Conclusie
1.De feiten en het procesverloop
2.Bespreking van de cassatiemiddelen
fysiotherapeutischediensten. Indien het hof met deze overweging heeft willen aangeven dat er geen verschil is tussen chiropractische en fysiotherapeutische diensten, dat Register-Chiropractoren nooit fysiotherapeutische diensten kunnen verlenen of dat er andere relevante omstandigheden zijn, is dat oordeel volgens de klacht onvoldoende gemotiveerd.
mutatis mutandis,een rol spelen bij het beantwoorden van de vraag naar de bevoegdheidsverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter. Dat lijkt ook te volgen uit een arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2010, waarin de vraag naar de taakverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter aan de orde was. Het betrof een geval waarin enkele vreemdelingenorganisaties de onverbindendverklaring vorderden van ministeriële regelingen waarin de heffing van leges was geïntroduceerd (of het bedrag van de leges was verhoogd) voor gevallen waarin een verblijfsvergunning werd aangevraagd of werd verzocht om wijziging of verlenging van een verblijfsvergunning. Hoewel de Staat had betoogd dat de vreemdelingenorganisaties in hun vorderingen niet-ontvankelijk waren, omdat de vraag naar de verbindendheid van de regelingen in individuele gevallen aan de orde kan worden gesteld in het kader van een beroepsprocedure tegen een op voet van de legesregeling gegeven besluit, verklaarden zowel de rechtbank als het gerechtshof de vreemdelingenorganisaties ontvankelijk in hun vorderingen. In cassatie werd daarover geklaagd; die klacht achtte de Hoge Raad gegrond. De vreemdelingenorganisaties behartigden niet een eigen belang, maar traden op ter behartiging van de gebundelde belangen van individuele vreemdelingen. De besluiten tot het heffen van leges kunnen door de betreffende vreemdeling in een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter worden aangevochten, ook wat betreft de (wel of niet) verbindendheid van de daaraan ten grondslag liggende regeling. Met het oog op een behoorlijke taakverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter heeft te gelden dat de verbindendheid alleen kan worden beoordeeld binnen de bestuursrechtelijke rechtsgang. Omtrent het beroep op het arrest Leenders/Ubbergen overwoog de Hoge Raad: