ECLI:NL:HR:2010:BK0890
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel en motivering door het Hof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in verband werd gebracht met drugshandel. De betrokkene was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hasjiesj en hennep, en voor het telen van hennepplanten. Het Hof had bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel ook rekening gehouden met soortgelijke feiten waarvoor de betrokkene was vrijgesproken. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom deze soortgelijke feiten in de berekening van het voordeel waren meegenomen, aangezien de betrokkene voor deze feiten was vrijgesproken. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een nieuwe beoordeling van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door de lagere rechters bij het vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel, vooral wanneer het gaat om feiten waarvoor de verdachte is vrijgesproken.