij het Landsbesluit objectvrijstelling AVV dat renteloos geld uitlenen geen ‘beleggen’ is omdat daarvan rendement noch waardestijging valt te verwachten. De begunstigende beleidsregel van 18 augustus 2010 met overgangsrecht voor AVV’s die in liquidatie zijn getreden (zie 4.8 hieronder), baat de belanghebbende niet in 2012 omdat pas op de aandeelhouders-vergadering van 31 december 2013 is besloten tot haar ontbinding. Dat feitelijk al eerder tot haar liquidatie besloten zou zijn, acht het Hof niet aannemelijk.
drie middelenvoor. Volgens middel (i) belegde zij wel degelijk en maakt het Hof ten onrechte onderscheid tussen leningen met zakelijke en leningen met onzakelijke rente, mede omdat uit het in art. 4 LWB opgenomen totale-winstbeginsel volgt dat zij op één lijn worden gesteld door rentecorrectie bij de laatste soort leningen. Middel (ii) stelt dat het Hof ten onrechte onaannemelijk heeft geacht dat de aandeelhouder nog zou terugbetalen. Dat geen leningsovereenkomst is opgesteld, geen zekerheden zijn gesteld en geen aflossingsschema bestaat, wijst er volgens op dat geen terugbetalingsverplichting is overeengekomen, aldus de belanghebbende. Volgens middel (iii) vallen ook maatregelen tot voorbereiding van liquidatie van een AVV onder de goedkeuring in de overgangsbeleidsregel voor AVV’s in liquidatie en heeft het Hof ten onrechte de geldverstrekkingen niet als voorbereidende winstuitkeringen in het zicht van liquidatie beschouwd.
niet-normale van het vermogensbeheer volgt. Een onzakelijke rente (géén rente) is immers per definitie
nietnormaal tussen van elkaar onafhankelijke derden en daarmee geen normaal vermogensbeheer. Voor zover dit middel bedoelt dat de geldverstrekkingen voorlopige althans voorbereidende liquidatie-uitkeringen zijn, mist het feitelijke basis. Voor zover het bedoelt dat wel degelijk een normaal rendement aangenomen moet worden juist doordat fiscaal 5% rente moet worden geacht ontvangen te zijn, miskent het dat de belanghebbende feitelijk geen rendement heeft ontvangen en die bijtelling slechts de totale winst corrigeert met het aan de aandeelhouder verstrekte voordeel van renteloosheid.
entry‘accounts receivable’ en de omschrijving ‘the current account receivable from the shareholder’ in (de toelichting op) de jaarrekening krachtige schijn tegen haar nadere stelling van verkapte winstuitdelingen in het zicht van liquidatie wekt en dat de bewijslast daarom bij haar ligt. ’s Hofs bewijsoordeel lijkt mij geenszins onbegrijpelijk. Dat geen schriftelijke leningovereenkomst is opgemaakt, zegt niet dat geen terugbetaling is overeengekomen. Dat geen zekerheden zijn gesteld, zegt evenmin iets, nu de partijen eendrachtig menen dat geen debiteurenrisico bestaat. Dat geen rente is berekend, zegt slechts dat verkapt winst is uitgekeerd ter waarde van een zakelijke rente (gecorrigeerd door de winstbijtelling). De keuze en de waardering van de bewijsmiddelen is aan de feitenrechter. Het stond het Hof vrij om aan de contemporain opgestelde en goedgekeurde jaarrekening meer waarde te hechten dan aan de achteraf opgestelde verklaring van de echtgenoot van de aandeelhouder.
2.De feiten en het geding in feitelijke instanties
De feiten
at arm’s lengthbeginsel moet worden gecorrigeerd met 5% rentebijtelling maakt dat niet anders, nu de vraag of sprake is van een belegging moet worden beantwoord op basis van de voor de geldverstrekking overeengekomen voorwaarden.
3.Het geding in cassatie
Departamento di Impuestovan Aruba heeft namens de Inspecteur een verweerschrift ingediend. Het verweer is dus niet door of namens de Minister van Financiën van Aruba ingediend. De belanghebbende heeft gerepliceerd. Er is niet gedupliceerd.
BNB2006/126, [4] waarin u overwoog:
Departamento di Impuestoheeft zich bij verweer namens de Inspecteur beperkt tot onderschrijving van de oordelen van het Hof die in de middelen van de belanghebbende worden aangevallen.
4.De (beleids)regels
harmful) aangemerkte elementen van het bijzondere fiscale regime voor de AVV. Tot 2006 was de AVV subjectief vrijgesteld van winstbelasting en gold voor haar een verbod op deelname aan het Arubaanse economische verkeer [5] (een schoolvoorbeeld van het door de EU
Code of Conduct for Business Taxation [6] als schadelijk bestempelde en uit te bannen
ring fencing).
Algemene toelichting
de minimisuitzondering worden gemaakt, hetgeen hierop neerkomt dat het de houdster-A.V.V. zal zijn toegestaan om gedurende het boekjaar niet-onderworpen dividendinkomen te genieten indien deze inkomsten niet meer dan 5 percent van de totale houdsterinkomsten van de A.V.V. gedurende dit boekjaar betreffen.
de minimisuitzondering kan voor houdster-A.V.V.'s pas aan het eind van het boekjaar worden beoordeeld of de A.V.V. voor dat boekjaar aan de eisen van het voorgestelde artikel 2, onderdeel d, heeft voldaan.
Servicio di Impuestogoed dat een rekening-courantvordering op de aandeelhouder binnen bepaalde grenzen kan worden aangemerkt als ‘beleggen’ in de zin van art. 1(c) Landsbesluit. Bovendien wordt een overgangsmaatregel getroffen:
5.Beoordeling
Van ambtswege: wie is bevoegd tot verweer?
Departamento di Impuesto, zulks namens de Inspecteur. Die directeur heeft geen volmacht van die Inspecteur overgelegd. Dat zou ook weinig behulpzaam zijn, want ook de Inspecteur is niet bevoegd tot verweer; dat is alleen de Minister, maar van de Minister is evenmin volmacht overgelegd.
se non è vero, è ben trovato. Die correctie vindt immers plaats juist
omdatgeen rente is genoten, dus géén normaal resultaat van normaal vermogensbeheer is genoten - waaruit volgt dat
nietis ‘belegd’, maar juist onzakelijk is afgezien van elk rendement om de aandeelhouder te bevoordelen met renteloosheid.
BNB2007/104 [17] terecht af dat de verplichting tot terugbetaling het civielrechtelijke wezenskenmerk is van een lening. Het Hof heeft die terugbetalingsverplichting aanwezig geacht omdat de belanghebbende die verplichting zelf in haar vastgestelde jaarrekening heeft vermeld en zij niet heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat de andere partij (de aandeelhouder) in haar Braziliaanse aangifte inkomstenbelasting een ander standpunt (dividend) zou hebben ingenomen. Hij achtte de niet door enig documentair of ander bewijs gesteunde verklaring van [B] in dat licht ongeloofwaardig. Dat oordeel acht de belanghebbende zonder nadere motivering onbegrijpelijk.
entryin haar jaarrekening krachtige schijn tegen zichzelf heeft gewekt, evenals met het pas in een laat stadium (motivering beroep) overstappen van het standpunt ‘lening’ naar het daarmee onverenigbare standpunt ‘niet-verantwoorde winstuitdeling’ en dat de bewijslast bij haar ligt: het Hof hoeft geenszins verder te motiveren; de belanghebbende moet bewijzen. Dat heeft zij volgens het Hof niet gedaan en dat oordeel lijkt mij geenszins onbegrijpelijk. Dat geen schriftelijke overeenkomst is opgemaakt, zegt slechts dat geen schriftelijke overeenkomst is opgemaakt. Als de belanghebbende bewijsmateriaal had willen hebben, had zij een schriftelijke overeenkomst moeten opstellen. Dat geen zekerheden zijn gesteld, zegt ook volgens haarzelf niets, gegeven immers dat zowel zij als de Inspecteur menen dat geen bespeurbaar debiteurenrisico bestaat. Dat geen rente is berekend, zegt slechts dat een verkapte winstuitdeling ter waarde van een zakelijke rente heeft plaatsgevonden (die gecorrigeerd is met de winstbijtelling).
nietaannemelijk geoordeeld – dat de geldverstrekkingen in 2012 enig al dan niet voorbereidend verband hielden met (zicht op) de ontbinding en liquidatie in 2014, met name niet dat het om vermomde uitdelingsvoorschotten op latere liquidatie-uitkeringen zou zijn gegaan.