hij in de periode van 23 tot en met 28 juni 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verkopen, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 250 kilo, althans een grote hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een ander heeft getracht daartoe gelegenheid en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte met dit doel de contactgegevens van een Ieverancier van cocaïne uit Colombia gezocht, en/of
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebben verdachte en of zijn mededader(s)
• met dit doel contact gezocht met een persoon, bekend als ' [betrokkene 1] ', die over een grote hoeveelheid van 1000 kilo cocaïne kon beschikken en/of
• onderhandeld met deze persoon over de aankoop van een hoeveelheid van 1000 kilo cocaïne en/of enkele dagen over de aankoop van een deel daarvan, te weten een hoeveelheid van 250 kilo cocaïne en/of
• contact gezocht met een of meer tussenperso(o)n(en), te weten pseudodienstverlener(s) 170622 en/of 170623 en een ontmoeting met pseudodienstverlener 170623 georganiseerd met het doel om geld te tonen en/of
• contact gezocht met een of meer personen in Nederland over het verkopen van gedeelten van die grote hoeveelheid cocaïne en/of het verdelen van de opbrengsten van die verkoop.”
5. Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 23 tot en met 28 juni 2017 te 's- Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen 250 kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, als volgt heeft gehandeld
– verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben contact gezocht met een persoon, bekend als ' [betrokkene 1] ', die over een grote hoeveelheid van 1000 kilo cocaïne kon beschikken en met deze persoon heeft/hebben onderhandeld over de aankoop van de 250 kilo cocaïne, en
– verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben contact gezocht met een tussenpersoon, te weten pseudodienstverlener 170623, en heeft/hebben een ontmoeting georganiseerd met het doel om geld te tonen, en
– verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben contact gezocht met een of meer personen in Nederland over het verkopen van die cocaïne,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
6. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende (9) bewijsmiddelen (vetgedrukt in origineel):
“1. Een proces-verbaal van bevindingen van de Landelijke Eenheid d.d. 29 juni 2017, nr. 170629.1000 (als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van voorgeleiding verdachten bij de rechter-commissaris). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 28 e.v.):
als relaas van politiële pseudodienstverleners 170622 en 170623:
Op donderdag 22 juni 2017 kreeg ik, verbalisant 170622, de beschikking over een mobiele telefoon voorzien van het nummer [telefoonnummer 1] . Ik kreeg daarbij de opdracht, om contact op te nemen met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Ik, verbalisant 170623, kreeg opdracht om het contact van verbalisant 170622 over te nemen en contact op te nemen met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Het telefonisch contact resulteerde in een afspraak op 23 juni 2017 in een woning op het adres [a-straat 1] te 's-Gravenhage. Ik arriveerde op 23 juni 2017 bij de woning. Ik ontmoette op straat een persoon die zich aan mij voorstelde als [verdachte] . Hij bleek de gebruiker te zijn van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [verdachte] nam mij mee naar een woning op de [a-straat 1] , waar ik binnen werd gelaten door een man die zich voorstelde met de naam gelijkend op " [betrokkene 2] ". [verdachte] noemde " [betrokkene 2] " zijn broer. Het gesprek werd van zakelijke aard nadat [verdachte] een telefoongesprek had gevoerd in de Spaanse taal met naar zijn zeggen " [betrokkene 1] ". [verdachte] zei tegen mij dat er een partij binnen zou komen van 1000 die verdeeld was in 250, 500 en 500. [verdachte] zei dat de eerste lading van 250 kilo een test was aangezien het de eerste keer was dat men zaken deed met deze partijen. " [betrokkene 2] " gaf aan dat het geld inmiddels geregeld was en ik dit later te zien zou krijgen. [verdachte] zei dat er maandag echt "gespeeld" zou worden. Hij vervolgde met het feit dat er maandag werd aangetoond dat zij voor de 250 kilo die binnen zou komen kredietwaardig waren. " [betrokkene 2] " zei dat maandag het geld er zou zijn en wij samen gingen tellen, de geldtelmachine was aanwezig en na mijn goedkeuren zou het tot de overdracht gaan komen. We kwamen overeen dat ik 26 juni de twee mannen opnieuw zou ontmoeten voor het tonen van een hoeveelheid geld. [verdachte] vertelde mij dat hij mij niet meer ging bellen met zijn privénummer maar een prepaid nummer had waar contact met mij zou opnemen.
Op 26 juni 2017 had ik telefonisch contact met [verdachte] waarin hij aangaf dat de afspraak niet door kon gaan die dag. Het telefonisch contact resulteerde in de afspraak voor 28 juni 2017.
Op 28 juni 2017 arriveerde ik bij de woning aan de [a-straat 1] te 's-Gravenhage. Ik werd binnengelaten door " [betrokkene 2] ". " [betrokkene 2] " vertelde mij dat het geld in de buurt was maar er nog wat contact gelegd moest worden voor het er zou zijn. Ik zag dat [verdachte] een aantal WhatsApp berichten binnenkreeg. [verdachte] las de berichten en startte een WhatsApp gesprek met de contactnaam " [betrokkene 1] " wat in het scherm stond. Ik herkende de stem als dezelfde stem als in het telefoongesprek met [verdachte] op 23 juni 2017. Dit gesprek werd wederom in de Spaanse taal gevoerd. [verdachte] gaf toen na dit gesprek aan dat deze persoon " [betrokkene 1] " was. Na dit gesprek zei [verdachte] dat hij er inmiddels "hoofdpijn" van had aangezien zaken niet goed liepen. [verdachte] vertelde mij dat men aan de andere kant nerveus werd aangezien zij moesten oppassen voor de politie, militairen en de Guerrilla's die een gevaar op konden leveren voor de 1200 coke die daar op zee lag voor de kust.