In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 26 november 2018 een verzoek om schadevergoeding wegens het afwijzen van een aanvraag voor een koffie- en restaurantvergunning B heeft afgewezen. De appellant had eerder een verzoek ingediend bij de minister van Toerisme, Volksgezondheid en Sport om schadevergoeding, nadat zijn aanvraag voor de vergunning was afgewezen. Het Gerecht had in eerdere uitspraken de minister opgedragen om binnen een bepaalde termijn een beslissing te nemen op het bezwaarschrift van de appellant, maar de minister heeft dit niet tijdig gedaan. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat de afwijzing van zijn vergunningaanvraag onrechtmatig was en dat hij recht had op schadevergoeding. Het Hof heeft de zaak behandeld op 13 november 2019, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. M.L. Hassell en de minister door mr. M.P. Jansen. Het Hof oordeelde dat de eerdere afwijzing van de vergunning onrechtmatig was en dat de minister opnieuw moest beslissen op het verzoek om schadevergoeding. Het Hof heeft de uitspraak van het Gerecht vernietigd en de minister veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de appellant. De minister moet binnen drie maanden na de uitspraak een nieuwe beschikking nemen.