ECLI:NL:OGHACMB:2015:14

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
HLAR 72806/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ziekengeld en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (USZV) tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft de aanspraak van [belanghebbende] op ziekengeld na een ziekmelding op 3 februari 2011. Het USZV had eerder bepaald dat [belanghebbende] per 7 april 2013 geen aanspraak meer had op ziekengeld voor een ziekte die onder ziektemeldingskaartnummer 200720 viel. Deze beslissing werd door [belanghebbende] aangevochten, wat leidde tot een uitspraak van het Gerecht op 26 januari 2015, waarin het beroep van [belanghebbende] gegrond werd verklaard en de beschikking van het USZV werd vernietigd.

Het USZV ging in hoger beroep, waarbij het betoogde dat het Gerecht ten onrechte had geoordeeld dat [belanghebbende] belang had bij het beroep, aangezien hij ten tijde van de beschikking niet arbeidsongeschikt was. Het Hof oordeelde dat de ziekteoorzaak waarop de beschikking van 30 oktober 2013 betrekking had, een chronische ziekte was, en dat [belanghebbende] in de toekomst arbeidsongeschikt kon raken door dezelfde ziekteoorzaak. Het Hof concludeerde dat de aanspraak op ziekengeld niet na twee jaar vervalt, maar pas nadat de werknemer in totaal twee jaar arbeidsongeschikt is geweest door dezelfde ziekteoorzaak.

Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het beroep van [belanghebbende] ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan op 9 oktober 2015 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

HLAR 72806/15
Datum uitspraak: 9 oktober 2015
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
Het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (hierna: USZV),
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 26 januari 2015 in zaak nr. LAR-150 van 2013, in het geding tussen:
appellant
en
[belanghebbende].
Procesverloop
Bij beschikking van 12 maart 2013 heeft appellant (hierna: USZV) bepaald dat [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende]) per 7 april 2013 geen aanspraak heeft op ziekengeld voor het ziektegeval, onder meer gemeld onder ziektemeldingskaartnummer 200720.
Bij beschikking van 30 oktober 2013 heeft het USZV het door [belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 januari 2015 heeft het Gerecht het door [belanghebbende] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en het USZV opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beschikking op het gemaakte bezwaar te geven.
Tegen deze uitspraak heeft het USZV hoger beroep ingesteld.
[belanghebbende] heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2015, waar het USZV, vertegenwoordigd door mr. B.G. Hofman, advocaat, en [belanghebbende] vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Merx, zijn verschenen.
Overwegingen
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Landsverordening Ziekteverzekering (hierna: LvZv), voor zover thans van belang, heeft de werknemer, die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, aanspraak op ziekengeld met ingang van de derde dag na die van de ziekmelding en vervalt die aanspraak ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak twee jaar nadien.
Het USZV betoogt dat het Gerecht het beroep van [belanghebbende] ten onrechte niet niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de mededeling aan [belanghebbende] dat hij per 7 april 2013 geen aanspraak meer heeft op ziekengeld voor het ziektegeval, onder andere gemeld onder ziektemeldingskaartnummer 200720, voor hem geen directe gevolgen had nu hij ten tijde daarvan niet arbeidsongeschikt was. Gelet daarop, had hij geen belang bij het beroep, aldus het USZV.
2.1. Dat betoog faalt. Niet in geschil is dat de ziekteoorzaak waarop de beschikking van 30 oktober 2013 ziet, een chronische ziekte betreft. Gelet daarop, valt aan te nemen dat [belanghebbende] in de toekomst door diezelfde ziekteoorzaak arbeidsongeschikt kan raken. Indien de beschikking van 30 oktober 2013 in rechte onaantastbaar wordt, heeft [belanghebbende] in beginsel geen aanspraak op ziekengeld, indien hij door dezelfde ziekteoorzaak arbeidsongeschikt raakt. Onder die omstandigheden heeft het Gerecht terecht belang van [belanghebbende] bij het beroep aangenomen.
3. Het USZV betoogt voorts dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat redelijke wetsuitleg meebrengt dat de periode van twee jaar, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de LvZv, slechts “volloopt” door hetzij een periode van aaneengesloten arbeidsongeschiktheid van twee jaren na de ziektemelding, indien dezelfde medische klachten de arbeidsongeschiktheid nog steeds veroorzaken, dan wel door optelling van meerdere periodes van arbeidsongeschiktheid, veroorzaakt door dezelfde medische klachten, vanaf de eerste ziekmelding in verband daarmee.
3.1. Dat betoog slaagt. Dat de aanspraak op ziekengeld niet na twee jaar na de derde dag na die van de ziekmelding vervalt, maar eerst nadat de werknemer door dezelfde ziekteoorzaak in totaal twee jaren arbeidsongeschikt is gewenst, strookt niet met de bewoordingen van artikel 5, eerste lid, van de LvZv. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 18 december 2009 in zaak nr. HLAR 029/09; ECLI:NL:OGHNAA:2009:BN0555), bestaat voor een van de bewoordingen van artikel 5, eerste lid, van de LvZv afwijkende uitleg geen ruimte, aangezien deze duidelijk is. Niet in geschil is dat [belanghebbende] na de ziekmelding op 3 februari 2011, vanaf 5 februari 2011 aanspraak had op ziekengeld voor de onder ziektemeldingskaartnummer 200720 vermelde ziekteoorzaak. Gelet daarop heeft het USZV zich terecht op het standpunt gesteld dat de aanspraak van [belanghebbende] op ziekengeld ter zake van die ziekteoorzaak twee jaar nadien is komen te vervallen.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het tegen de beschikking van 30 oktober 2013 ingestelde beroep, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en nu tegen de beschikking geen andere gronden zijn aangevoerd, ongegrond verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
verklaarthet hoger beroep gegrond;
II.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, van 26 januari 2015 in zaak nr. LAR 150/2013;
III.
verklaarthet bij het Gerecht in die zaak tegen de beschikking van het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen van 30 oktober 2013 ingestelde beroep
ongegrond;
IV.
verstaatdat de griffier aan het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NAf. 300,00 (zegge: driehonderd gulden) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, griffier.
w.g. Van der Poel
voorzitter
w.g. De Haseth
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2015
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,