Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
met iemand van wie hij weet dat zij in de staat van lichamelijk onmacht verkeert, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Bovendien heeft het hof de onttrekking aan het verkeer bevolen van een in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon van de verdachte.
eerste middelkeert zich tegen de bewezenverklaring.
hij op 28 januari 2015 te Amsterdam met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat zij ten gevolge van overmatige alcoholinname in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde dat voornoemde [slachtoffer] , niet in staat was daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , immers is hij, verdachte, bovenop voornoemde [slachtoffer] gaan zitten (terwijl voornoemde [slachtoffer] op haar buik lag) en heeft hij, zijn, verdachtes, penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] geduwd/gebracht.”
1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015022280-4 van 29 januari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , met doorgenummerde pagina’s 3-001 t/m 3-006.
Hij die met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
fysiekeonmacht te verstaan. [9] Op 1 december 1991 trad een herziening van artikel 243 Sr in werking en werd de lijn van de Hoge Raad gecodificeerd door uitdrukkelijk ‘
lichamelijkeonmacht’ (cursivering DA) in de bepaling op te nemen. [10] In 2002 werd het bestanddeel ‘verminderd bewustzijn’ toegevoegd aan de bestanddelen ‘bewusteloosheid’ en ‘lichamelijke onmacht’. [11] De overlap tussen ‘lichamelijke onmacht’ en ‘verminderd bewustzijn’ heeft tot gevolg dat bepaalde situaties die voorheen onder de noemer van ‘(lichamelijke) onmacht’ pleegden te worden gebracht tegenwoordig (eveneens) onder ‘verminderd bewustzijn’ kunnen worden geschaard.
Ik zal nu het een en ander zeggen over de artikelen 243 en 247 Strafrecht. Daarin wordt onder meer strafbaar gesteld: seksueel misbruik van een lichamelijk onmachtige persoon. Volgens vaste rechtspraak wordt hieronder verstaan een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in een bij het slachtoffer bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen. Daaronder valt in ieder geval een toestand van vaste slaap. Op dit moment is niet zeker of onder deze bepalingen ook gevallen kunnen worden gebracht waarin het slachtoffer in lichamelijk opzicht onvolkomen in staat is weerstand te bieden tegen seksuele handelingen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een persoon zich bevindt in een verminderde bewustzijnstoestand. Dit was het geval in de geruchtmakende zaak van de verkrachting van een slapende vrouw. In die zaak werd namelijk het slachtoffer in een toestand van halve slaap misleid omtrent de identiteit van degenen die met haar gemeenschap wilde en liet zij deze daardoor toe. Het slachtoffer werd niet gedwongen en was niet onmachtig. De dader werd vrijgesproken, omdat de verkrachting niet kon worden bewezen. Buiten twijfel dient te zijn dat seksueel misbruik van een persoon die zich bevindt in een verminderde bewustzijnstoestand, strafwaardig is en derhalve strafbaar dient te zijn. Bij de invulling van dit begrip kan men denken aan een situatie van sluimering die aan een diepe slaap vooraf gaat of daarop volgt. Men kan ook denken aan situaties waarin de persoon zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol of drugs. Het gaat niet om de situatie dat iemand geheel weg is; het gaat om situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van een persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander. De toestand van verminderd bewustzijn zal in de rechtspraktijk en jurisprudentie dan ook nader uitwerking moeten krijgen. Ik meen dat de voorgestelde wijziging voldoende duidelijkheid verschaft omtrent de bedoeling van de wetgever.” [12]
bij ‘lichamelijke onmacht’ is men niet in staat zich voldoende lichamelijk te verweren, terwijl ‘verminderd bewustzijn’ ook ruimte laat voor de omstandigheid dat men weliswaar in staat is zich te verweren, maar dat dit achterwege wordt gelaten omdat door het gebrekkige bewustzijn de strekking van de handeling niet goed wordt beseft.” [14]
fuck you, ga weg”, “
ga van me af”, “
laat me slapen”, “
hou toch fucking op” – werden kennelijk niet door lichamelijke reacties of handelingen ondersteund of gevolgd.
wistdat de aangeefster in een toestand van lichamelijke onmacht verkeerde. [15] Daarbij heeft het hof tot uitgangspunt genomen dat het de verdachte in deze situatie niet kan zijn ontgaan dat zij niet in staat was om hem fysiek weerstand te bieden. Verbaal bracht ze haar niet voor misverstand vatbare wil tot uitdrukking, maar zij kon niet voorkomen dat de verdachte daarmee in strijd handelde. In zijn verklaring (bewijsmiddel 3) geeft de verdachte verder aan dat zij “
op een gegeven moment zeer passief was, waarna [hij] alles deed”. Het hof betrekt bij het oordeel bovendien dat de aangeefster in aanwezigheid van de verdachte in korte tijd een grote hoeveelheid alcohol heeft gedronken. Dat de verdachte zich heeft gerealiseerd dat zij daardoor onwel is geworden, volgt volgens het hof bij aanvang van de video uit zijn vraag of het wel goed met haar gaat. Voor zover geklaagd wordt over de wetenschap van de verdachte omtrent de staat van lichamelijke onmacht van de aangeefster, treft het middel dus evenmin doel.
Ik heb geen seks met haar gehad terwijl zij dat niet wilde.”
(…)
De minister van Justitie en Veiligheid heeft begin dit jaar gezegd dat in Nederland geen expliciete toestemming vereist is voor het hebben van seks, zoals dit in Zweden wel het geval is.
NJ1983/153, en het commentaar van Kool in
Tekst & Commentaar Strafrecht [18] merken de stellers van het middel op dat een dergelijk verweer een beroep op een (ongeschreven) strafuitsluitingsgrond betreft. Toestemming zou immers de wederrechtelijkheid van de gedraging wegnemen. Een beroep daarop is verder niet van betekenis voor de bewezenverklaring; de delictsomschrijving bevat geen (impliciet) bestanddeel inhoudende dat het seksueel binnendringen van een lichamelijk onmachtige tegen haar wil ingaat. [19]
niet alleen expliciete verbale signalen en gedrag van de ander maar ook feiten en omstandigheden die aanleiding behoren te geven tot het vermoeden dat seksuele handelingen mogelijk niet vrijwillig zijn, strafrechtelijke aansprakelijkheid tot gevolg [kunnen] hebben”. De stellers van het middel leiden uit de brief af dat
“(pas) in de toekomst handelingen strafbaar zijn indien bijvoorbeeld een onderzoek naar (nog steeds van kracht zijnde) ‘instemming’ achterwege wordt gelaten, bijvoorbeeld in geval de ander verstijft bij aanvang van of tijdens de seksuele handelingen of niet of nauwelijks signalen van fysieke interactie vertoont, of op enig moment stopt met meedoen.” [21]
in beginselde wederrechtelijkheid van het gedrag niet ontneemt. Het is per slot van rekening niet uitgesloten dat de handelingen zouden zijn geweigerd als de aangever of aangeefster ten tijde van de gedraging wel helder van geest was geweest, en bovendien lijkt een dergelijke gang van zaken ook uit het oogpunt van ethiek en volksgezondheid aanvechtbaar, aldus Machielse. [23] Volledig irrelevant is het bestaan van toestemming in dit kader dus niet, maar de kans van slagen van een beroep op die (voorafgaande) toestemming is gering. Daarbij zij eveneens opgemerkt dat “
degene die door eigen toedoen geraakt in een situatie van verminderd bewustzijn geen vrijbrief afgeeft voor zogenaamd vrijwillig vrijen”, aldus de minister bij de wijziging van de bepaling. [24] Dat is mijns inziens niet anders in het geval van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht.
aan duidelijk niets te wensen [overlaten]” (p. 14 van de schriftuur). Er was dus niet eens onderzoek naar de wil van de aangeefster nodig om te constateren dat haar instemming ontbrak.
tweede middelklaagt in de kern dat het hof ten onrechte de telefoon van de verdachte heeft onttrokken aan het verkeer, althans dat het zijn beslissing tot onttrekking aan het verkeer van die telefoon heeft doen steunen op onjuiste, onbegrijpelijke en/of ontoereikend gemotiveerde gronden.
Oplegging van straf en maatregel
1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
einduitspraak over een op de voet van artikel 261 Sv ten laste gelegd feit. [25] Het in artikel 36b lid 1 onder 1° genoemde geval betreft de situatie waarin de verdachte voor een ten laste gelegd feit is veroordeeld. Het in die bepaling onder 3° genoemde geval, waarin “
bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan”, behelst (a) de situatie waarin de verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, maar waarin de rechter heeft vastgesteld dat een (onbekende) ander dat feit wel heeft begaan, en (b) de situatie waarin dat feit weliswaar bewezen en strafbaar is, maar de verdachte niet strafbaar is, zoals vanwege een schulduitsluitingsgrond. [26]
vatbaaris voor toepassing van die maatregel. De artikelen 36c en 36d Sr voorzien daarvoor in limitatieve aanknopingspunten. De beslissing van de feitenrechter moet uitwijzen dat het voorwerp dat aan het verkeer wordt onttrokken op grond van minimaal één van die bepalingen in de vereiste relatie staat tot het bewezen verklaarde feit. Zo overwoog de Hoge Raad dat uit het arrest of uit de processen-verbaal van de terechtzittingen moet kunnen worden afgeleid dat bij het onderzoek op die terechtzittingen is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van het voorwerp is begaan, [27] dan wel is gebleken van enig ander verband als bedoeld in artikel 36c Sr tussen het voorwerp en het bewezen verklaarde. [28] Artikel 36c Sr eist met name dat het onttrokken voorwerp (1°) de opbrengst is van het feit, (2°) het onderwerp is van het feit, (3°) als instrument tot het feit heeft gediend, (4°) de opsporing van het feit heeft belemmerd, dan wel (5°) is vervaardigd met het oog op het begaan van het feit.
nietten laste gelegd, maar uit de omstandigheden waaronder feit A is begaan, kan worden afgeleid dat de verdachte dit misdrijf wel degelijk heeft gepleegd.
[d]eze aan de verdachte toebehorende telefoon zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien met behulp daarvan door de verdachte het strafbare feit als bedoeld in artikel 139f, onder 1°, Wetboek van Strafrecht is begaan” doet vermoeden dat het hof de onttrekkingsmogelijkheid van artikel 36b lid 1 onder 3° Sr in gedachten had: onttrekking aan het verkeer bij rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt “
vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan”.
met behulp vande mobiele telefoon. Dat het ongecontroleerde bezit van die telefoon met de (film)opnamen in strijd is met (het algemeen belang en) de wet, heeft het hof kennelijk tot uitdrukking willen brengen door te refereren aan artikel 139f onder 2° (oud) Sr, samengevat: beschikken over een afbeelding die ten gevolge van het heimelijk filmen is verkregen. [30]
zeer expliciete foto’s en filmbeelden van haar en zijn handelen met haar” die de verdachte heimelijk met behulp van zijn mobiele telefoon heeft gemaakt. Die moeten – inderdaad – zonder meer definitief uit het geheugen van dit toestel worden gewist.