ECLI:NL:HR:2012:BV2026
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van geneesheer-directeur bij verklaring op basis van eigen onderzoek in het kader van de Wet Bopz
In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 27 januari 2012, staat de vraag centraal of een geneesheer-directeur, die geen psychiater is, een verklaring kan afgeven op basis van eigen onderzoek van een betrokkene, zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Wet Bopz. De zaak betreft een verzoek tot cassatie van een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de rechtbank een voorlopige machtiging had verleend voor het verblijf van de betrokkene in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten. De betrokkene had verzet aangetekend tegen zijn verblijf en betwist dat de geneesheer-directeur over de vereiste deskundigheid beschikte, omdat hij geen psychiater was.
De Hoge Raad oordeelt dat de wetsgeschiedenis geen duidelijke aanknopingspunten biedt voor de beantwoording van de vraag of de verklaring van de geneesheer-directeur kan berusten op eigen onderzoek. De Hoge Raad concludeert dat de geneesheer-directeur bevoegd moet zijn om de titel van psychiater of zenuwarts te voeren om zijn verklaring te kunnen baseren op eigen onderzoek. Dit is van belang voor de waarborging van het grondrecht op vrijheid, aangezien niemand van zijn vrijheid mag worden beroofd zonder wettelijke basis.
De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en verwijst de zaak terug naar de rechtbank 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De beslissing benadrukt de noodzaak voor de wetgever om te bepalen of en in welke gevallen ook andere artsen dan psychiaters als 'medical expert' kunnen worden aangemerkt in het kader van de Wet Bopz.