ECLI:NL:OGEAA:2018:841

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
CvB nr. 4 van 2015/ AUA201500646
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E.E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank inzake ziekengeld na twee jaar ziekteoorzaak

In deze zaak gaat het om een beroep van een appellante tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 20 december 2014, waarin werd vastgesteld dat zij geen recht meer had op ziekengeld in verband met haar ziektemelding wegens dysmenorroe. De SVB stelde dat appellante tot en met 19 november 2013 recht had op ziekengeld, maar dat dit recht na twee jaar verviel, ongeacht periodes van arbeidsgeschiktheid. Appellante heeft op 5 januari 2015 beroep aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zittingen op 22 oktober 2015 en 21 september 2017 is de zaak behandeld. Appellante betwistte de beslissing van de SVB en stelde dat haar ziektemeldingen niet direct veroorzaakt waren door de eerder geconstateerde ziekte. De SVB heeft echter bevestigd dat appellante vanaf 19 november 2011 ziek was gemeld en dat haar ziekmelding op 6 december 2014 verband hield met dezelfde ziekteoorzaak. Het College van Beroep oordeelde dat de wettelijke termijn van twee jaar voor ziekengeld geldt vanaf de eerste ziekmelding en dat appellante geen recht meer had op ziekengeld na 19 november 2013. De beslissing van de SVB werd derhalve bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 6 december 2018
CvB nr. 4 van 2015/ AUA201500646
COLLEGE VAN BEROEP
INZAKE DE LANDSVERORDENING ZIEKTEVERZEKERING
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening ziekteverzekering (LvZv) van:
[ X ],
wonende in Aruba, [ adres ],
APPELLANTE
procederend in persoon,
tegen de beslissing van 20 december 2014 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Bij beslissing van 20 december 2014 heeft de bank besloten dat appellante geen recht meer heeft op tegemoetkoming in verband met haar ziektemelding wegens dysmenorroe, omdat zij ter zake van dezelfde ziekteoorzaak tot en met 19 november 2013 onder ziektemeldingskaart 510396 recht op tegemoetkoming had. Tevens heeft de bank besloten dat de tegemoetkoming die appellante wegens diezelfde ziekteoorzaak abusievelijk heeft genoten vanaf 17 december 2013 tot 31 december 2013 onder ziektemeldingskaart 580002, niet zal worden teruggevorderd.
1.2
Tegen deze beslissing heeft appellante op 5 januari 2015 schriftelijk beroep aangetekend.
1.3
Op 24 maart 2015 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Op 2 juni 2016 heeft de bank zich bij akte uitgelaten. Appellante heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen reactie op die akte gegeven.
1.4
Het beroep van appellante is op de bijeenkomsten van 22 oktober 2015 en van 21 september 2017 van dit college behandeld. Op de bijeenkomst van 22 oktober 2015 is appellante verschenen en namens de bank mr. B. Henriquez, juridisch adviseur, en drs. M. Schaad, verzekeringsarts, bijgestaan door de advocaat voornoemd. Appellante is niet verschenen op de bijeenkomst van 21 september 2017.

2.DE BEOORDELING

2.1
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om haar geen ziekengeld meer toe te kennen. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij zich niet twee jaar onafgebroken ziek heeft gemeld vanaf 19 november 2011 en dat het niet duidelijk is dat haar ziektemeldingen sindsdien direct veroorzaakt zijn door de in 2011 geconstateerde ziekte. Haar laatste ziektemelding op 6 december 2014 heeft te maken met een operatie die zij op 24 november 2014 in Venezuela heeft ondergaan, aldus appellante.
2.2
Het College overweegt als volgt:
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de LvZv, voor zover thans van belang, heeft de werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, recht op ziekengeld vanaf de vierde dag van de ziekmelding. Het recht op ziekengeld ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt na twee jaar.
2.3
Niet in geschil is dat appellante vanaf 19 november 2011 onder ziektemeldingskaart 5103966 aanspraak had op ziekengeld wegens dysmenorroe.
Voorts is niet in geschil dat zij vanaf 17 december 2013 wegens dezelfde ziekteoorzaak onder ziektemeldingskaart 580002 is gecontroleerd en dat zij tot 31 december 2013 (abusievelijk) tegemoetkoming heeft genoten.
Op 24 november 2014 is appellante in Venezuela geopereerd wegens een Secundaire dysmenorroe. Op 6 december 2014 heeft ze zich ziek gemeld bij de bank. Zij is toen gecontroleerd onder ziektemeldingskaart 612256, en is arbeidsongeschikt verklaard. Aan haar is daarbij gemeld dat zij geen recht heeft op tegemoetkoming.
2.4
Naar het oordeel van het College is met het bovenstaande vast komen te staan dat appellante zich in december 2014 wegens dezelfde ziekteoorzaak heeft ziek gemeld als waarvoor zij vanaf 19 november 2011 recht op tegemoetkoming had, namelijk dysmenorroe.
2.5
Zoals door het College eerder is geoordeeld, en conform de geldende jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba [1] , is de tekst van de wet duidelijk en biedt deze geen ruimte voor een andere uitleg, dan dat de termijn van twee jaren – waarmee twee kalenderjaren worden bedoeld – aanvangt op de eerste dag van ziekmelding. De wettelijke termijn van twee jaar geldt dan ook ongeacht de vraag of binnen die termijn sprake is geweest van periodes van arbeidsgeschiktheid. Appellante heeft zich op 19 november 2011 voor het eerst wegens dysmenorroe ziek gemeld en had derhalve tot 19 november 2013 recht op ziekengeld wegens deze ziekteoorzaak. Haar stelling dat zij niet onafgebroken twee jaar arbeidsongeschikt is geweest, kan haar dan ook niet baten.
2.4
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de bank op goede grond tot zijn beslissing is gekomen en dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

3.BESLISSING

Het college
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven op 6 december 2018 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman, en E.E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voetnoten

1.Vgl. Hof uitspraak van 9 oktober 2015,