Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
15 februari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne vanuit het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden naar Nederland, en voor deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met deze invoer. Daarnaast was de verdachte veroordeeld tot onttrekking aan het verkeer van twee inbeslaggenomen busjes pepperspray. De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gericht op de vraag of de onttrekking aan het verkeer van de pepperspray terecht was, gezien de aard van de feiten waarvoor de verdachte was veroordeeld.
De Hoge Raad oordeelde dat de inbeslaggenomen busjes pepperspray niet konden dienen voor het begaan of voorbereiden van soortgelijke feiten als waarvoor de verdachte was veroordeeld, noch voor het belemmeren van de opsporing daarvan. De Hoge Raad concludeerde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de pepperspray als relevant voor de zaak werd beschouwd. Dit leidde tot een (partiële) vernietiging van de uitspraak van het hof, specifiek met betrekking tot de onttrekking aan het verkeer van de pepperspray.
Daarnaast werd er in de cassatiefase geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Hoge Raad oordeelde dat deze klacht gegrond was, wat resulteerde in een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden naar zeven maanden en drie weken. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, en de uitspraak werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.