ECLI:NL:HR:2020:1383

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
19/01778
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereiding van gewelddadige overval met gebruik van geweld of bedreiging

In deze zaak gaat het om de voorbereiding van een gewelddadige overval waarbij een grote som geld, € 374.000, door de verdachte en medeverdachten zou worden weggenomen. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het hof had vastgesteld dat de verdachten een plan hadden om het geld in of bij het appartement van medeverdachte A weg te nemen, kort nadat het geld door een man naar haar zou zijn gebracht. Het hof oordeelde dat in dit plan het gebruik van geweld of bedreiging met geweld besloten lag, omdat het niet aannemelijk was dat de persoon die het geld zou brengen dit vrijwillig zou afgeven. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken over de strafmotivering en concludeert dat de strafoplegging ontoereikend gemotiveerd is, omdat het hof een eerdere veroordeling van de verdachte voor gewelds- en vermogensdelicten in de strafmotivering heeft betrokken, terwijl deze veroordeling nog niet onherroepelijk was ten tijde van het begaan van het feit. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01778
Datum8 september 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 april 2019, nummer 23/003525-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, met terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het middel klaagt dat dat het bewezenverklaarde wat betreft het opzet op het gebruik van geweld of bedreiging met geweld bij de diefstal ontoereikend is gemotiveerd.
2.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 10 december 2014 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal in vereniging voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, opzettelijk een personenauto, merk BMW, en een personenauto, merk Opel Astra, en een personenauto, merk KIA, en bivakmutsen en handschoenen en mobiele telefoons, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad.”
2.3
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 december 2014 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 4, 40011-40023).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte [medeverdachte 3], zakelijk weergegeven:
Ik had met [medeverdachte 2] afgesproken op 10 december 2014. Ik weet echt niet hoe alles heet daar. Je hebt de [b-straat], daar heb je een politiebureau en daarvoor in een zijstraat. Ik heb ze daar alle drie opgepikt. Ze zijn in de Kia gestapt en ik ben naar het haventje daar achter gereden. Daar zijn we op een terras gaan zitten. Ik had de auto rechts van het terras geparkeerd.
De bivakmuts die in mijn auto is gevonden, die is niet van mij.
Ik was al op […]. Ik heb daar ongeveer tien minuten staan wachten. Dat was om kwart voor één. Ik had daar afgesproken met [medeverdachte 2]. Dat was op de [b-straat] bij die straat bij het politiebureau. Ik weet niet hoe die straat heet. Na tien minuten kwam [medeverdachte 2] aanlopen met die oudste man. Die andere jongen kwam in die andere auto, die zwarte, een soort stationwagen. Die oudste man is toen bij mij ingestapt.
Hij vroeg of we een rondje konden rijden. We hebben dat gedaan. We zijn met z’n tweeën gaan rijden. Hij zat op de bijrijdersstoel. Daarna zijn we weer teruggereden naar die zijweg bij het politiebureau.
Toen stapte [medeverdachte 2] in en die andere jongen in het trainingspak. Toen reden we linksaf over die brug naar die bar toe. We gingen rechtsaf langs het water. We zijn op het terras gaan zitten.
Mij was verteld dat ik alleen iemand moest brengen. Die ouwe. Volgens mij richting Utrecht. Dat heeft [medeverdachte 2] dinsdag via de whatsapp aan mij gevraagd. [medeverdachte 2] heeft tegen mij gezegd als je wordt gebeld dan moet je de straat inrijden. Hij zei die ouwe komt hieruit. Meer niet. Hij wees hierbij naar een appartement. Die ouwe zou dan uit het appartementencomplex komen. Dit is het laatste huizenblok aan je rechterhand gezien vanaf de [b-straat]. Zodra hij ingestapt was, moest ik over de brug rijden en naar rechts en dan richting Utrecht. Ik was op de hoogte van de overval, op een appartement. Dat had ik gehoord de dinsdagavond voor de overval. Toen ben ik er al geweest. Ik moest die ouwe oppikken, omdat hij dan met iets naar buiten zou komen en hem dan naar Utrecht brengen. U zegt mij: “om zijn vlucht mogelijk te maken zodat hij weg kon komen”. Ja, als u dat zo zegt. Ik wist dat die ouwe de vader van [medeverdachte 2] was.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 maart 2015 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 4, 40027-40031).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte A.R. [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven:
Ik ben hier voor 10 december 2014. Ik heb toen gesproken met [medeverdachte 1] (het hof begrijpt hier en verder: [medeverdachte 1]) en de puntjes op de “i” gezet. Daarna ben ik in de Kia van [medeverdachte 3] gestapt, achterin. [medeverdachte 1] was ook ingestapt. Die zat ook achterin. Ondertussen had ik telefonisch contact met [medeverdachte 5]. We zijn toen naar een cafeetje gegaan op de hoek van het huis zelf, van [medeverdachte 5] dus. Ik heb [medeverdachte 5] nog een aantal keer gebeld. Ik zei dat ik een goed uitzicht had. [medeverdachte 5] zou met een koffer met geld gaan vliegen naar China. [medeverdachte 5] heeft een plan opgezet. Ik zou met een bivakmuts op de koffer wegnemen. Ik had in mijn hoofd dat het bedrag dat in de koffer zou zitten iets van zes a zeven ton zou zijn (600.000 a 700.000 euro).
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 april 2015 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 1, 40026-40030).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben op […] aangekomen. Ik ben met [medeverdachte 2] gaan lopen. Er was een plannetje opgezet om een tas af te nemen. We praatten er toen over. Ik wist wel dat er geld zou zijn. De tas en dat geld zou worden afgenomen van degene waarmee [medeverdachte 2] het had geregeld; dat is dan [medeverdachte 5]. Het klopt dat ik 3 telefoons heb gekocht in de dagen voorafgaand aan het wegnemen van de tas. Dat was om met elkaar te communiceren op die dag.
4. Een proces-verbaal van bevindingen 18 december 2014 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 4, 60052-60058).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], zakelijk weergegeven:
In onderzoek 13KNOLRAAP zijn meerdere technische acties (TA) gestart, waaronder:
TA op telefoonnummer [telefoonnummer 1] - gebruiker A. R. [medeverdachte 2] geboren op [geboortedatum] 1990
TA op telefoonnummer [telefoonnummer 2] - gebruiker [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum] 1990
TA op telefoonnummer [telefoonnummer 3] - gebruiker A.R. [medeverdachte 2] geboren op [geboortedatum] 1990
TA op telefoonnummer [telefoonnummer 4] - gebruiker [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum] 1990
Uit de technische-actie op telefoonnummer [telefoonnummer 3]-blijkt dat er contact is met een persoon die gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer 5]. De gebruiker van dit nummer blijkt te zijn: [medeverdachte 5] geboren op [geboortedatum] 1979.
5 december 2014 15:46:56 uur – gesprek 2801
Uit de technische actie op telefoonnummer [telefoonnummer 3] ([medeverdachte 2]) blijkt dat op 5 december 2014 te 15:46:56 uur een gesprek plaatsvond tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5].
[medeverdachte 5]: Die vriend van mij had gebeld, ik ga volgende week met hem wat eten, op woensdag.
[medeverdachte 2]: Volgende week woensdag?
[medeverdachte 5]: ja tussen twee en drie
[medeverdachte 2]: oei
[medeverdachte 5]: dat zat ik ook al te denken.
[medeverdachte 2]: komt ie je halen bij school?
[medeverdachte 5]: Ja gewoon hier. Nee dan die scholen zijn uit rond dat tijdstip, tenminste die van...
[medeverdachte 2]: aan de ene kant beter
[medeverdachte 5]: ja dat zat ik al te denken. Aan de ene kant denk je shit, maar aan de andere kant er lopen wel veel mensen dan.
[medeverdachte 5]: weetje, tussen 2 en 3 moet ik gewoon klaar zijn en dan...
Verdere voorbereiding nieuwe beroving
In de hierop volgende dagen vinden meerdere gesprekken plaats tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] (’90) en [medeverdachte 2] (’90) en [medeverdachte 1]. Deze gesprekken gaan zeer waarschijnlijk over de voorbereiding en uitvoering van een nieuwe beroving. Onder andere moet [medeverdachte 1] (telefoongesprek 8 december 2014 te 15:03:47 uur) in opdracht van [medeverdachte 2] (’90) drie telefoons kopen bij de Kijkshop. Na de aanhouding van [medeverdachte 1] werden tijdens zijn insluitingsfouillering twee aankoopbonnen van de Kijkshop aangetroffen. Dit betrof de aankoop van drie Samsungtoestellen. Deze aankopen hebben plaatsgevonden op 8 december 2014 15:35 uur en 15:36 uur.
10 december 2014 (actiedag)
13:18:15 uur - gesprek 38 (12DORA)
[medeverdachte 5] wordt gebeld door een onbekende man die haar herinnert dat zij straks wordt opgehaald.
[medeverdachte 5] zegt dat ze al klaar staat.
De onbekende man belt vanaf hetzelfde telefoonnummer als in gesprek 21 voornoemd. Dit betreft een contact vanuit de Colombiaanse organisatie. (Informatie 12DORA).
13:22:39 uur - gesprek 3334 (I3KNOLRAAP)
[medeverdachte 5] zegt dat ze net gebeld is. [medeverdachte 2] zegt tegen haar dat ze de koffer vast open moet leggen.
13:28:48 uur - gesprek 3335 (13KNOLRAAP)
[medeverdachte 2] zegt dat als ze er zijn dat [medeverdachte 5] op die andere pokkie moet bellen want deze gaat weg. Voor de zekerheid houdt [medeverdachte 2] deze bij zich. [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 5] dat als ze er zijn: boem boem en ook als het er is: boem, of het gebeurt eerder.
13:39:24 uur - gesprek 3336 (13KNOLRAAP)
[medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 5] moet laten weten als ze er zijn en bij dat andere. Ze belt als ze er zijn en ze sms’t voor dat andere. [medeverdachte 5] moet ook proberen te sms-en als ze weg gaat, als haar koffer dicht gaat. Ze gaat haar best doen.
13:56:19 uur - gesprek 3338 (13KNOLRAAP)
[medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 5] moet bellen als ze er zijn. En als het er is moet ze bellen. [medeverdachte 5] vraagt of ze moet bellen of sms-en. [medeverdachte 2] zegt dat als het er is moet [medeverdachte 5] ‘ja’ sms-en en als het er niet is ‘nee’. Dat houdt dan in dat die andere dan nog moet komen zegt [medeverdachte 2].
[medeverdachte 5] kan gewoon op dit nummer bellen.
14:05 uur - observatie 1 aanhouding verdachten
Aanhouding van de verdachten [medeverdachte 2] (‘90), [medeverdachte 1], [verdachte] (‘63) en [medeverdachte 3] op de [c-straat] te Amsterdam.
14:50 uur - observatie
Een onbekende man stapt uit een Peugeot voorzien van kenteken [kenteken 1] en loopt richting de woning van [medeverdachte 5]. In zijn linkerhand draagt de man een plastic tas van Albert Heijn. Deze onbekende man blijkt later te zijn genaamd [medeverdachte 4].
14:55 en 15:05 uur - proces-verbaal uitlezen telefoon -[telefoonnummer 6]
Uit digitaal onderzoek in een Samsung E1200 voorzien van IMEInummer [001] is gebleken dat hierin een simkaart aanwezig was waaraan telefoonnummer [telefoonnummer 6] is gekoppeld. Deze telefoon werd in beslag genomen tijdens de aanhouding van de verdachten op de [c-straat] te Amsterdam. Voornoemde telefoon lag op tafel op het terras.
Om 14:55 uur blijkt op dit telefoonnummer een sms-bericht te zijn binnengekomen, afkomstig van telefoonnummer [telefoonnummer 7]. De inhoud van het bericht luidt: “Ja”.
Om 15:05 uur komt een sms-bericht binnen van hetzelfde telefoonnummer met de tekst: “vertrek nu’.
15:08 uur - observatie
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] verlaten de woning van [medeverdachte 5] en lopen richting de voornoemde Peugeot. [medeverdachte 4] neemt een blauw/grijze koffer mee en plaatst deze in de Peugeot. Vervolgens rijdt de Peugeot met beide personen weg. [medeverdachte 4] is de bestuurder.
15:10:28 uur - gesprek 3346 (13KNOLRAAP)
Er werd sms-bericht verstuurd vanaf het telefoonnummer van [medeverdachte 5], ...[telefoonnummer 5], naar het telefoonnummer van [medeverdachte 2], ...[telefoonnummer 3]. De inhoud van het bericht luidt: “Waar bn je”
15.2
uur:
Peugeot rijdt richting snelweg A10 en keert om. Peugeot rijdt weer richting de woning van [medeverdachte 5].
15.22
uur:
[medeverdachte 5] stapt uit en loopt nu richting haar woning, zonder koffer.
15.24
uur:
[medeverdachte 5] loopt weer richting Peugeot.
In de tijd dat [medeverdachte 5] tussen 15.22 uur en 15:24 uur uit de Peugeot is, wordt er vanaf haar telefoonnummer ...[telefoonnummer 5] zes (6) keer geprobeerd te bellen naar het telefoonnummer ...[telefoonnummer 3] van [medeverdachte 2].
15.25
uur:
Peugeot gaat weer rijden.
Vanuit de regiekamer hebben wij, verbalisanten, waargenomen dat de Peugeot vervolgens onder constante observatie is geweest. De Peugeot heeft tot de aanhouding van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] geen stops gemaakt. Er is geen koffer meer uit de Peugeot gehaald en ook geen koffer meer in de Peugeot gegaan.
Na de aanhouding is er één koffer in de Peugeot aangetroffen, blauw/grijs van kleur. Deze koffer werd aangetroffen in de kofferbak.
16:19:13 uur - gesprek 3372 (13KNOLRAAP)
Vanaf telefoonnummer van [medeverdachte 5], ...[telefoonnummer 5], wordt een sms-bericht gestuurd naar het telefoonnummer van [medeverdachte 2] ...[telefoonnummer 3]. De inhoud van het bericht luidt: “?????“
16.52
uur - observatie/aanhouding verdachten
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] worden aangehouden op de Rijksweg A27 richting België. Vanaf het tijdstip dat [medeverdachte 2] is aangehouden tot het moment dat [medeverdachte 5] is aangehouden is er dertig (30) keer gebeld vanaf het nummer van [medeverdachte 5], ...[telefoonnummer 5], naar het telefoonnummer van [medeverdachte 2], ...[telefoonnummer 3]. Er is geen contact geweest tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] aangezien [medeverdachte 2] om 14:05 uur werd aangehouden.
Zoeking Peugeot
De Peugeot voorzien van kenteken [kenteken 1] is doorzocht. In de kofferbak is een blauw/grijze koffer aangetroffen. Naast kleding en schoeisel werd in de koffer ook kinderspeelgoed aangetroffen, te weten:
- Groenkleurige kapstok -> in verborgen ruimtes aangetroffen: twee pakketjes van bankbiljetten van EUR 500,-
- Blauwkleurige snijplank -> in verborgen ruimtes aangetroffen: twee pakketjes van bankbiljetten van EUR 500,-
- Kinderpuzzel -> paarse bankbiljetten aangetroffen (mogelijk biljetten van EUR 500,-)
- Vliegticket op naam van [medeverdachte 5] geboren via Zürich naar Hong Kong.
Bij telling bleek het totale geldbedrag te zijn: EUR 374.000,-.
Zoeking Opel Astra en Kia Soul
Tijdens een doorzoeking in de Opel Astra op naam van de moeder van [medeverdachte 1], welke in de omgeving van de woning van [medeverdachte 5] is aangetroffen, zijn 3 balaclava’s aangetroffen. In de Kia Soul, op naam van de vader van [medeverdachte 3], welke eveneens in de omgeving van de woning van [medeverdachte 5] is aangetroffen, is een bivakmuts aangetroffen.
5. Een proces-verbaal van stelselmatige observatie van 10 december 2014 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 4, 60078-60080).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisanten F140, G123, G112, F180, G147, G159 en G140, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 10 december 2014 werden observatiewerkzaamheden verricht, waarbij de navolgende waarnemingen zijn gedaan
13.51: Wordt door G123 gezien: [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 1] stappen in een zwarte Kia Soul die staat geparkeerd in de [d-straat]. Dit voertuig is voorzien van kenteken [kenteken 2] en zal verder worden aangeduid als de Kia. Er zitten twee personen in, waarvan één een zwarte muts draagt.
13.54: Wordt door G147 en G159 gezien dat de Kia rijdt over de [c-straat]. Gezien wordt dat 4 personen uitstappen, te weten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en twee mannen, een blanke man met donker haar en zwarte kleding (het hof begrijpt: [medeverdachte 3]) en een negroïde man die een zwarte muts draagt en zwarte bovenkleding (het hof begrijpt: [verdachte]). Door G159 wordt gezien dat ze weglopen bij de Kia en blijven staan voor [A], gevestigd [c-straat 1].
6. Een geschrift, zijnde een tapgesprek van 10 december 2014 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 4, 60172).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Beller: [medeverdachte 2]
Gebelde: [medeverdachte 5]
zegt dat zij zojuist gebeld is. De man vroeg of zij er klaar voor was. Hij komt straks.
[medeverdachte 2]: houdt dat ding open he? die koffer, leg hem alvast open he
[medeverdachte 5]: ja
7. Een proces-verbaal van 9 december 2014 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 4, 70004-70008).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisanten G110, G139, G147, G159, G124, G141, G151 en G166, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 9 december 2014 werden observatiewerkzaamheden verricht, waarbij de navolgende waarnemingen zijn gedaan:
17:39 uur:
G151 ziet dat [verdachte] en [medeverdachte 2] lopen vanaf de [d-straat] richting de binnentuinen van de [e-straat]. Deze binnenplaats zal verder “de binnentuinen” genoemd worden. G151 ziet [verdachte] en [medeverdachte 2] “de binnentuinen” inlopen.
17:40 uur:
G151 ziet [verdachte] en [medeverdachte 2] “de binnentuinen” uitlopen.
17:41 uur:
G141 ziet beiden de woning [e-straat 1] binnengaan.
8. Een proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2014 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 4, 50001-50002).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant [verbalisant 4], zakelijk weergegeven:
In de fouillering zaten onder andere de volgende goederen die vervolgens in beslag zijn genomen:
[medeverdachte 2] (1990)
• Zwarte bivakmuts
• iPhone 6
• BMW autosleutel
[verdachte] (1963)
• Zwarte Nike muts
• 1 paar zwart/blauwe handschoenen
[medeverdachte 1]
• Zwarte bivakmuts
• 1 paar zwarte handschoenen
• Witte Samsung mobiele telefoon
• Opel autosleutel
[medeverdachte 3]
• Zwarte Samsung mobiele telefoon
• 1 paar zwarte handschoenen
• iPhone 4
• Kia autosleutel
9. Een proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2014 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 4, 140012-140013).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant [verbalisant 5], zakelijk weergegeven:
Op woensdag 10 december 2014 zijn meerdere aanhoudingen verricht en drie personenauto’s inbeslaggenomen. Dit betroffen:
BMW 116i voorzien van het kenteken [kenteken 3]
Kia Soul voorzien van het kenteken [kenteken 2]
Opel Astra voorzien van het kenteken [kenteken 5]
Samen met de collega’s [verbalisant 6] en [verbalisant 7] heb ik bovengenoemde voertuigen doorzocht op voorwerpen die vatbaar waren voor inbeslagname om de waarheid aan de dag te brengen.
BMW 116i [kenteken 3]
• Op de vloer van de achterbank, achter de bestuurderszijde, lagen 2 doorzichtige plastic zakken, 2 plastic haakjes, 2 kaartjes van 3-hole balaclava en 2 kaartjes Fortex balaclava.
Kia Soul [kenteken 2]
• In een zijvak in het portier passagierszijde voorin lag lx bivakmuts met 3 gaten (2 x ogen, 1 x mond), kleur zwart.
Opel Astra station [kenteken 5]
• In de middenconsole met het dashboard lagen 2 GSM’s.
Dit betrof lx Samsung zwart met losse batterij. Telefoon is voorzien van het IMEI nummer [002] en heeft als type aanduiding: GT-193011. Deze telefoon stond uit. De andere telefoon was 1x Samsung wit. Deze telefoon stond aan en is hierom niet bekeken op IMEI nummer en type aanduiding.
• Op de achterbank lag een Bob Marley rugzak. In deze rugzak zaten:
- 1 paar Yamaha handschoenen, wit/rood/zwart. Dit zijn zogenoemde motorhandschoenen.
- 2 balaclava mutsen, zwart. Dit betreffen mutsen met 1 opening.
10. Een proces-verbaal van bevindingen van 12 december 2014 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 1, 140001-140002).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant [verbalisant 8], zakelijk weergegeven:
Ik heb chats zichtbaar gemaakt tussen de verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2], geboren [geboortedatum] 1990.
Hieronder een weergave van de inhoud van de chats.
[het hof begrijpt uit de bijlage: gesprek vanaf 9-12-2014 14:01:02 uur]
[medeverdachte 2]: Okee je hebt tot kwart over 6 zo om daar te komen
[medeverdachte 2]: Meer te doen gap verdient
[medeverdachte 2]: Kk veel geld voor een taxi ritje
[medeverdachte 2]: Dus doe er maar een beetje moeite voor
[medeverdachte 3]: Is het vandaag?
[medeverdachte 2]: Kanker koen al gezegd
[medeverdachte 2]: Morgen
[medeverdachte 2]: Vandaag ga je kijken hoe of wat
[medeverdachte 3]: Hoelaat moet dat gebeuren?
[medeverdachte 2]: Gap jij bent er al half 1
[medeverdachte 3]: Ja morgen ben ik er om half 1 man 100 %”
11. Een proces-verbaal van bevindingen van 31 oktober 2014 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 1, 60001-60002).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant [verbalisant 9], zakelijk weergegeven:
Hier kan geconcludeerd worden dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] is: [medeverdachte 2], geboren [geboortedatum] 1990.
12. Een proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2014 (doorgenummerde pag. zaaksdossier 1, 60004-60005).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant [verbalisant 10], zakelijk weergegeven:
In onderzoek 13POORMAN is vastgesteld dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 8] is: [medeverdachte 1], geboren [geboortedatum] 1990.”
2.4
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Inleiding
Op 17 oktober 2014 is door twee personen een diefstal met geweld gepleegd in de woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam. Uit een afschermproces-verbaal uit een ander onderzoek van 21 oktober 2014 is de verdenking voortgekomen dat ‘[medeverdachte 2]’, de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: -[telefoonnummer 1]), die zegt in [plaats] te wonen, vermoedelijk een dader is van voornoemde woningoverval. De gebruiker van telefoonnummer -[telefoonnummer 1] is na onderzoek gebleken [medeverdachte 2] te zijn. De mededader zou gebruik maken van het telefoonnummer [telefoonnummer 8] (hierna: -[telefoonnummer 8]). De gebruiker van telefoonnummer -[telefoonnummer 8] is gebleken [medeverdachte 1] te zijn. Naar aanleiding van de overval is een opsporingsonderzoek onder de naam ‘13Knolraap’ gestart. In dit onderzoek zijn verschillende telefoon(nummer)s getapt, waaronder de hierboven vermelde.
Op grond van tapgesprekken is vervolgens de verdenking ontstaan dat [medeverdachte 2] samen met anderen een overval wilde plegen op 10 december 2014. Door de politie is besloten voorafgaand hieraan in te grijpen. Op een terras in de wijk […] te Amsterdam zijn toen [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] aangehouden. Bij de aanhouding zijn bij de verdachten en in hun voertuigen verschillende goederen aangetroffen, waaronder bivakmutsen, handschoenen en mobiele telefoons. Later op de dag is [medeverdachte 5] in de buurt van de Nederlands-Belgische grens aangehouden, samen met een man genaamd [medeverdachte 4]. In de auto waarin zij zich bevonden zijn reisbescheiden op naam van [medeverdachte 5] voor een vliegreis op 10-11 december 2014 van Brussel via Zürich naar Hong Kong aangetroffen (p. 60092) en een koffer waarin, verstopt in speelgoed, een geldbedrag van € 374.000 zat.
Op grond van getapte gesprekken en (WhatsApp-)berichten is tevens de verdenking gerezen dat [medeverdachte 5], destijds vriendin van [medeverdachte 2], bij beide feiten een belangrijke rol heeft gespeeld.
(...)
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [verdachte] moet worden vrijgesproken. Primair heeft hij aangevoerd dat het dossier geen bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van [verdachte] bij het ten laste gelegde kan volgen. Subsidiair heef hij bepleit dat [medeverdachte 5] in een bezitsrelatie tot het geld stond en had ingestemd met het overdragen van het geld, zodat geen sprake is van voorbereiding van een diefstal. Bovendien kan niet bewezen worden dat het opzet van [verdachte] erop was gericht om geweld te gebruiken en/of te dreigen met geweld. Het plegen van voorbereidingshandelingen voor een verduistering of een kale diefstal is niet strafbaar, omdat het geen achtjaarsfeit betreft.
Het oordeel van het hof
(...)
Vaststaat dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] het vooropgezette plan hadden om op woensdag 10 december 2014 een hoeveelheid geld te bemachtigen, die [medeverdachte 5] voor derden naar het buitenland zou vervoeren en waartoe op die datum een persoon bij haar langs zou komen. Daartoe hadden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verschillende voorwerpen voorhanden: voertuigen, bivakmutsen, handschoenen en telefoons. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn aangehouden op een terras nabij de woning van [medeverdachte 5]; zij waren toen in gezelschap van [verdachte] en [medeverdachte 3], die ook zijn aangehouden. Ten aanzien van [verdachte] is de vraag of ook hij een rol speelde bij de voorbereiding van de overval. Daarnaast is van belang of een diefstal met geweld of bedreiging met geweld besloten lag in de plannen van de verdachten. Het hof beantwoordt deze vragen bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
Verklaring [medeverdachte 3]
heeft tijdens zijn verhoor door de politie op 11 december 2014 samengevat verklaard dat hij wist dat de anderen een overval gingen plegen en dat hij in dat verband via een WhatsApp gesprek op 9 december 2014 met [medeverdachte 2] had afgesproken bij een appartement op […] waar de dag erna de overval zou plaatsvinden. Dat laatste wordt bevestigd door de in het dossier gevoegde uitdraai van dat WhatsApp gesprek. Uit dat gesprek blijkt dat [medeverdachte 3] op 9 december 2014 met [medeverdachte 2] afspreekt die dag te gaan kijken “hoe of wat”, blijkbaar om te zien waar hij de volgende dag moest zijn. [medeverdachte 2] had hem gevraagd om de volgende dag ‘die ouwe’ weg te brengen. Die ouwe (het hof begrijpt: [verdachte]) zou met iets uit het appartementencomplex komen. Zodra hij zou zijn ingestapt, moest [medeverdachte 3] richting Utrecht rijden. Verdere details van de overval kende [medeverdachte 3] naar eigen zeggen niet. [medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat hij op 10 december 2014 aldus weer met [medeverdachte 2] had afgesproken op […], dat [medeverdachte 2] daar toen samen was met [medeverdachte 1] en [verdachte], dat [verdachte] vervolgens bij hem, [medeverdachte 3], op de bijrijdersstoel is gaan zitten en dat die hem heeft gevraagd een rondje te rijden. Dat heeft [medeverdachte 3] gedaan, waarna hij volgens zijn eigen verklaring de in de buurt aanwezige [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft opgepikt en naar het hiervoor bedoelde terras heeft gereden en zijn auto rechts naast het terras heeft geparkeerd, zoals steun vindt in observaties (p. 60079, tijdstip 13.51 uur en 13.54 uur).
[medeverdachte 3] is later als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. Hij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zijn bij de politie afgelegde verklaring niet klopt, omdat hij onder druk werd gezet en hem woorden in de mond zijn gelegd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [medeverdachte 3] als getuige eveneens verklaard dat zijn eerste verklaring niet juist was en dat hij bij de politie onder druk is gezet.
Het hof hecht echter geloof aan de verklaring die [medeverdachte 3] kort na de gebeurtenissen bij de politie heeft afgelegd. Het hof overweegt omtrent de betrouwbaarheid van die verklaring als volgt. [medeverdachte 3] heeft bij de politie een gedetailleerde verklaring afgelegd, zoals hiervoor kort samengevat. Voorafgaand aan dat verhoor heeft [medeverdachte 3] twee maal met een advocaat gesproken (p. 40011). Uit het door hem op elke pagina ondertekende of geparafeerde proces-verbaal blijkt niet dat hem woorden in de mond zijn gelegd of dat hij onder druk is gezet. Een dag later werd [medeverdachte 3], nadat hij opnieuw gelegenheid had gehad om met een advocaat te overleggen, in aanwezigheid van zijn advocaat gehoord door de rechter-commissaris bij de vordering tot inbewaringstelling. Bij die gelegenheid heeft [medeverdachte 3] niets gemeld over druk, woorden in de mond leggen of over de onjuistheid van zijn bij de politie afgelegde verklaring. [medeverdachte 3] heeft tijdens het verhoor ook uit eigen beweging details genoemd die aangemerkt kunnen worden als daderwetenschap, zoals bijvoorbeeld het appartementencomplex waar de overval plaats zou vinden en zijn mededeling dat die ouwe ([verdachte]) met iets uit dat appartementencomplex zou komen en dat [medeverdachte 3] hem dan naar Utrecht zou brengen. Voor zover door de verdediging is betoogd dat hij een ander appartementencomplex heeft aangewezen, onder meer omdat dit niet aan de [d-straat] ligt, overweegt het hof dat het politiebureau […] zich bevindt op de hoek van de [b-straat] en de [d-straat], waarbij de [b-straat] de bredere en langere straat van de twee is. Het ligt daarom voor de hand dat [medeverdachte 3] met ‘die straat voor het politiebureau, die zijstraat’ de [d-straat] bedoelde. Het appartementencomplex waarin het appartement [e-straat 1] zich bevindt, grenst aan die straat en is het laatste huizenblok aan de rechterhand gezien vanaf de [b-straat]. [medeverdachte 3] heeft dus uit zichzelf het appartementencomplex aangewezen waar de overval zou plaatsvinden (te weten het appartementencomplex waar [medeverdachte 5] woonachtig is).
Het hof acht gelet op al het voorgaande de verklaring die [medeverdachte 3] bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar en zal deze als bewijsmiddel gebruiken.
Mede gezien de verklaring van [medeverdachte 3] gaat het hof er vanuit dat het primaire plan van verdachten was om de hoeveelheid geld in of bij het appartementencomplex waar [medeverdachte 5] woonachtig is weg te nemen kort nadat het geld door iemand naar haar toe was gebracht. Uit de tapgesprekken van 10 december 2014 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] kan worden afgeleid dat zij op 10 december 2014 wisten dat er een man naar haar woning zou komen en haar zou gaan vergezellen. Deze man bleek later [medeverdachte 4] te zijn.
Dat de overval in of bij de woning zou plaatsvinden vindt steun in de tapgesprekken, waaronder een tapgesprek van 5 december 2014 (p. 60054), waarin [medeverdachte 5] spreekt over een afspraak ‘volgende week woensdag’ tussen 2 en 3, waarmee kennelijk is gedoeld op de afspraak van [medeverdachte 5] op 10 december 2014 met [medeverdachte 4]. Daarbij bespreken [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] of het een voordeel of een nadeel is dat de scholen uitgaan rond dat tijdstip en dat er dan veel mensen lopen.
Voorts vindt het steun in de communicatie tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] op de dag van de overval zelf. [medeverdachte 5] moest van [medeverdachte 2] op het moment dat ‘het’ (het hof begrijpt het geld) er zou zijn een sms-bericht sturen aan [medeverdachte 2] met de tekst ‘ja’ en zij moest de koffer vast open leggen. Ook heeft [medeverdachte 2] in een tapgesprek tegen [medeverdachte 5] gezegd dat als ze er zouden zijn: “boem boem”, en ook als het er was: “boem boem” (het hof begrijpt dat er actie zou worden ondernomen zodra de perso(o)n(en) met het geld er zou(den) zijn). Kort nadat [medeverdachte 4] arriveert, stuurt [medeverdachte 5] inderdaad een sms: “ja” en na tien minuten opnieuw een sms: “vertrek nu”. Om 15.08 uur, 3 minuten later, hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] het appartementencomplex samen verlaten, zo is waargenomen tijdens een observatie. Ze hadden een koffer bij zich. Op het moment dat [medeverdachte 5] net met [medeverdachte 4] in de auto zat, stuurde ze wederom een sms-bericht naar [medeverdachte 2] met de inhoud: waar bn je? Het observatieteam heeft waargenomen dat de auto met daarin [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] richting de A10 reed maar omkeerde en terugreed richting de woning van [medeverdachte 5]. Zij stapte uit en liep richting de woning. Uit de taps is gebleken dat zij toen zes keer [medeverdachte 2] heeft gebeld. Daarna is ze weer in de auto gestapt die toen wegreed. Ook dit past in het scenario dat de diefstal van het geld in of bij het appartementencomplex had moeten plaatsvinden, maar dat dit door de arrestatie van de mannelijke verdachten is mislukt.
Het hof volgt het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dus niet. Dit scenario houdt in dat [medeverdachte 5] ervoor zou zorgen dat ze op een goed moment ergens bij een tankstation alleen in de auto zou zitten, dus zonder [medeverdachte 4], en dan zouden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met een bivakmuts op de koffer (met daarin het geld) van haar overnemen. [medeverdachte 5] was hiervan op de hoogte en zou hieraan meewerken, zodat er geen geweld zou worden gebruikt of daarmee zou worden gedreigd. [verdachte] zou in dit scenario alleen toevallig op het terras aanwezig zijn geweest om een biertje met zijn zoon en [medeverdachte 1] te drinken en [medeverdachte 3] zou aanwezig zijn geweest om [verdachte] op enig moment naar huis te brengen. Dit alternatieve scenario vindt geen steun in de stukken van het dossier, is in een laat stadium gepresenteerd en wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Hierbij merkt het hof op dat het gesprek van 23 november 2014, waar de raadsman in dit verband naar verwijst, niet zozeer ziet op een plan om [medeverdachte 5] en haar metgezel te gaan volgen maar eerder lijkt te zien op de vraag wat te doen als de persoon van de organisatie niet met het geld zou komen en [medeverdachte 5] mee zou nemen naar een andere plek om daar het geld te overhandigen (vgl. ook het gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op p. 60026), een situatie die zich niet heeft voorgedaan en waarvan ook overigens niet uit de stukken blijkt dat die te verwachten was.
In het plan om geld in of bij het appartementencomplex van [medeverdachte 5] weg te gaan nemen ligt het gebruik van geweld dan wel bedreiging met geweld besloten. Het hof acht niet aannemelijk dat de persoon die het geld zou komen brengen, naar later bleek [medeverdachte 4], de grote som geld, vrijwillig en zonder verzet zou afgeven aan of laten meenemen door verdachten. Het gebruik van geweld dan wel de bedreiging met geweld zou dan ook nodig zijn geweest om de diefstal te voltooien. Dat er geen wapens bij de aangehouden verdachten zijn aangetroffen doet, mede gelet op het postuur van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], het getalsmatige overwicht van verdachten, en de dreiging die uitgaat van personen met bivakmutsen, aan deze gevolgtrekking niet af.
Ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het wegnemen op zichzelf overweegt het hof tot slot nog als volgt. [medeverdachte 5] heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij het geld zou vervoeren voor andere mensen. Verder heeft zij niet willen verklaren over de mensen voor wie zij het geld zou gaan vervoeren. Het hof stelt vast dat het geld kennelijk toebehoorde aan deze mensen, hierna ‘de organisatie’ genoemd, en in elk geval niet aan haar. Daardoor zou er, ongeacht het antwoord op de vraag of ‘de organisatie’ illegaal over het geld beschikte, sprake zijn van een wederrechtelijk wegnemen van het geld indien het tot een uitvoering van het voorgenomen delict zou zijn gekomen.
(...)
Conclusie
Het hof acht bewezen dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [verdachte] ter voorbereiding van een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld drie voertuigen, bivakmutsen, handschoenen en mobiele telefoons voorhanden hebben gehad, zoals onder 1 ten laste is gelegd.”
2.5
Het hof heeft vastgesteld dat het plan van de verdachten was om de hoeveelheid geld in of bij het appartementencomplex waar [medeverdachte 5] woonachtig was, weg te nemen kort nadat het geld door iemand naar haar, [medeverdachte 5], toe was gebracht. Het hof heeft daarbij geoordeeld dat in dit plan het gebruik van geweld of bedreiging met geweld besloten ligt, omdat het niet aannemelijk is dat de persoon die het geld zou komen brengen de grote som geld vrijwillig en zonder verzet zou afgeven aan of laten meenemen door de verdachten. Daarbij heeft het hof, mede ter verklaring van de afwezigheid van wapens, tevens acht geslagen op het postuur van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], het getalsmatige overwicht van de verdachten en de dreiging die uitgaat van personen met bivakmutsen. In het licht van de bewijsvoering zijn deze vaststellingen en het daarop gebaseerde oordeel met betrekking tot het gebruik van geweld of bedreiging met geweld bij de voorgenomen diefstal in vereniging, niet onbegrijpelijk. De bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd.
2.6
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de strafmotivering.
3.2
De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van voorbereiding van diefstal voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, begaan op 10 december 2014, tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De strafoplegging is onder meer als volgt gemotiveerd:
“Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2019 is hij geruime tijd eerder ter zake van andersoortige feiten onherroepelijk veroordeeld. Hieruit blijkt eveneens dat de verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit al in aanraking was geweest met politie en justitie wegens onder meer het medeplegen van afpersing en witwassen en hiervoor bijna twee jaar in voorlopige hechtenis had doorgebracht in de periode 2008-2010. Die strafrechtelijke procedure duurde nog voort ten tijde van het bewezen verklaarde feit en voor die feiten is hij na het bewezen verklaarde feit onherroepelijk veroordeeld. Het hof concludeert daaruit dat de verdachte op het gebied van gewelds- en vermogensdelicten geen onbeschreven blad was en dat deze strafrechtelijke verwikkelingen hem er niet van hebben weerhouden zich opnieuw met zulke delicten bezig te houden. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.”
3.3
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 januari 2019. Dat uittreksel houdt, voor zover hier van belang, in dat de verdachte op 27 oktober 2015 door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld voor onder meer (kort gezegd) het meermaals medeplegen van afpersing, het medeplegen van gewoontewitwassen en verboden wapenbezit, gepleegd in de periode 1 december 2006 tot en met 25 maart 2008, en dat die veroordeling op 7 maart 2017 onherroepelijk is geworden.
3.4.1
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Het staat de rechter vrij om bij de strafoplegging rekening te houden met een niet tenlastegelegd feit, onder meer wanneer de verdachte voor dit feit onherroepelijk is veroordeeld en de vermelding van dit feit dient ter nadere uitwerking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (vgl. HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9968). Daarbij wordt, mede gelet op het bepaalde in artikel 78b Sr, met een onherroepelijke veroordeling gelijkgesteld een onherroepelijke strafbeschikking.
3.4.2
Indien in zulke gevallen het vermelden van een niet tenlastegelegd - al dan niet soortgelijk - feit aanleiding geeft tot strafverzwaring, dient de veroordeling dan wel de strafbeschikking ter zake van dat feit in beginsel onherroepelijk te zijn op het moment dat deze in het vonnis of het arrest bij de strafoplegging in aanmerking wordt genomen. Wanneer evenwel met de vermelding van het niet tenlastegelegde feit bij de strafoplegging in het bijzonder gewicht wordt toegekend aan de omstandigheid dat de verdachte niettegenstaande een eerdere veroordeling of een eerdere strafbeschikking zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zo een strafbaar feit bijvoorbeeld doordat in de strafmotivering wordt vermeld dat die veroordeling of die strafbeschikking de verdachte niet heeft weerhouden opnieuw zo een strafbaar feit te begaan - dient de veroordeling of de strafbeschikking ter zake van dat niet tenlastegelegde feit reeds onherroepelijk te zijn ten tijde van het begaan van het feit waarop de strafoplegging betrekking heeft. (Vgl. HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2391.)
3.5
In de onder 3.2 weergegeven strafmotivering komt tot uitdrukking dat het hof in het bijzonder gewicht heeft toegekend aan de omstandigheid dat de verdachte niettegenstaande een eerdere veroordeling voor gewelds- en vermogensdelicten zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zo’n strafbaar feit. Deze veroordeling was echter nog niet onherroepelijk ten tijde van het begaan van het onder 3.2 vermelde feit waarop de strafoplegging betrekking heeft. De strafoplegging is daarom, gelet op wat onder 3.4 is vooropgesteld, ontoereikend gemotiveerd.
3.6
Het cassatiemiddel slaagt.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 september 2020.