Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
Het middel
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan over de afwijzing van een verzoek tot aanhouding van de behandeling van een strafzaak. De verdachte was eerder door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder wederrechtelijk binnendringen en mishandeling. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A.A. Franken. Het verzoek tot aanhouding werd gedaan omdat de verdachte zelf zijn verhaal wilde doen, maar hij was niet ter zitting aanwezig. De raadsvrouw van de verdachte verklaarde dat zij geen contact met hem kon krijgen, ondanks dat hij had aangegeven aanwezig te willen zijn. Het hof heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen concrete informatie was over de reden van afwezigheid van de verdachte. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en concludeerde dat het hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld. De afwijzing van het verzoek tot aanhouding werd als rechtmatig beschouwd, omdat de raadsvrouw niet voldoende had onderbouwd waarom de verdachte niet aanwezig kon zijn. De Hoge Raad oordeelde dat de belangen van de verdachte niet voldoende waren afgewogen en dat het hof niet tot een belangenafweging was gehouden, gezien de omstandigheden van de zaak. De conclusie van de Procureur-Generaal strekte tot verwerping van het beroep.