Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
10 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 8 februari 2011. De verdachte, geboren in 1972, heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. M.W. Rijkhold Meesters, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de straf en tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Aangezien er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 2.500,- subsidiair 35 dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de geldboete moet worden verminderd naar € 2.250,- en de duur van de vervangende hechtenis naar 31 dagen.
In de slotsom heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete en de duur van de vervangende hechtenis. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 10 september 2013 door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.