ECLI:NL:HR:2004:AR3996
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Vrijstelling van omzetbelasting voor stoorvelddiagnostiek in de fysiotherapie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2004 uitspraak gedaan over de vraag of stoorvelddiagnostiek onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter g, van de Wet op de omzetbelasting 1968 valt. De belanghebbende, een fysiotherapeut, had naheffingsaanslagen in de omzetbelasting ontvangen voor de jaren 1994 tot en met 2000, welke aanslagen door de Inspecteur waren gehandhaafd na bezwaar. De belanghebbende stelde dat zijn handelingen in het kader van stoorvelddiagnostiek vrijgesteld waren van omzetbelasting, maar het Hof had geoordeeld dat deze handelingen niet als fysiotherapeutische diensten konden worden gekwalificeerd.
De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en vastgesteld dat de handelingen van de belanghebbende niet onder de vrijstelling van de Wet BIG vallen. De Hoge Raad heeft daarbij verwezen naar de Europese richtlijnen en jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, die bepalen dat de vrijstellingen niet afhankelijk kunnen zijn van de kwalificatie van handelingen in het nationale recht. De Hoge Raad heeft een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie over de uitleg van artikel 13, A, lid 1, aanhef en letter c, van de Zesde richtlijn, met betrekking tot de vrijstelling van BTW voor handelingen die niet noodzakelijkerwijs deel uitmaken van een medisch of paramedisch beroep.
De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat de verdere beslissing wordt aangehouden totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan op de gestelde vraag. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de vrijstellingen in de omzetbelasting en de rol van fysiotherapeuten in de uitoefening van hun beroep.