1 Zie ook de heden genomen conclusie in de parallelzaak 11/05085.
2 Dit betekent dat hij nu 15 jaar oud is. Vanaf de leeftijd van 12 jaar is wettelijk van belang of hij de nodige bereidheid vertoont tot verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis (art. 2, lid 3 onder a, Wet Bopz). Vanaf de leeftijd van 12 jaar is hij zelfstandig bekwaam in deze procedure in rechte op te treden (art. 8 lid 2 Wet Bopz).
3 Ipse de Bruggen is het resultaat van een fusie. In cassatie kan worden aangenomen dat deze lokatie op de voet van art. 1, lid 1 onder h, Wet Bopz is aangemerkt als 'zwakzinnigeninrichting' en daarmee als een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van deze wet. Zie ook blz. 3 van het verweerschrift.
4 Zie blz. 3 van de bestreden beschikking. Dit is van belang i.v.m. art. 3 Wet Bopz.
5 De afkorting ADHD staat voor: attention deficit hyperactivity disorder. Zie daarover onder meer: W. Vandereycken en R. van Deth, Psychiatrie. Van diagnose tot behandeling, 2004, blz. 237 - 238; multidisciplinaire richtlijn ADHD, 2005, blz. 17, te raadplegen via www.ggzrichtlijnen.nl.
6 De beschikking vermeldt als gevolg van een verschrijving 2001/26.
7 Een faxcopie van het cassatieverzoekschrift is ingekomen ter griffie op 18 november 2011, drie dagen later gevolgd door het ondertekende verzoekschrift.
8 De toelichting op deze klacht verwijst naar de noot van W. Dijkers onder Rb Zutphen 23 november 2007, BJ 2008/7 (blz. 20).
9 Indien de betrokkene zich niet verzet, is opneming of voortzetting van het verblijf in een zwakzinnigeninrichting (tegenwoordig spreekt men liever van: inrichting voor verstandelijk gehandicapten) mogelijk op grond van art. 60 Wet Bopz. In dat geval oordeelt een indicatiecommissie over de noodzaak van de opneming.
10 Zie art. 14 resp. art. 16 van de wet van 11 november 1993, Stb. 655 (wet BIG), ook opgenomen in T & C Gezondheidsrecht, 2011. De aanduiding 'zenuwarts' is nagenoeg in onbruik geraakt.
11 Vgl. R.H. Zuijderhoudt, Stoornis en de Bopz, 2004, blz. 46.
12 Zie art. 1 lid 3 Wet Bopz en verder: R.B.M. Keurentjes en R.H. Zuijderhoudt, De geneesheer-directeur, 2003; W.J.A.M. Dijkers, Doen en laten in de Bopz-machtigingsprocedure, diss. 2003, blz. 241 - 251.
13 Kamerstukken II 2008/09, 31 996, nr. 2. De motieven om beide sectoren legislatief af te splitsen zijn uiteengezet in de memorie van toelichting, Kamerstukken II 2008/09, 31 996, nr. 3, blz. 4 - 5. Zie ook: T&C Gezondheidsrecht, 2011, Inleidende opmerkingen Wet Bopz (P. Vlaardingerbroek), nrs. 1 en 9.
14 Kamerstukken II 2009/10, 32 399, nr. 2.
15 Het ging toen om een inrichting voor verstandelijk gehandicapten.
16 EHRM 24 oktober 1979, NJ 1980/114 m.nt. EAA, rov. 39.
17 EHRM 5 november 1981 (X/U.K.), Appl. no. 7215/75, rov. 41 - 46.
18 Recommendation (2004) 10 d.d. 22 september 2004, art. 21, leden 2 en 3 (www.coe.int).
19 Tussen invoering en praktijk. Evaluatierapport Wet Bopz, Rijswijk 1996, blz. 123; zie aanbeveling 14.
20 Kamerstukken II 1997/98, 25 763, nr. 1, blz. 27; MvT, Kamerstukken II 1998/99, 26 527, nr. 3, blz. 1 - 2; Nota n.a.v. het verslag, Kamerstukken II 1999/2000, 26 527, nr. 5, blz. 5.
21 Over het begrip 'bij de behandeling betrokken': zie HR 16 oktober 2009 (LJN: BK0342), NJ 2009/518, BJ 2009/47 m.nt. W. Dijkers.
22 EHRM 5 oktober 2000, appl. no. 31365/96, BJ 2001/36 m.nt. W. Dijkers.
23 Zie ook: HR 26 september 2008 (LJN: BD4375), NJ 2008/607 m.nt. J. Legemaate (BJ 2008/58 m.nt. W. Dijkers), rov. 4.3.
24 Zie art. 20 Wet Bopz.
25 Zie over dit vraagstuk ook de in het middel bedoelde noot van W. Dijkers in BJ 2008/7.
26 De ruime motivering van de rechtbank, die ook andere vormen van zorg dan in inrichtingen voor verstandelijk gehandicapten omvat, doet mij vermoeden dat het in deze zaak gaat om een proefproces.
27 Zie bijv. EHRM 27 september 1990, NJ 1991/625 m.nt. E.A. Alkema (rov. 27).
28 W. Dijkers in zijn meergenoemde noot BJ 2008 nr. 7; verweerschrift onder 2.16.
29 De praktijk spreekt van de "Bopz-arts" in inrichtingen voor verstandelijk gehandicapten of in verpleeghuizen. Op de website www.nvavg.nl zijn een notitie "de taken en verantwoordelijkheden van een arts voor verstandelijk gehandicapten" en een "model taakomschrijving Bopz-arts in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap" gepubliceerd. Zie voorts nog: T & C Gezondheidsrecht, Wet Bopz, aant. 8 op art. 1 (P. Vlaardingerbroek).
30 HR 21 februari 2003 (LJN: AF3450), NJ 2003/484 m.nt. JdB; BJ 2003/20 m.nt. W. Dijkers.
31 Zie over de behandeling van verzoeken om contra-expertise: HR 29 april 2005 (LJN: AS5978), NJ 2007/153 m.nt. J. Legemaate; BJ 2005/14 m.nt. W. Dijkers.
32 Zie over deze maatstaf: HR 21 februari 2003 (LJN: AF3450), NJ 2003/484 m.nt. JdB; BJ 2003/20 m.nt. WD.
33 Zie voor dit laatste: HR 20 oktober 2006 (LJN: AY9228), NJ 2007/259 m.nt. J. Legemaate, BJ 2006/48 m.nt. red.
34 Zie rubriek 4.c en 5.d van de geneeskundige verklaring.