Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Beoordeling van de middelen voor het overige
5.Slotsom
24 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende profijtontneming uit hennepteelt. De betrokkene, geboren in 1971, had beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 20 november 2013, waarin een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel was toegewezen. De advocaat van de betrokkene, mr. H. Sytema, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het Hof had vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen uit het telen van 52 kg hennep, en had dit voordeel geschat op € 52.328,40. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat het telen van hennep een product oplevert met vermogenswaarde, niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad oordeelde echter dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de betalingsverplichting van de betrokkene.
Uiteindelijk vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting, en stelde het te betalen bedrag vast op € 49.700,-. Het beroep werd voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in de beoordeling van wederrechtelijk verkregen voordeel en de toepassing van de redelijke termijn in cassatieprocedures.