ECLI:NL:OGEAA:2017:1053

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 juni 2017
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
CVB nr. 2884 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E.E. De Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank inzake ziekengeld na termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in Aruba, waarbij de appellant geen recht meer had op ziekengeld na een periode van arbeidsongeschiktheid. De appellant, die lijdt aan een hartziekte, ontving op 29 oktober 2014 een beslissing van de SVB, gedateerd 1 oktober 2014, waarin hem werd meegedeeld dat zijn recht op ziekengeld met ingang van 1 oktober 2014 was beëindigd. De appellant heeft hiertegen op 20 november 2014 beroep aangetekend, maar de SVB stelde dat de beroepstermijn was verstreken. De wetgeving, specifiek artikel 10 lid 1 van de Landsverordening Ziekteverzekering, stelt dat een beroep binnen drie weken na de dagtekening van de beslissing moet worden ingediend. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de appellant de beslissing pas na het verstrijken van de termijn had ontvangen.

In de inhoudelijke beoordeling van de zaak werd vastgesteld dat de appellant recht had op ziekengeld vanaf de vierde dag van zijn ziekmelding, maar dat dit recht vervalt na twee jaar voor dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke termijn van twee jaren aanvangt op de eerste dag van ziekmelding, ongeacht periodes van arbeidsgeschiktheid. De appellant had vanaf 1 oktober 2012 aanspraak op ziekengeld, en zijn recht verviel op 30 september 2014. De rechtbank oordeelde dat de grief van de appellant, dat hij niet onafgebroken twee jaar arbeidsongeschikt was geweest, niet kon worden gehonoreerd. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 15 juni 2017
CVB nr. 2884 van 2014
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening ziekteverzekering (LvZv) van:
[ X ],
wonende in Aruba, voor deze zaak domicilie kiezend bij zijn werkgever te Schotlandstraat 43,
APPELLANT
procederende in persoon,
tegen de beslissing van 1 oktober 2014 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij beslissing van 1 oktober 2014, door appellant op 29 oktober 2014 ontvangen, heeft de bank besloten dat appellant met ingang van 1 oktober 2014 geen recht meer heeft op tegemoetkoming onder de ziektemeldingskaart nummer 539384 in verband met zijn ziektemelding wegens hartziekte, omdat appellant vanaf 1 oktober 2012 behandeld wordt voor deze ziekte.
1.2
Tegen deze beslissing heeft appellant op 20 november 2014 schriftelijk beroep aangetekend.
1.3
Op 19 maart 2015 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellant is op de bijeenkomst van 2 juni 2016 van dit college behandeld, alwaar namens de bank aanwezig waren mr. B. Every, juridisch adviseur, en drs. M. Schaad, verzekeringsarts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Appellant is, ondanks de behoorlijke oproeping daartoe, niet verschenen.

2.DE BEOORDELING

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 10 lid 1 van de LvZv is tegen een beslissing van de bank binnen drie weken na haar dagtekening schriftelijk beroep mogelijk op dit College, hetwelk in enige en hoogste instantie beslist.
2.2
In dit geval is de bestreden beschikking gedagtekend 1 oktober 2014. Ingevolge bovengenoemde bepaling is de beroepstermijn in beginsel op 22 oktober 2014 verstreken. Tussen partijen is evenwel niet in geschil, dat appellant de bestreden beschikking pas op 29 oktober 2014, derhalve nadat de beroepstermijn reeds was verstreken, heeft ontvangen. Appellant heeft vervolgens op 19 november 2014, binnen drie weken na ontvangst van de bestreden beschikking, onderhavig beroepschrift ingediend. Zoals dit College eerder heeft geoordeeld, wordt een termijnoverschrijding verschoonbaar geacht indien het beroepschrift is ingediend binnen drie weken na ontvangst van de beslissing. Gelet hierop is appellant ontvankelijk in zijn beroep.
Inhoudelijk
2.3
Appellant kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om hem geen ziekengeld (meer) toe te kennen en stelt zich op het standpunt dat hij wegens dezelfde ziekteoorzaak niet twee jaren arbeidsongeschikt is geweest.
2.4
Het College overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de LvZv, voor zover thans van belang, heeft de werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, recht op ziekengeld vanaf de vierde dag van de ziekmelding. Het recht op ziekengeld ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt na twee jaar.
2.5
Zoals door het College eerder is geoordeeld, en conform de geldende jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba [1] , is de tekst van de wet duidelijk en biedt deze geen ruimte voor een andere uitleg, dan dat de termijn van twee jaren – waarmee twee kalenderjaren worden bedoeld – aanvangt op de eerste dag van ziekmelding. De wettelijke termijn van twee jaren geldt dan ook ongeacht de vraag of binnen die termijn sprake is geweest van periodes van arbeidsgeschiktheid. Het College ziet in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen aanleiding om op deze uitleg terug te komen.
2.6
Gebleken is dat appellant vanaf 1 oktober 2012 onder ziektemeldingskaart 539384 aanspraak had op ziekengeld wegens een – kort gezegd – hartinfarct. Gelet op bovenvermelde bepaling is de aanspraak van appellant op een verdere tegemoetkoming terzake die oorzaak komen te vervallen op 30 september 2014. Dat in de tussenliggende periode ook sprake is geweest van periodes van arbeidsgeschiktheid, dan wel dat hij zich bij de huidige werkgever niet twee jaar lang ziek heeft gemeld, doet hier niet aan af. De omstandigheid dat een chronische ziekte ‘up en downs’ vertoont biedt geen grond voor verlenging van de termijn gedurende welke terzake van die oorzaak aanspraak bestond op ziekengeld [2] . De grief van appellant dat hij niet onafgebroken twee jaar arbeidsongeschikt is geweest, kan hem dan ook niet baten.
2.7
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.

3.DE BESLISSING

Het college
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven op 15 juni 2017 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E.E. De Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voetnoten

1.Vgl. Hof uitspraak van 9 oktober 2015,
2.Vgl. College van Beroep, uitspraak van 4 juli 2003, ARAR no. 35/2002.