Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
2. Hij op 1 juni 2017 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een wasbak en een deur in een toilet dat geheel of ten dele aan [A] toebehoorde, heeft vernield;
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor wederspannigheid. Desondanks heeft verdachte zich opnieuw aan een soortgelijk misdrijf schuldig gemaakt.”
en dat hij zich desondanks opnieuw aan een soortgelijk misdrijf heeft schuldig gemaakt. Het hof heeft met de vermelding van het niet tenlastegelegde feit bij de strafoplegging daarmee in het bijzonder gewicht toegekend aan de omstandigheid dat de verdachte niettegenstaande een eerdere veroordeling zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zo een strafbaar feit. Gelet op hetgeen hiervoor voorop is gesteld, dient in zo een geval de veroordeling ter zake van het niet tenlastegelegde feit reeds onherroepelijk te zijn ten tijde van het begaan van het feit waarop de strafoplegging betrekking heeft. In dit geval dus op 1 juni 2017. De eerdere veroordeling was op die datum nog niet onherroepelijk, maar pas op 4 oktober 2017. Dat betekent dat de strafoplegging ontoereikend is gemotiveerd. [3]