In deze zaak heeft belanghebbende een voorlopige aangifte winstbelasting 2018 ingediend, waaruit een verschuldigd bedrag van NAf 95.114 voortkwam. Na het indienen van de definitieve aangifte, waaruit bleek dat er geen winstbelasting verschuldigd was, heeft belanghebbende verzocht om een negatieve belastingaanslag. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft geoordeeld dat de Inspecteur in strijd met artikel 15, lid 8 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) heeft gehandeld door niet binnen de wettelijke termijn van zes maanden een aanslag op te leggen. Het Gerecht heeft de Inspecteur opgedragen om binnen twee maanden een negatieve aanslag op te leggen. Het verzoek van belanghebbende om een dwangsom toe te kennen werd afgewezen, omdat de wet geen mogelijkheid biedt tot het opleggen van een dwangsom. Het Gerecht benadrukte dat van een behoorlijk handelende overheid verwacht mag worden dat zij een rechterlijke uitspraak terstond opvolgt, ook zonder dwangsom. De uitspraak werd gedaan op 5 juli 2022, en het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar werd gegrond verklaard. De Inspecteur werd ook opgedragen om de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.