Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Slotsom
5.Beslissing
15 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 16 juni 2014 werd gewezen. De verdachte is beschuldigd van diefstal van elektriciteit, gepleegd in de periode van 11 september 2012 tot en met 24 januari 2013. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de door de verdachte ingediende middelen van cassatie, die zijn voorgesteld door zijn advocaat, mr. O.E. de Jong. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de bevindingen met betrekking tot de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak moet worden terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de bewezenverklaring van de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van elektriciteit niet voldoende is onderbouwd. De bewijsvoering, die onder andere steunt op een proces-verbaal van aangifte van de politie, bevatte onvoldoende motivering om de betrokkenheid van de verdachte te bevestigen. De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak niet voldoet aan de eisen van de wet, omdat de bewijsvoering niet naar behoren is gemotiveerd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Voor het overige is het beroep van de verdachte verworpen.