ECLI:NL:HR:2010:BK3370
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de bewezenverklaring van diefstal met geweld die de dood ten gevolge heeft
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld, die de dood van een slachtoffer ten gevolge heeft gehad. De Hoge Raad behandelt de klachten van de verdachte, die onder andere aanvoert dat het Hof ten onrechte niet heeft beslist op een verzoek om eerdere verweren als herhaald en ingelast te beschouwen. De Hoge Raad oordeelt dat het middel feitelijke grondslag mist, omdat het verzoek in de pleitnota is opgenomen en deel uitmaakt van het proces-verbaal.
Daarnaast richt de verdachte zich tegen de bewezenverklaring van feit 1, waarbij het Hof de verdachte heeft vrijgesproken van medeplegen van (gekwalificeerde) doodslag, maar hem wel heeft veroordeeld voor diefstal met geweld. De Hoge Raad stelt vast dat de vrijspraak en de motivering daarvan niet aan zijn oordeel zijn onderworpen, waardoor de klacht niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad concludeert dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat dodelijk geweld zou worden gebruikt, en dat dit aan hem kan worden toegerekend.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld die de dood ten gevolge heeft gehad. De zaak benadrukt de juridische nuances van medeplichtigheid en de beoordeling van geweld in het kader van strafrechtelijke aansprakelijkheid.