ECLI:NL:HR:2020:486

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
19/01542
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering bij lokaalvredebreuk met eerdere veroordelingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1977, was eerder veroordeeld voor lokaalvredebreuk en had opnieuw strafbare feiten gepleegd. Het hof had in zijn strafoplegging rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte, maar de Hoge Raad oordeelde dat het hof deze veroordelingen ten onrechte in strafverzwarende zin had betrokken, omdat de veroordelingen niet onherroepelijk waren op het moment van de tenlastelegging. De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging ontoereikend gemotiveerd was en vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de straf.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01542
Datum31 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 maart 2019, nummer 20/001419-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.P.J.W.M. Govers, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de strafmotivering. Het voert daartoe aan dat het hof ten onrechte strafrechtelijke veroordelingen die nog niet onherroepelijk waren, in strafverzwarende zin heeft betrokken in de strafoplegging.
2.2
De verdachte is in de zaak met parketnummer 02-022094-17 (pleegdatum: 3 februari 2017), en in de zaak met parketnummer 02-025924-17 (pleegdatum: 9 februari 2017) wegens in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De strafoplegging is (onder meer) als volgt gemotiveerd:
“Het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een taakstraf, zoals door de raadsman van de verdachte is bepleit, acht het hof niet passend en de door de advocaat‑generaal gevorderde gevangenisstraf van een week doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 januari 2019, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds meermalen onherroepelijk voor lokaalvredebreuk is veroordeeld. Die veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.”
2.3
De vaststelling van het hof dat de verdachte “reeds meermalen onherroepelijk voor lokaalvredebreuk is veroordeeld. Die veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen”, waarmee tot uitdrukking is gebracht dat die veroordelingen op het moment van de tenlastegelegde feiten onherroepelijk waren, is niet zonder meer begrijpelijk omdat het uittreksel waarnaar het hof verwijst daarvoor geen steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.4
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 maart 2020.