Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
Ontvankelijkheid beroep
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft belanghebbende, wonende te Curaçao, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2006 tot en met 2008. De Inspecteur der Belastingen had op 6 november 2015 navorderingsaanslagen opgelegd, waartegen belanghebbende op 7 december 2015 bezwaar maakte. Het beroep werd ingesteld op 13 oktober 2017, na de termijn voor het indienen van beroep tegen het niet tijdig beslissen. De Inspecteur heeft echter op 12 december 2017 alsnog uitspraak op bezwaar gedaan, waardoor het beroep geacht wordt mede gericht te zijn tegen deze uitspraak. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, maar dat het niet-ontvankelijk zijn van het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen de reële uitspraak op bezwaar. Het Gerecht heeft vervolgens de navorderingsaanslagen en de opgelegde vergrijpboetes beoordeeld. Het Gerecht oordeelt dat de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd, omdat de Inspecteur beschikte over nieuwe feiten. Tevens is vastgesteld dat er sprake was van een winstuitdeling, waarbij belanghebbende en zijn broers zich bewust waren van de bevoordeling. De vergrijpboetes zijn opgelegd op basis van grove schuld, omdat belanghebbende onzorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 12 december 2017 is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor proceskostenvergoeding of griffierecht.