Conclusie
Nummer21/02907 P
Het cassatieberoep
Eén daarvan betreft, zoals gezegd, de strafzaak van de betrokkene (21/02784). De overige zaken betreffen strafzaken en/of ontnemingszaken van medeverdachten/-betrokkenen. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het eerste middel
De hoofdzaak
1. hij in of omstreeks de periode van 22 december 2015 tot en met 19 april 2016, te Den Haag en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3 kilogram cocaïne (op 31 maart 2016) [zaaksdossier C01, afnemers [betrokkene 8] en [betrokkene 9]] en/of
een hoeveelheid van (in totaal) tenminste 10 kilogram cocaïne [zaaksdossier CO 1, afnemer [betrokkene 5]] en/of
een hoeveelheid van (in totaal) tenminste 26 kilogram cocaïne [zaaksdossier CO 1, afnemer [betrokkene 10]] en/of
een hoeveelheid van (in totaal) tenminste 4 kilogram cocaïne [zaaksdossier C01, afnemer [betrokkene 1]] en/of
een hoeveelheid van (in totaal) tenminste 10 kilogram cocaïne [zaaksdossier C01, afnemer [betrokkene 2]] en/of
een hoeveelheid van (in totaal) tenminste 3 kilogram cocaïne [zaaksdossier CO 1, afnemer [betrokkene 11]] en/of
een hoeveelheid van (in totaal) tenminste 2 kilogram cocaïne [zaaksdossier C01, afnemers [betrokkene 12] en/of [betrokkene 13]] en/of
een hoeveelheid van (in totaal) tenminste 4 kilogram cocaïne [zaaksdossier C01, afnemers [betrokkene 3] en [betrokkene 4]] en/of
een hoeveelheid van (in totaal) tenminste 1 kilogram cocaïne [zaaksdossier C01, afnemer [betrokkene 6]] en/of
een hoeveelheid van (in totaal) tenminste 146 kilogram cocaïne [zaaksdossier C04] en/of
1. hij in de periode van 22 december 2015 tot en met 19 april 2016, in Nederland,
een hoeveelheid van ongeveer 3 kilogram cocaïne, afnemers [betrokkene 8] en [betrokkene 9], en
een hoeveelheid van 10 kilogram cocaïne, afnemer [betrokkene 5] en
een hoeveelheid van 18 kilogram cocaïne, afnemer [betrokkene 10] en
een hoeveelheid van 1 kilogram cocaïne, afnemer [betrokkene 1] en
een hoeveelheid van 3 kilogram cocaïne, afnemer [betrokkene 2] en
een hoeveelheid van 4 kilogram cocaïne, afnemer [betrokkene 4] en
een hoeveelheid van 1 kilogram cocaïne, afnemer [betrokkene 6] en
een hoeveelheid van 1 kilogram cocaïne, afnemers [betrokkene 12] en/of [betrokkene 13],
een hoeveelheid van 146 kilogram cocaïne
De (bestreden) schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2021 veroordeeld ter zake van – samengevat en voor zover voor de beoordeling van de ontnemingszaak van belang – het medeplegen van overtreding van artikel 2 onder B van de Opiumwet.
De toelichting op het eerste middel
Geerings-arrest van het EHRM heeft geoordeeld dat de feitenrechter bij de beoordeling van een ontnemingsvordering geen voordeel mag betrekken dat is verkregen door feiten waarvan de betrokkene is vrijgesproken. Het hof heeft in de hoofdzaak niet alleen vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van de verkoop van 146 kilogram cocaïne maar tevens van een deel van de per afnemer verstrekte, afgeleverde en/of verkochte hoeveelheden, en wel als volgt:
1. Op vordering van het openbaar ministerie kan bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
toestand, maar om de vermogens
aanwasdie is veroorzaakt door het delict.
door middel van of uit de baten van” het in de hoofdzaak bewezen verklaarde feit of de in die bepaling bedoelde andere strafbare feiten. In de regel zal het voordeel ‘rechtstreeks’ voortvloeien uit het gronddelict, zoals in geval van winst uit de verkoop van verdovende middelen of de opbrengst van diefstal of verduistering. Niet in alle gevallen is echter onmiddellijk inzichtelijk dat en op welke wijze het gronddelict voordeel heeft opgeleverd, zoals bij het enkele aanwezig hebben van verdovende middelen of bij de enkele omstandigheid dat een goed, zoals een geldbedrag, voorwerp is van het bewezen verklaarde misdrijf ‘witwassen’. Die enkele omstandigheid brengt niet met zich dat alleen al daarom dat goed wederrechtelijk verkregen voordeel vormt. [6] De ontnemingsrechter zal in die gevallen moeten motiveren op welke gronden kan worden aangenomen dat deze delicten daadwerkelijk voordeel hebben gegenereerd.
kennelijk ertoe strekte en geëigend was voordeel te genereren”, aldus de Hoge Raad. [7] Als in de hoofdzaak bijvoorbeeld bewezen is verklaard het verdere vervoer, de opslag en de ontvangst van heroïne, bestaat er het vereiste, causale verband tussen het bewezen verklaarde feit en de opbrengst die door middel van de daarop volgende verkoop van de heroïne is verkregen. [8] Daarvoor hoeft de ontnemingsrechter dus niet terug te vallen op de grondslag van ‘andere strafbare feiten’ als bedoeld in artikel 36e lid 2 Sr, zoals in dit geval wellicht had gekund (de verkoop van de heroïne). Een ander voorbeeld betreft de ontneming van voordeel dat is gegrond op het bewezen verklaarde economische delict ‘zonder vergunning opslaan van afvalwater/biowater’, in een geval waarin de veroordeelde voor het afnemen van dat biowater was betaald en hij dit biowater voordelig (namelijk met besparing van kosten) kon verwerken. [9]
schattingvan de omvang van het voordeel dat afkomstig is uit de bewezen verklaarde delicten en/of de andere delicten. Volgens artikel 511f Sv dient die schatting namelijk wél te zijn gebaseerd op de wettige bewijsmiddelen die zijn opgesomd in artikel 339 Sv, zij het dat ook dan de bewijsminimumregels en de bewijsstandaard van artikel 338 Sv niet van toepassing zijn. [12]
Following a final acquittal, even the voicing of suspicions regarding an accused's innocence is no longer admissible.” [18]
De beoordeling van het eerste middel
medeveroorzaakt doordat in de hoofdzaak bewezen is geacht dat aan [betrokkene 10] 8 kilo minder (van 26 naar 18 kilo), aan [betrokkene 1] 3 kilo minder (van 4 naar 1 kilo), aan [betrokkene 2] 7 kilo minder (van 10 naar 3 kilo) en aan [betrokkene 12] c.s. 1 kilo minder (van 2 naar 1 kilo) is verkocht dan was ten laste gelegd. Hoewel het hof zich daarover niet uitlaat, kunnen het hier preciseringen betreffen en daarmee géén vrijspraken van zelfstandige delicten. ‘Geerings’ hoeft de ontnemingsrechter er in dat geval niet van te weerhouden om de bewezen verklaarde hoeveelheden in de voordeelberekening te betrekken. Indien het hier inderdaad preciseringen betreft, is mij – in het licht van het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel – echter duister op basis waarvan aan de bewezenverklaring (waaraan de ontnemingsrechter is gebonden) kan worden voorbijgegaan door grotere hoeveelheden in de voordeelberekening te betrekken. Indien de hier opgesomde verschillen in hoeveelheden verkochte cocaïne echter géén preciseringen betreffen, maar voortkomen uit de vrijspraak van zelfstandige delicten, belet ‘Geerings’ de ontneming van voordeel dat daaruit afkomstig is.
toestand, maar de vermogens
toenamedie het (uiteindelijke) gevolg is van het delict. Daarover heeft het hof niets vastgesteld.
Het tweede middel
Het door het tweede middel bestreden oordeel
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel