ECLI:NL:HR:2007:BB8440
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Hof inzake de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De belanghebbende, die op 29 oktober 2003 verhuisde, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag die was verzonden naar zijn oude adres. De Inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding, wat leidde tot een beroep bij het Gerechtshof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, maar de belanghebbende ging in cassatie.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door de bewijslast niet bij de Inspecteur te leggen. De Hoge Raad stelde vast dat de belanghebbende op tijd zijn adreswijziging had doorgegeven aan de gemeentelijke basisadministratie, en dat hij er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat deze wijziging ook bij de Belastingdienst bekend zou zijn. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en droeg de Inspecteur op om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de belanghebbende.
Dit arrest benadrukt het belang van de juiste toepassing van de regels omtrent de bezwaartermijn en de verantwoordelijkheden van de belastingplichtige en de Belastingdienst in het kader van adreswijzigingen. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop de Belastingdienst omgaat met adreswijzigingen en de communicatie met belastingplichtigen.