ECLI:NL:OGEAM:2023:5

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
SXM202200513 en SXM202200622 tot en met SXM202200624 en SXM202200626
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake naheffingsaanslagen loonbelasting en winstbelasting

Op 13 maart 2023 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar inzake naheffingsaanslagen loonbelasting (LB) en premie AVBZ voor de jaren 2007 en 2008, alsook een naheffingsaanslag winstbelasting. De Inspecteur heeft aangevoerd dat de bezwaarschriften wel zijn afgehandeld, maar dat afschriften van de uitspraken niet meer geproduceerd kunnen worden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep te laat is ingediend, aangezien de bezwaarschriften in 2012 zijn ontvangen en het beroep pas in 2022 is ingesteld. Het beroep is niet-ontvankelijk verklaard, maar het Gerecht heeft ook overwogen dat de Inspecteur gehouden is om uitspraak te doen op de bezwaren, ongeacht de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

Het Gerecht heeft verder vastgesteld dat de bezwaarschriften tegen de naheffingsaanslagen LB en AVBZ voor de jaren 2007 en 2008, alsook de naheffingsaanslag winstbelasting, niet tijdig zijn ingediend. De Inspecteur heeft geen bewijs geleverd dat de uitspraken op bezwaar tijdig zijn verzonden. Het Gerecht heeft de Inspecteur opgedragen om binnen zes maanden na de uitspraak opnieuw uitspraak te doen op de bezwaren, met inachtneming van de ontvankelijkheid van de bezwaren. De proceskosten zijn toegewezen aan belanghebbende, en het betaalde griffierecht moet worden vergoed.

De uitspraak benadrukt de verplichting van de Inspecteur om uitspraken op bezwaar tijdig en op de juiste wijze bekend te maken aan belanghebbende, en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is verklaard. De uitspraak is een belangrijke reminder voor belastingplichtigen en de belastingautoriteiten over de noodzaak van tijdige communicatie en afhandeling van bezwaarschriften.

Uitspraak

Uitspraak van 13 maart 2023
BBZ nrs. SXM202200513 en SXM202200622 tot en met SXM202200624 en SXM202200626
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
[Belanghebbende], gevestigd te Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 29 september 2011 en 29 december 2011 naheffingsaanslagen loonbelasting (hierna: LB) over respectievelijk de jaren 2008 en 2007 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 29 november 2011 en 29 december 2011 naheffingsaanslagen premie AVBZ over respectievelijk de jaren 2008 en 2007 opgelegd.
1.3
Aan belanghebbende is op 25 november 2011 een naheffingsaanslag winstbelasting (hierna: WB) over het jaar 2007 opgelegd.
1.4
Gelijktijdig met de naheffingsaanslagen zijn vergrijpboetes (hierna: boetebeschikkingen) opgelegd.
1.5
Belanghebbende heeft op respectievelijk 27 januari 2012 (LB en premie AVBZ 2008), 2 februari 2012 (WB 2007), 14 maart 2012 (premie AVBZ 2007) en 31 oktober 2012 (LB 2007) tegen de naheffingsaanslagen en boetes bezwaar gemaakt.
1.6
Belanghebbende heeft op 7 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.7
De Inspecteur heeft op 1 augustus 2022 een verweerschrift ingediend.
1.8
De zitting heeft vanuit Aruba via videoverbinding met Sint Maarten op 24 november 2022 plaatsgevonden. Namens belanghebbende is in Sint Maarten verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Zowel belanghebbende als de Inspecteur hebben een pleitnota ingebracht en voorgedragen.
1.9
De rechter heeft het onderzoek niet kunnen sluiten, omdat de videoverbinding vroegtijdig verbroken was.
1.1
Bij e-mail van 25 november 2022 is aan partijen gevraagd of het onderzoek zonder nadere behandeling op een zitting, kan worden gesloten.
1.11
Partijen zijn daarmee akkoord gegaan. Het onderzoek is gesloten.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep niet tijdig beslissen op bezwaar

2.1
Belanghebbende heeft tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar, beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft aangevoerd dat de bezwaarschriften wel zijn afgehandeld maar dat afschriften van de uitspraken niet meer geproduceerd kunnen worden. Belanghebbende heeft in dit verband gesteld dat hij niet bekend is met de uitspraken. De Inspecteur, op wie de bewijslast rust van de verzending van de uitspraken, heeft geen bewijs geleverd dat de uitspraken op bezwaar ter post zijn bezorgd of op andere wijze aan belanghebbende bekend zijn gemaakt. Hierbij wordt opgemerkt dat anders dan de Inspecteur kennelijk meent, voor de bekendmaking niet voldoende is dat belanghebbende over de besluiten in besprekingen met de Belastingdienst is geïnformeerd. Gelet op het voorgaande moet het beroep worden beschouwd als een beroep gericht tegen het niet tijdig doen van een uitspraak (vgl. HR 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1365). Beoordeeld moet worden of het beroep tijdig is ingediend.
2.2
De bezwaarschriften tegen de naheffingsaanslagen zijn in het jaar 2012 (27 januari 2012 (LB en premie AVBZ 2008), 2 februari 2012 (WB 2007), 14 maart 2012 (premie AVBZ 2007) en 31 oktober 2012 (LB 2007)) door de Inspecteur ontvangen.
2.3
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, een uitspraak heeft gedaan.
2.4
Ingevolge artikel 31, aanhef en onder a, ALL kan binnen twaalf maanden na het verstrijken van de hiervoor vermelde termijn van negen maanden, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift. Belanghebbende diende derhalve in 2013 (LB en premie AVBZ 2008, WB 2007 en premie AVBZ 2007) en 2014 ( LB 2007) beroep in te stellen, hetgeen niet is gebeurd.
2.5
Belanghebbende heeft op 7 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Het beroep is dus te laat ingediend. Belanghebbende heeft geen redenen aangevoerd op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. Mitsdien dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.6
Het Gerecht overweegt dat ook indien een beroep dat is ingesteld tegen niet tijdig doen van een uitspraak, niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat het laat is ingediend, de Inspecteur toch gehouden is om uitspraak te doen en deze op de voorgeschreven wijze bekend te maken aan belanghebbende (vgl. HR 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1365).
2.7
In het verweerschrift heeft de Inspecteur aangevoerd dat de bezwaarschriften tegen de naheffingsaanslagen loonbelasting (2007 en 2008), AVBZ (2007) en de winstbelasting niet tijdig zijn ingediend en derhalve niet ontvankelijk zijn. Volgens de Inspecteur is het bezwaarschrift inzake de AVBZ 2008 wel ontvankelijk. Zoals hiervoor is vermeld heeft de Inspecteur te kennen gegeven een afschrift van de uitspraken niet meer te kunnen produceren. Naar het oordeel van het Gerecht moeten de uitspraken op bezwaar geacht op 1 augustus 2022 (datum verweerschrift) te zijn bekendgemaakt aan belanghebbende.
Beroep tegen de uitspraken op bezwaar
2.8
Het door belanghebbende ingestelde beroep wordt ook aangemerkt als een ontvankelijk beroepschrift tegen deze (reële) uitspraken op bezwaar (vgl. HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4298, GEA Curaçao 11 september 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:238). Ook deze uitspraken zijn derhalve onderwerp van onderhavige procedure.
Ontvankelijkheid bezwaarschriften
2.9
In geschil is of de bezwaarschriften inzake de naheffingsaanslagen
LB en AVBZ voor de jaren 2007 en 2008 alsmede de naheffingsaanslag winstbelasting tijdig zijn ingediend.
2.1
In artikel 29, lid 1 ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
Loonbelasting 2007 en 2008
2.11.1
De naheffingsaanslagen LB zijn gedagtekend op 29 december 2011 (2007) en 29 september 2011 (2008). De Inspecteur heeft onbetwist gesteld dat belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen LB 2007 en LB 2008 respectievelijk op 31 oktober 2012 en op 27 januari 2012, bezwaar heeft gemaakt.
Winstbelasting
2.11.2
De naheffingsaanslag winstbelasting 2007 is gedagtekend op 25 november 2011. Belanghebbende heeft daartegen op 2 februari 2012 bezwaar gemaakt.
2.11.3
De hiervoor vermelde bezwaarschriften zijn dus buiten de termijn van twee maanden ingediend. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij de naheffingsaanslagen in januari 2012 (begin van de maand) heeft ontvangen. Belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting verklaard de tijdige verzending van de aanslagen te betwisten. In dat geval moet de Inspecteur aannemelijk maken dat de belastingaanslagen, en overtuigend aantonen dat de boetebeschikkingen wel tijdig en rechtsgeldig aan belanghebbende zijn verstuurd (vgl. HR 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102).
2.11.4
De Inspecteur heeft in dat verband niets aangevoerd. De Inspecteur heeft aldus, tegenover de betwisting van belanghebbende, de tijdige verzending van de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen niet aannemelijk gemaakt. De conclusie is dan de bezwaartermijn is aangevangen op het tijdstip (begin januari 2012) dat belanghebbende de aanslagen onder ogen heeft gekregen (HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:960). Dit betekent dat belanghebbende inzake de bezwaren gericht tegen de naheffingsaanslagen loonbelasting 2008 en de winstbelasting, ontvankelijk moeten worden verklaard.
2.11.5
Tegen de naheffingsaanslag loonbelasting 2007- eveneens begin januari 2012 ontvangen – heeft zij op 31 oktober 2012 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is niet tijdig ingediend. Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. De Inspecteur heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
AVBZ 2007
2.12
De naheffingsaanslag AVBZ 2007 is gedagtekend 29 december 2011. Volgens de Inspecteur heeft belanghebbende op 14 maart 2012 een bezwaarschrift ingediend. Uit de door belanghebbende overgelegde afschrift van het bezwaarschrift blijkt echter dat zij op 2 februari 2012 bezwaar heeft aangetekend tegen de aanslag AVBZ. Het bezwaar is mitsdien ontvankelijk.
Slotsom
2.13
Uit het voorgaande blijkt dat de Inspecteur de bezwaren inzake de naheffingsaanslagen loonbelasting 2008, de winstbelasting 2007 alsmede de AVBZ 2007 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.14
Het Gerecht zal niet inhoudelijk over de zaken beslissen, maar de zaken terugwijzen naar de Inspecteur om met inachtneming van de ontvankelijkheid van de bezwaren opnieuw uitspraken te doen. Reden daarvoor is dat in het verweerschrift geen inhoudelijke reactie is gegeven op de bezwaren en omdat belanghebbende om terugwijzing heeft verzocht. Het Gerecht heeft onvoldoende informatie over de zaken om daarover een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Uit een oogpunt van rechtsbescherming zal het Gerecht de Inspecteur opdragen binnen zes maanden na de dagtekening van deze uitspraak, op de bezwaren te beschikken.
ABVZ 2008
2.15
Met betrekking tot de naheffingsaanslag AVBZ 2008 heeft de Inspecteur aangevoerd dat het bezwaar daartegen ontvankelijk is. Uit de gedingstukken blijkt dat het bezwaar is afgewezen. De gronden van de afwijzing zijn echter niet bekend. Ook hier geldt dat het Gerecht bij gebrek aan informatie geen beslissing kan nemen over de juistheid van de opgelegde naheffingsaanslag en boetebeschikking. Het Gerecht zal om die reden de uitspraak op bezwaar vernietigen en de zaak terugwijzen naar de Inspecteur om - met de motivering van de gronden - uitspraak te doen. Daartegen kan belanghebbende vervolgens beroep aantekenen.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

3.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 (hierna: LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, AB 2013, GT no. 512 (voorheen PB 2001, no. 127) (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
3.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,5 (beroep niet-tijdig).
3.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen voor de loonbelasting 2008, AVBZ 2007, AVBZ 2008 en winstbelasting 2007 gegrond en het beroep inzake de naheffingsaanslag en boetebeschikking voor de loonbelasting 2007 en boetebeschikking ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen voor de loonbelasting 2008, AVBZ 2007, AVBZ 2008 en winstbelasting 2007;
- wijst de zaak, voor zover deze betrekking heeft op de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen voor de loonbelasting 2008, AVBZ 2007, AVBZ 2008 en winstbelasting 2007, terug naar de Inspecteur om met inachtneming van deze uitspraak binnen zes maanden na dagtekening van deze uitspraak op bezwaar te doen;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken op 13 maart 2023, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.