ECLI:NL:HR:2013:BY9005
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Cassatie over begunstiging en bewijsvoering in strafrechtelijke zaak met betrekking tot videobeelden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, eigenaar van een discotheek, was beschuldigd van het opzettelijk verbergen van voorwerpen die konden dienen om de waarheid aan de dag te brengen, in dit geval filmbeelden van een geweldsdelict waarbij zijn portiers betrokken waren. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat videobeelden niet onder de definitie van 'voorwerpen' in artikel 189, eerste lid sub 3 van het Wetboek van Strafrecht vallen, onjuist is. De Hoge Raad bevestigde dat de term 'voorwerpen' ook videobeelden omvat, en dat de verdachte niet met vrucht een beroep kon doen op de exceptie in artikel 189, derde lid, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij de beelden had gewist om vervolging te ontgaan. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte de beelden had gewist om imagoschade voor zijn discotheek te voorkomen, wat niet onder de beschermende werking van de exceptie valt. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de strafbaarheid van de verdachte. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, maar er werden geen rechtsgevolgen aan verbonden. De uitspraak benadrukt de reikwijdte van de definitie van 'voorwerpen' in het strafrecht en de voorwaarden waaronder de exceptie kan worden ingeroepen.