ECLI:NL:HR:2019:1733

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
18/02829
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak inzake seksueel binnendringen bij minderjarige in staat van verminderd bewustzijn

In deze zaak gaat het om een jeugdige verdachte die is aangeklaagd voor seksueel binnendringen bij een 13-jarig meisje dat in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde door het drinken van meerdere glazen whisky. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, heeft ontuchtige handelingen gepleegd in zijn woning in Amsterdam. De Hoge Raad overweegt dat het algemeen bekend is dat een 13-jarige na het drinken van meerdere glazen whisky in een staat van verminderd bewustzijn verkeert. De verdediging stelt dat er geen sprake is van ontucht, omdat de seksuele handelingen niet in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Daarnaast wordt een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling over de leeftijd van het slachtoffer.

De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de opgelegde straf en verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen nadere motivering nodig is omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad constateert dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde werkstraf van 200 uren naar 190 uren, subsidiair 95 dagen jeugddetentie. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren werkstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie, en verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/02829
Datum12 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 19 april 2018, nummer 23/003580-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de opgelegde straf, vermindering van de hoogte van de straf naar de gebruikelijke maatstaf, en verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

Op de verdachte is het strafrecht voor jeugdigen toegepast. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten werkstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie;
- vermindert het aantal uren werkstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie in die zin dat deze 190 uren, subsidiair 95 dagen jeugddetentie, belopen;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 november 2019.