Voetnoten
1.Op de feitelijke gang van zaken ga ik nader in onder 3.42-3.45.
2.Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 18 januari 2021 (p. 2) heeft de officier van justitie het woord gevoerd conform het “Schriftelijk standpunt OM m.b.t. het beklag t.a.v. de Instagram-accounts in onderzoek Lucifer”. Zie p. 2-3 van dit standpunt voor een onderbouwing van die verdenking.
3.
4.De rechtbank noemt in de bestreden beschikking als grondslag voor de verbeurdverklaring ook art. 94 lid 1 Sv (de waarheid aan de dag brengen). Daar is door de officier van justitie ter zitting geen beroep op gedaan en in cassatie laat het OM deze grond expliciet vallen (cassatieschriftuur, onder 4). Het middel spreekt ook slechts van voorwerpen in de zin van lid 2 van art. 94 Sv.
5.Zie p. 3-5 van het hierboven genoemde schriftelijk standpunt van de officier van justitie.
8.
9.Opname van deze definitie in het vijfde lid van art. 46 geschiedde per 1 januari 2002 bij uitvoering van de Wet van 20 december 2001 tot uitvoering van het op 9 december 1999 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (
10.De witwasbepalingen 420bis en 420quater Sr kennen deze definitie vanaf de invoering (
11.De opname van de begripsbepaling in art. 421 Sr geschiedde per 1 september 2013 (
12.Buiten beschouwing blijven hier de strafbepalingen waarin het begrip ‘voorwerp’ voorkomt zonder nadere begripsbepaling (art. 189, 199, 214, 214bis, 217, 218, 220, 221, 223, 234, 314, 377, 420bis, 420quater, 421, 429a en 440 Sr). In de meeste van deze bepalingen volgt een – beperktere – betekenis uit de strekking van het artikel. T.a.v. art. 189, zie: HR 29 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY9005 ( 13.Zie G.J.M. Corstens,
14.Dat dit niet het geval is stellen Hofstee, (
15.
16.
17.Bleichrodt en Vegter, a.w., p. 396, en Fokkens (NLR, art. 36c aant. 2), menen nochtans dat ook onroerende zaken voor onttrekking aan het verkeer in aanmerking komen.
18.De vraag wat de relevantie hiervan is voor andere plekken in de wet waar het voorwerpsbegrip niet nader is gedefinieerd (ik denk in het bijzonder aan beslag ten behoeve van de waarheidsvinding (art. 94 lid 1 Sv) laat ik hier rusten nu dit niet relevant is voor de onderhavige zaak.
19.Zie Melai/Groenhuijsen, aant. 5 bij art. 134 Sv: “De wetgever heeft in 1992 bewust ervan afgezien de omschrijving over te nemen van art. 3:1 BW 'Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten'. In de MvT wordt de strafvorderlijke omschrijving meer pragmatisch genoemd. Daarmee heeft de wetgever in 1992 ervoor gekozen zich in het belang van de strafvordering niet vast te leggen op de civielrechtelijke omschrijving. Aldus kunnen voorwerpen inbeslaggenomen worden die in civielrechtelijke zin niet als een zaak of als een vermogensrecht worden aangemerkt.”
20.Aldus de steller van het middel, p. 7 van de schriftuur.
21.Vgl. in dit verband de conclusie van mijn ambtgenoot Keulen van 27 maart 2018, ECLI:NL:PHR:2018:718, onder 8-10, voorafgaand aan het “overzichtsarrest zwaar lichamelijk letsel” ( 22.
23.Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2021/2.
24.Parl. Gesch. BW Boek 3 1981, p. 90 (nr. 3), aldus ook R.W.E. van Leuken, M.M.C. van de Moosdijk & V. Tweehuysen,
25.Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2021/1.
26.Zie daarvoor hier: https://nl-nl.facebook.com/help/instagram/581066165581870
27.https://help.instagram.com/1190972084654673
28.Groene Serie Vermogensrecht, art. 3:6 BW, aant. 25.
29.Zie o.a. Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/4, Groene Serie Vermogensrecht, art. 3:6 BW, aant. 34.3 ad c.
30.Zie de mail met de titel “seizure of 3 Instagram accounts”, d.d. 26 september 2020, verzonden vanaf het adres [e-mailadres 3]@om.nl, gericht aan onder meer het adres [e-mailadres 1]@fb.com
31.Zie de mail d.d. 10 september 2020: “Re: [betrokkene 1] Account Takeover” van [e-mailadres 2]@belastingdienst.nl aan [e-mailadres 1]@fb.com.
32.
33.
34.Zie de mail met de titel “seizure of 3 Instagram accounts”, d.d. 26 september 2020, verzonden vanaf het adres [e-mailadres 3]@om.nl, gericht aan onder meer het adres [e-mailadres 1]@fb.com
35.
36.Zie ook de website https://noticeandtakedowncode.nl/ntd-code/
37.Deze indruk wordt versterkt doordat Koops en Oerlemans (
38.Zie hiervoor de website https://noticeandtakedowncode.nl/ntd-code/
39.Vgl. Koops en Oerlemans 2019, die de NTD-gedragscode een “voorbeeld van zelfregulering” noemen.
40.Zie: https://nl-nl.facebook.com/help/instagram/581066165581870
41.In de Memorie van Toelichting (
42.Uit de stukken wordt niet duidelijk of de opsporingsambtenaren de Instagram-accounts van de verdachte hebben bezocht via zijn eigen telefoon (of andere inbeslaggenomen geautomatiseerde werken).
43.Voluit: Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit,
44.
45.Vgl. Koops en Oerlemans 2019, die zich op het standpunt stellen dat ook “pure hostingbedrijven” buiten het bereik van deze definitie vallen (hetgeen impliceert dat de NTD-gedragscode in dit opzicht een te ruime bevoegdheid suggereert).
46.In de feitenrechtspraak is de “Messenger” functionaliteit van Facebook als aanbieder van een communicatiedienst aangemerkt (Rb Den Haag 14 mei 2021. ECLI:NL:RBDHA:2021:6770). Datzelfde geldt voor de diensten Ennetcom (Rb Rotterdam 21 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9086) en Telegram (Rb Den Haag 8 oktober 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11250). Het verschil tussen deze diensten en Instagram is dat Instagram niet primair een communicatiedienst aanbiedt – de primaire functie is het ‘delen’ van foto’s en video’s – maar wel de mogelijkheid biedt om in de marge van die foto’s en video’s of privé berichten te sturen. 47.
48.Art. 125p stelt dus aanmerkelijk strengere eisen dan in de NTD-gedragscode wordt verondersteld. Van een dwingend bevel van de officier van justitie kan immers pas sprake zijn na de door lid vier vereiste voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris, en de daarmee verbonden mogelijkheid voor de aanbieder tot wie het bevel is gericht om te worden gehoord.
49.
50.In zowel de Memorie van Toelichting (
51.Terzijde merk ik op dat in de Modernisering Sv deze omissie wordt ondervangen door invoering van art. 2.7.59 (ambtelijke versie).