Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
eerste middelricht zich tegen de bewijsvoering van het medeplegen. Aangevoerd wordt dat uit de bewijsvoering het medeplegen van de bewezenverklaarde feiten niet kan worden afgeleid zodat de bewezenverklaring niet naar de eisen die de wet stelt met redenen is omkleed, of de motivering van de bewezenverklaring onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is. Aangevoerd wordt dat het Hof heeft verzuimd “in het vonnis (of zelfs maar de uitwerking daarvan met de bewijsmiddelen) aan te geven waaruit dat medeplegen dan kan blijken.” Daarvoor zou de verklaring van de verdachte, dat zij “samen” met haar echtgenoot bepaalde handelingen heeft verricht die bewezen zijn verklaard, niet voldoende zijn. Het “samen” verrichten van handelingen mag niet gelijk worden gesteld met het bewijs van medeplegen omdat een verdachte die met een medeplichtige optrekt het feit ook “samen” pleegt. Met “samen” handelingen verrichten, is nog niet gegeven dat de samenwerking “nauw en bewust” is, zoals dat is vereist voor medeplegen, waarbij een beroep wordt gedaan op meerdere arresten van de Hoge Raad waarin overwegingen zijn gewijd aan het bewijs van medeplegen. [2]
Feit 2 primair:
door toen en daar opzettelijk:
en aldus geldbedragen, verkregen uit ondergronds bankieren, te investeren in:
en verdachtes mededaderwist
endat voormelde voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf,
1.De verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 16 april 2019 heeft afgelegd, voor zover inhoudende:
tweede middelklaagt over de bewijsvoering waarvan een onderdeel niet de gehele “bewezenverklaarde periode van feit 4” zou dekken. De voor het bewijs gebruikte brief van de Centrale Bank van Aruba is van 27 oktober 2014 terwijl de bewezenverklaarde periode “nog doorloopt tot 31 december 2015”, zo wordt aangevoerd.
2. Een geschrift, te weten een brief van de Centrale Bank van Aruba d.d. 27oktober 2014, ZD1, bijlage 7, blz. 740 e.v., voor zover inhoudende:
derde middelklaagt over de verbeurdverklaring van “alle in beslag genomen gelden en horloges, de auto van het merk Infinity en het onroerend goed [b-straat 1], zonder dat het Hof heeft gemotiveerd hoe het tot die verbeurdverklaring kon komen.”