ECLI:NL:HR:2022:194

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
20/01355
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen pepperspray in cocaïne-invoersituatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne vanuit het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden naar Nederland, en voor deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met deze invoer. Daarnaast was de verdachte veroordeeld tot onttrekking aan het verkeer van twee inbeslaggenomen busjes pepperspray. De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gericht op de vraag of de onttrekking aan het verkeer van de pepperspray terecht was, gezien de aard van de feiten waarvoor de verdachte was veroordeeld.

De Hoge Raad oordeelde dat de inbeslaggenomen busjes pepperspray niet konden dienen voor het begaan of voorbereiden van soortgelijke feiten als waarvoor de verdachte was veroordeeld, noch voor het belemmeren van de opsporing daarvan. De Hoge Raad concludeerde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de pepperspray als relevant voor de zaak werd beschouwd. Dit leidde tot een (partiële) vernietiging van de uitspraak van het hof, specifiek met betrekking tot de onttrekking aan het verkeer van de pepperspray.

Daarnaast werd er in de cassatiefase geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Hoge Raad oordeelde dat deze klacht gegrond was, wat resulteerde in een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden naar zeven maanden en drie weken. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, en de uitspraak werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01355
Datum15 februari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2020, nummer 23-000073-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben T.P.A.M. Wouters en R.I. Takens, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de bedoelde twee inbeslaggenomen busjes pepperspray, in zoverre tot zodanige beslissing als de Hoge Raad op grond van art. 440 Sv passend voorkomt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel richt zich tegen de onttrekking aan het verkeer van twee busjes pepperspray en klaagt daarbij over het oordeel van het hof dat deze kunnen dienen tot het begaan of het voorbereiden van soortgelijke feiten of het belemmeren van de opsporing daarvan.
2.2.1
Het hof heeft het bewezenverklaarde - kort gezegd - gekwalificeerd als het medeplegen van het verrichten van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van cocaïne (meermalen gepleegd) en de deelneming aan een criminele organisatie, die tot oogmerk heeft de invoer van cocaïne, en de verdachte voor die feiten onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met onttrekking aan het verkeer van twee inbeslaggenomen busjes pepperspray.
2.2.2
Het hof heeft ten aanzien van de onttrekking aan het verkeer van de twee busjes pepperspray het volgende overwogen:
“De hierna te noemen in beslag genomen (...) pepperspray zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte onder 1, 2 en 3 begane feiten aangetroffen. Zij behoren aan de verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen (...) 36b, 36d (...) van het Wetboek van Strafrecht.”
2.3.1
Artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
2.3.2
Onder soortgelijke feiten in de zin van artikel 36d Sr dienen te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht (vgl. HR 6 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9322).
2.4
Gelet op de bewezenverklaring heeft het hof - kort gezegd - het samen met anderen verrichten van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van cocaïne en de deelneming aan een criminele organisatie, die de invoer van cocaïne tot oogmerk had, aangemerkt als de door de verdachte begane feiten als bedoeld in artikel 36d Sr. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt echter niet in te zien hoe de inbeslaggenomen busjes pepperspray kunnen dienen om soortgelijke feiten als hiervoor genoemd te begaan of voor te bereiden, dan wel de opsporing van dergelijke feiten te belemmeren.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de twee inbeslaggenomen busjes pepperspray en de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze zeven maanden en drie weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 februari 2022.