Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen. Het houdt voorts, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. F. van Baarlen, advocaat te Amsterdam, die mededeelt ervan uit te gaan dat de verdachte weet dat zijn zaak vandaag ter zitting wordt behandeld omdat zij de zittingsdatum aan hem heeft doorgegeven. Tevens zegt zij dat zij niet uitdrukkelijk is gemachtigd als raadsvrouw de verdachte te verdedigen.
De raadsvrouw deelt desgevraagd mede:
Cliënt verkeert in moeilijke persoonlijke omstandigheden. Het is voor hem van belang ter zitting aanwezig te zijn. Cliënt heeft tegen de reclassering gezegd dat hij niet met hen in zee wil gaan, daarover hebben we verder geen informatie. Ik acht het van belang dat hij zijn omstandigheden in persoon kan toelichten. Bij de politierechter voelde hij zich niet gehoord. Ik zie meerdere redenen waarom cliënt hier ter zitting aanwezig dient te zijn en verzoek het hof de zaak aan te houden.
De voorzitter merkt op dat er wel een rapport is.
De raadsvrouw deelt mede:
Omdat de hoger beroep procedure nog loopt, wil cliënt niet meewerken aan reclasseringstoezicht. Maar dat is iets anders dan meewerken aan een rapport. Daarbij is kennelijk iets mis gegaan. Na het getuigenverhoor van [betrokkene 1] heb ik voor het laatst met hem gemaild. Toen heb ik hem ook nog even gesproken. Ik betwijfel ten zeerste dat het zijn eigen keuze is hier niet aanwezig te zijn. Hij is boos op alles en iedereen. Ik denk dat het met zijn problematiek te maken heeft.
De oudste raadsheer vraagt aan de raadsvrouw of zij over een telefoonnummer van de verdachte beschikt.
De raadsvrouw reageert als volgt:
Ik heb mijn cliënt al geprobeerd te bellen op zijn huisnummer en mobiele telefoonnummer. De kliniek heb ik nog niet gebeld. Wellicht kan het onderzoek kort worden onderbroken.
De voorzitter vraagt aan de raadsvrouw waarom zij denkt dat de verdachte van plan was naar de zitting te komen.
De raadsvrouw deelt mede:
Ik sta hem al jaren bij en het gaat nooit mis. Ik heb nu niet expliciet aan hem gevraagd mij te machtigen.
Gevraagd naar haar standpunt verklaart de advocaat-generaal als volgt:
Ik verzet mij tegen aanhouding van de zaak, de zaak dient te worden afgedaan. Dat is in het belang van het slachtoffer en de maatschappij, omdat de zaak al een tijd loopt. De verdachte gooit van alle kanten de deuren dicht, ook al heeft hij in eerste aanleg gekregen wat hij wilde. Nu de verdachte het laat afweten, is zijn kans verkeken.
Het hof onderbreekt het onderzoek voor beraad in raadkamer.
Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter mede dat de verdachte op de hoogte is van de zitting en zonder bericht niet is verschenen en evenmin bereikbaar is voor zijn raadsvrouw dan wel voor het hof. Het hof concludeert daaruit dat de verdachte geen gebruik wenst te maken van zijn aanwezigheidsrecht en ziet geen reden de zaak aan te houden teneinde hem in de gelegenheid te stellen alsnog bij de behandeling van de zaak aanwezig te zijn.
Het hof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."