ECLI:NL:PHR:2021:900

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
20/02689
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conclusie van de Advocaat-Generaal over de bewezenverklaring van diefstal van elektriciteit in combinatie met het aanwezig hebben van hennepplanten

In deze zaak gaat het om de conclusie van de Advocaat-Generaal (AG) E.J. Hofstee in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 oktober 2017 in Amsterdam is aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De AG concludeert dat de bewezenverklaring van diefstal van elektriciteit niet voldoende is onderbouwd. Uit de bewijsvoering blijkt slechts dat de verdachte wetenschap had van de diefstal, maar niet dat hij zelf de elektriciteit heeft weggenomen in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De AG stelt dat het hof niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verdachte de elektriciteit daadwerkelijk heeft weggenomen, en dat de bewijsvoering op dit punt onvoldoende gemotiveerd is. De conclusie van de AG strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De zaak betreft een hennepplantage die in de woning van de verdachte werd aangetroffen, evenals illegale elektriciteitsafname. De verdachte had een sleutel van de woning en verbleef daar regelmatig, maar de AG betwist dat dit voldoende is om de diefstal van elektriciteit te bewijzen. De AG wijst op eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad die relevant is voor de beoordeling van de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van elektriciteit.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer20/02689
Zitting5 oktober 2021

CONCLUSIE

E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 20 augustus 2020 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, wegens 1. primair “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” en 2. “diefstal”
Namens de verdachte heeft mr. M. Kuipers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
Het
middel, bezien in samenhang met de toelichting daarop, keert zich tegen de bewezenverklaring van feit 2 en klaagt dat uit ’s hofs bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte elektriciteit heeft weggenomen. Aangevoerd wordt dat het hof voor zowel het aanwezig hebben van hennep als voor de diefstal van elektriciteit één en dezelfde toets lijkt te hebben gehanteerd, aangezien uit zijn bewijsoverweging kan worden afgeleid dat beide delicten bewezen kunnen worden verklaard zodra sprake is van wetenschap.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1 primair.
hij op 19 oktober 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [a-straat 1] , een hoeveelheid van 155 hennepplanten;
2.
hij op 19 oktober 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan Liander N.V.”
Deze bewezenverklaringen zijn door het hof met gebruik van de promis-werkwijze als volgt gemotiveerd:

Redengevende feiten en omstandighedenUit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is het volgende naar voren gekomen.
Op 19 oktober 2017 is de verdachte aangehouden in een woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam. In die woning heeft de politie het volgende aangetroffen: een woonkamer met daarin een groeitent van twee bij twee meter met daarin apparatuur en daarnaast negen vuilniszakken met aarde en 120 plantenbakken, een keuken met daarin een grote C02 tank van waaruit een slang via een gat in de muur naar een aangrenzende ruimte liep en tevens een koolstoffilter waaraan een buis was bevestigd die ook via een gat in de muur naar de aangrenzende ruimte werd geleid. In de aangrenzende afgesloten ruimte (met de sleutel naast de deur) werden 155 hennepplanten aangetroffen van ongeveer een meter hoog. Verder bevond zich in de woning een opslagruimte op de verdieping naast de slaapkamer van de verdachte met daarin aan de hennepkweek gerelateerde zaken. In de gang bevond zich de meterkast; de kap die de stoppen afdekt, was verwijderd en op de grond werden twee verbroken zegels aangetroffen. Alle aansluitingen waren hierdoor zichtbaar. Ook was zichtbaar dat er bedrading illegaal was aangesloten voor de elektriciteitsmeter. [1] Liander heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. [2] De fraudespecialist zag dat in de meterkast een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt die de hennepplantage voorzag van elektriciteit.
De verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij door de week drie á vier dagen in de woning sliep; zijn slaapkamer lag op de bovenste etage. De woning was van zijn moeder, die meestal in Suriname verbleef. Als zijn moeder in Nederland was, verbleef ze bij zijn oma. [3] Later heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij het koolstoffilter in de keuken heeft gezien met de (slang van de) waterleiding. In de woonkamer heeft hij de zwarte tent gezien. De verdachte had een sleutel van de woning; hij weet niet of anderen ook een sleutel hadden en hij heeft daar niemand anders gezien. [4] Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte bevestigd dat hij in de woonkamer de tent heeft zien staan en dat hij ‘iets’ heeft gezien in de keuken. Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij ook gebruik maakte van de keuken.”
6. Daarnaast houdt het arrest de volgende nadere bewijsoverweging in:
“Gelet op de boven omschreven feiten en omstandigheden acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte niet wist dat zich in de woning, waar hij verbleef, een hennepplantage bevond. Nu de verdachte over een sleutel beschikte, door de week als enige in de woning verbleef, vrij toegang had tot de verschillende ruimtes en daar ook gebruik van maakte, hij heeft gezien dat zich in de keuken en de woonkamer opmerkelijke, mogelijk met hennep in verband te brengen zaken bevonden en de sleutel van de ruimte waarin de planten zijn aangetroffen naast de deur van die ruimte lag, is het hof van oordeel dat de hennepplantage in die woning zich in zijn beschikkingsmacht bevond. De omstandigheid dat de verdachte de woning niet zelf huurde en dat hij niet op dat adres stond ingeschreven, doet daar niet aan af. Datzelfde geldt voor de mogelijkheid dat anderen gebruik hebben gemaakt van de woning. Het hof is daarom van oordeel dat de verdachte de hennepplantage voorhanden heeft gehad zoals tenlastegelegd onder 1 primair.
In het verlengde van het bovenstaande heeft de verdachte ook gezien dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage illegaal werd afgenomen. Het hof is daarom van oordeel dat de verdachte de stroom heeft weggenomen zoals tenlastegelegd onder 2.”
7. Onlangs heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 21 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1285 overwogen:
“3.3.1
In gevallen als het onderhavige, waarin het aantreffen van een hennepkwekerij gepaard gaat met het aantreffen van aanwijzingen dat de elektriciteit die wordt gebruikt voor die kwekerij, kort gezegd, ‘buiten de meter om’ wordt afgenomen, en de verdachte op die grond (ook) de diefstal van elektriciteit wordt verweten, verdient die diefstal zelfstandige aandacht in de bewijsvoering. De betrokkenheid van de verdachte bij de teelt van hennep brengt immers op zichzelf nog niet mee dat hij zich ook schuldig maakt aan het opzettelijk wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit (vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511).
3.3.2
De bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde kan, voor zover die bewezenverklaring inhoudt dat de verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen elektriciteit heeft weggenomen, niet uit de bewijsvoering worden afgeleid. Die bewezenverklaring is daarom onvoldoende gemotiveerd.”
8. De klacht treft doel. [5] Uit de bewijsvoering van het hof kan hooguit worden afgeleid dat de verdachte er destijds wetenschap van had dat elektriciteit was gestolen, maar niet kan daaruit volgen dat hij deze elektriciteit in de zin van art. 310 Sr zelf heeft weggenomen. [6]
9. Het middel slaagt.
10. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij met nummer PL1300-2017221318-1 van 19 oktober 2017 met bijlagen, opgesteld door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina 32 tot en met 81.
2.Een geschrift, te weten een aangifte door Liander N.V. van 24 oktober 2017 met nummer 2017-221318, met bijlagen, dossierpagina 3 tot en met 30.
3.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2017221318-7 van 19 oktober 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 3] , dossierpagina 82 tot en met 85.
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2017221318-8 van 20 oktober 2017, opgesteld door de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , dossierpagina 86 tot en met 89.
5.Vgl. ook HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:189; HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:508; HR 15 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3585; HR 30 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:2002,
6.Ik wijs er daarbij op, dat het hof de verdachte heeft vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde medeplegen (“tezamen en in vereniging met een of meer anderen”).