“De verdachte genaamd:
(…)
is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting aanwezig.
De raadsman van de verdachte mr. O.R.R. Hetterscheidt, advocaat te Utrecht, is evenmin ter terechtzitting aanwezig.
De voorzitter stelt, aan de hand van de mededeling van de deurwaarder, vast dat [benadeelde] als benadeelde partij ter terechtzitting is verschenen.
De voorzitter stelt het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de behandeling van de zaak aan de orde en deelt het volgende mede.
Op 5 februari jl. heeft het hof een verzoek van de raadsman tot aanhouding van de behandeling van de zaak ontvangen, waarin hij - kort weergegeven - te kennen geeft dat de verdachte zichzelf niet in staat acht vandaag ter terechtzitting aanwezig te zijn in verband met ziekte, dat de verdachte gebruik wil maken van zijn aanwezigheidsrecht en dat de verdachte heeft toegezegd dat hij een doktersverklaring zal sturen. Daarop heeft het hof de raadsman te kennen gegeven dat de behandeling van de zaak zal worden aangehouden, mits het hof voor 6 februari 2019 te 11.00 uur beschikt over de doktersverklaring. Anders zou het hof naar bevind van zaken handelen.
Op 6 februari jl. te 11.05 uur heeft de verdachte een e-mailbericht naar zijn raadsman toegestuurd waarin hij heeft medegedeeld dat hij naar de dokter is geweest in verband met een doktersverklaring voor de griep, dat dokter [betrokkene 1] de verdachte te kennen heeft gegeven dat het beleid is om hiervoor een brief te schrijven of een ziekteverklaring per e-mail te sturen, dat de verdachte de raadsman niet machtigt om naar de terechtzitting te gaan, dat de verdachte ook niet ter terechtzitting zal verschijnen en dat de terechtzitting verplaatst moet worden naar een andere datum.
Blijkens het e-mailbericht van de raadsman d.d. 6 februari jl. te 11.11 uur heeft de raadsman aan voormeld e-mailbericht van de verdachte de conclusie verbonden dat de verdachte geen doktersverklaring heeft kunnen krijgen. Daarnaast geeft de raadsman te kennen dat de verdachte niet ter terechtzitting zal verschijnen, dat hij niet is gemachtigd om de verdediging te voeren en dat hij andermaal verzoekt om de behandeling van de zaak aan te houden.
[…]
Na een onderbreking van het onderzoek voor beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak wordt afgewezen en zij motiveert de beslissing als volgt.
Allereerst stelt het hof vast dat de zaak op de terechtzittingen heeft gestaan van 9 januari 2018, 22 augustus 2018 en 14 november 2018, waarop de behandeling van de zaak telkens is aangehouden. Als het hof tot een belangenafweging zou moeten komen zou het belang van een behoorlijke strafvordering - welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn - ernstig in het gedrang komen, indien het onderzoek op de terechtzitting andermaal zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn. Een belangenafweging is echter niet nodig. In dat kader overweegt het hof dat het hof op 14 november 2018 heeft bevolen dat verdachte ter terechtzitting van heden zou verschijnen, dat de verdachte, nu zelf heeft aangeboden om een doktersverklaring te overleggen, maar dat heeft hij - ondanks de uitdrukkelijke termijnstelling en ondanks het belang ervan dat verdachte moet hebben begrepen - niet gedaan. Het hof acht derhalve het aan het verzoek ten grondslag gelegde problematiek (griep) niet aannemelijk geworden. Voorts heeft de verdachte zelf ervoor gekozen om zijn raadsman niet te machtigen.”