ECLI:NL:HR:2020:490

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
18/05048
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafoplegging bij poging tot diefstal na eerdere veroordelingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1997, was eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en werd nu opnieuw aangeklaagd voor poging tot diefstal met braak in een woning. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof bij de strafoplegging onterecht gewicht had toegekend aan de eerdere veroordelingen van de verdachte, omdat deze veroordelingen niet voldeden aan de voorwaarden die vereist zijn voor het meewegen van niet-gestelde feiten. De Hoge Raad oordeelde dat de overweging van het hof dat de eerdere veroordelingen de verdachte niet hadden weerhouden om het onderhavige feit te plegen, niet begrijpelijk was. Dit leidde tot een partiële vernietiging van de uitspraak van het hof, enkel met betrekking tot de strafoplegging, en de zaak werd terugverwezen naar het hof voor herbehandeling.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige strafmotivering en de noodzaak om eerdere veroordelingen op de juiste wijze te wegen in de context van nieuwe strafbare feiten. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke reminder voor rechters over de vereisten voor het meewegen van eerdere veroordelingen in de strafoplegging.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/05048
Datum24 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van
19 oktober 2018, nummer 22/001903-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de strafmotivering.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5 tot en met 8.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het hof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 maart 2020.