ECLI:NL:OGEAA:2022:179

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
AUA201902975
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • H. Dirksz
  • E.E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over recht op ziekengeld wegens granulosaceltumor na twee jaar tegemoetkoming

In deze zaak heeft het College van Beroep voor de Sociale Verzekeringsbank op 28 april 2022 uitspraak gedaan over het beroep van appellante, die geen recht meer had op ziekengeld wegens een granulosaceltumor. De bank had op 13 augustus 2019 besloten dat appellante vanaf 1 augustus 2019 geen recht meer had op tegemoetkoming, omdat zij reeds meer dan twee jaar ziekengeld had ontvangen voor dezelfde ziekteoorzaak. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft op 2 september 2019 beroep aangetekend.

Tijdens de behandeling van het beroep op 27 mei 2021, heeft appellante in persoon verklaard dat de beslissing van de bank heroverwogen moest worden, gezien de levensbedreigende aard van haar ziekte. De bank heeft echter gesteld dat appellante vanaf 29 april 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat de ziektemeldingskaart op dat moment was verlopen en er sprake was van eenzelfde ziekteoorzaak. Het College heeft de wettelijke bepalingen omtrent het recht op ziekengeld en de termijn van twee jaar in overweging genomen.

Het College heeft geoordeeld dat de bank op goede gronden heeft besloten dat appellante geen recht meer had op ziekengeld, aangezien de wettelijke termijn van twee jaar was verstreken. De beslissing van de bank werd bevestigd, en het beroep van appellante werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving met betrekking tot ziekengeld en de voorwaarden waaronder dit recht vervalt.

Uitspraak

Uitspraak van 28 april 2022
CVB nr. AUA201902975

COLLEGE VAN BEROEP

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de Landsverordening Ziekteverzekering (LZv) van:

[Belanghebbende],

wonende in Aruba,
APPELLANTE,
procederende in persoon,
tegen de beslissing van 13 augustus 2019 van

DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

HET PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 13 augustus 2019, door appellante ontvangen op 19 augustus 2019, heeft de bank besloten dat appellante vanaf 1 augustus 2019 geen recht meer heeft op toekenning van ziekengeld in verband met een toename van het recidief van een granulosaceltumor, omdat twee jaren zijn verstreken sinds de melding van voornoemde ziekte.
Tegen deze beslissing heeft appellante op 2 september 2019 schriftelijk beroep aangetekend.
Op 4 november 2019 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
Het beroep van appellante is op de bijeenkomst van 27 mei 2021 van dit college behandeld, waar zijn verschenen appellante in persoon en voor de bank [A], juridisch adviseur, en [B], verzekeringsarts, bijgestaan door de advocaat voornoemd.

OVERWEGINGEN

Standpunten van partijen

1.1
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om haar geen ziekengeld meer toe te kennen en stelt zich op het standpunt dat de beslissing heroverwogen moet worden, omdat het om een potentieel levensbedreigende oncologische ziekte gaat.
1.2
Aan de bestreden beschikking heeft de bank ten grondslag gelegd dat appellante vanaf 29 april 2018 geen recht meer heeft op tegemoetkoming wegens granulosaceltumor, omdat de ziektemeldingskaart nummer [nummer], waaronder zij werd gecontroleerd, op dat moment expireerde. Thans is sprake van eenzelfde ziekteoorzaak zodat appellante geen recht meer heeft op tegemoetkoming.
Het geschil
2. In geschil is de vraag of de bank op goede gronden heeft besloten dat in dit geval sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak als bedoeld in de tweede volzin van artikel 5, eerste lid, van de LvZv.
Het College neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
3. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de LvZv, voor zover thans van belang, heeft de werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, recht op ziekengeld vanaf de vierde dag van de ziekmelding. Het recht op ziekengeld ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt na twee jaar.
De feiten
4.1
Appellante heeft zich op 13 januari 2014 voor het eerst bij de bank arbeidsongeschikt gemeld wegens granulosaceltumor aan de eierstok. Zij werd toen onder ziektemeldingskaart [nummer] gecontroleerd en ontving van 13 mei 2014 tot en met 7 september 2014 tegemoetkoming.
4.2
Appellante heeft zich vervolgens op 29 april 2016 bij de bank arbeidsongeschikt gemeld wegens buikpijnklachten. Omdat de diagnose nog niet was gesteld is appellante toen onder ziektemeldingskaart [nummer] gecontroleerd. Appellante werd in Nederland geopereerd en keerde op 8 april 2017 terug naar Aruba. Uit de ontvangen medische informatie bleek dat appellante was geopereerd vanwege een recidief granulosacel tumor en dat er geen kans is op definitieve curatie. Deze ziektemeldingskaart expireerde op 29 april 2018.
4.3
Appellante heeft zich op 13 mei 2019 arbeidsongeschikt gemeld bij de bank en werd op 15 mei 2019 gecontroleerd. Appellante was door haar arts verwezen naar een nefroloog. Zij kreeg onder ziektemeldingskaart [nummer] tegemoetkoming.
4.5
Op 31 juli 2019 ontving de bank informatie uit de curatieve sector. Daaruit bleek dat de ziekte van appellante door een toename van de tumormassa van de granulosacel tumor wordt veroorzaakt.
4.6
Bij de bestreden beslissing heeft de bank geconcludeerd dat appellante wegens granulosaceltumor reeds twee jaar ziekengeld heeft genoten en dat zij ter zake deze ziekteoorzaak geen aanspraak meer heeft op ziekengeld.
De beoordeling
5.1
Niet in geschil is dat appellante vanaf 29 april 2016 onder ziektemeldingskaart [nummer] aanspraak had op ziekengeld wegens een (recidive) granulosacel tumor. Derhalve had zij vanaf 29 april 2018 geen aanspraak meer op ziekengeld ter zake van die ziekteoorzaak.
5.2
Zoals door het College eerder is geoordeeld, en conform de geldende jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba [1] , is de tekst van de wet duidelijk en biedt deze geen ruimte voor een andere uitleg, dan dat de termijn van twee jaren – waarmee twee kalenderjaren worden bedoeld – aanvangt op de eerste dag van ziekmelding. De wettelijke termijn van twee jaren geldt dan ook ongeacht de vraag of binnen die termijn sprake is geweest van periodes van arbeidsgeschiktheid. Voor een verlenging van de aanspraak op ziekengeld ter zake van dezelfde ziekteoorzaak, zoals door appellante verzocht, biedt de wet geen mogelijkheid. Het College ziet in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen aanleiding om op deze uitleg terug te komen.
5.3
Uit het bovenstaande volgt dat de bank op goede gronden heeft besloten dat appellante vanaf 1 augustus 2019 geen recht meer heeft op tegemoetkoming wegens granulosacel tumor nu zij wegens dezelfde ziekteoorzaak reeds (meer dan) twee jaar tegemoetkoming heeft ontvangen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

Het college:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven op 28 april 2022 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, H. Dirksz, en E.E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voetnoten

1.Vgl. Hof uitspraak van 9 oktober 2015,