ECLI:NL:PHR:2013:529
Parket bij de Hoge Raad
- M. Machielse
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid en opzet bij de overbrenging van afvalstoffen in het economisch strafrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch de verdachte, die feitelijke leiding gaf aan een rechtspersoon, veroordeeld voor opzettelijke overtreding van de Wet milieubeheer. De verdachte was betrokken bij de overbrenging van non-ferrometalen, die als afvalstoffen werden gekwalificeerd, zonder de vereiste vergunningen. De zaak kwam voor de Hoge Raad na cassatie door de advocaat van de verdachte, Mr. M.W. Rijkhold Meesters, die vijf middelen van cassatie aanvoerde. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat er geen verdenking nodig was om opsporingshandelingen te rechtvaardigen, en dat de eerdere overtredingen van procedurele regels voldoende aanleiding gaven voor het onderzoek naar de verdachte.
De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die in strijd waren met de Wet milieubeheer en de Europese regelgeving omtrent afvalstoffen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van het ontbreken van vergunningen bij de opslagbedrijven, maar het hof oordeelde dat de verdachte als directeur van de rechtspersoon verantwoordelijk was voor het naleven van de wetgeving. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte zich had moeten vergewissen van de geldende regels en dat het niet voldoende was om te stellen dat hij niet op de hoogte was van de vergunningseisen.
De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn in cassatie was geschonden, en dat de opgelegde straf verminderd diende te worden. De zaak is van belang voor de uitleg van opzet in het economisch strafrecht en de verantwoordelijkheden van leidinggevenden in rechtspersonen.