Conclusie
de factolanger van zijn (verbeterd gelezen) vrijheid wordt beroofd dan voorzienbaar was ten tijde van het begaan van de feiten.
“11. Beslag
BESLISSING
- een jammer (4731187)”
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor doodslag, meermalen gepleegd. De verdachte, geboren in 1966, heeft een gevangenisstraf van vijftien jaren en drie maanden opgelegd gekregen. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, D.J.M.W. Paridaens, heeft in zijn conclusie drie middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel betreft de strafoplegging, waarbij de verdediging aanvoert dat de gewijzigde regeling voor voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI-regeling) niet correct is toegepast. Het hof heeft geoordeeld dat de nieuwe regeling geen aanleiding geeft tot matiging van de straf, wat door de Hoge Raad wordt bevestigd. Het tweede middel richt zich tegen de onttrekking aan het verkeer van een in beslag genomen 'jammer', waarbij het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom aan de voorwaarden van artikel 36d Sr is voldaan. Dit middel slaagt, omdat de Hoge Raad oordeelt dat de 'jammer' niet kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Het derde middel betreft de overschrijding van de inzendtermijn in de cassatiefase, wat ook slaagt. De Hoge Raad besluit tot partiële vernietiging van de bestreden uitspraak, met strafvermindering en verwerping van het beroep voor het overige.