ECLI:NL:HR:2019:1224

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
19/00218
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over proceskostenveroordeling en prematuur beroep in belastingzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] te Curaçao tegen de Minister van Financiën van Curaçao. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie Algemene Verzekering Bijzondere Ziektekosten voor het jaar 2009. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen en was in beroep gegaan bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Het Gerecht heeft de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de belanghebbende. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, dat oordeelde dat het Gerecht de belanghebbende ten onrechte had ontvangen in zijn beroepen, omdat het beroep prematuur was ingesteld. Het Hof verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk en vernietigde de uitspraak van het Gerecht.

De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het Gemeenschappelijk Hof ten onrechte had geoordeeld dat de beroepen prematuur waren. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof en bevestigde de uitspraak van het Gerecht, waarbij de Minister van Financiën werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie en voor het Gemeenschappelijk Hof toegewezen aan de Minister van Financiën en de Inspecteur, respectievelijk.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00218
Datum19 juli 2019
ARREST
In de zaak van
[X] te Curaçao (hierna: belanghebbende)
tegen
de MINISTER VAN FINANCIËN VAN CURAÇAO
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 20 november 2018, nrs. CUR2018H00027 en CUR2018H00028, op het hoger beroep van de inspecteur der belastingen in Curaçao tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (nrs. CUR201600172 en CUR201600173) betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2009 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie Algemene Verzekering Bijzondere Ziektekosten. De uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de klachten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1
Met dagtekening 11 maart 2016 zijn aan belanghebbende over het jaar 2009 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie Algemene Verzekering Bijzondere Ziektekosten opgelegd (hierna: de navorderingsaanslagen).
2.1.2
Belanghebbende is met brieven gedateerd 10 mei 2016 en 6 juli 2016 tegen de navorderingsaanslagen in bezwaar gekomen. Op 10 mei 2016 heeft hij tevens tegen de navorderingsaanslagen beroep ingesteld.
2.1.3
Hangende de beroepsprocedure, op 21 april 2017, heeft de Inspecteur uitspraken op bezwaar gedaan en de navorderingsaanslagen verminderd conform het standpunt van belanghebbende.
2.1.4
Bij brief van 14 november 2017 aan het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) heeft belanghebbende de beroepen ingetrokken en heeft hij verzocht om vergoeding van proceskosten en griffierecht.
2.1.5
Bij uitspraak van 5 december 2017 heeft het Gerecht de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (NAf 700 voor het indienen van het beroepschrift) en het griffierecht (NAf 50) aan belanghebbende.
2.2
Voor het Gemeenschappelijk Hof was in geschil of het Gerecht de Inspecteur terecht heeft veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan belanghebbende.
2.3
Het Gemeenschappelijk Hof heeft geoordeeld dat op het moment waarop belanghebbende beroep instelde, de in artikel 31, lid 1, tweede volzin, letter a, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen genoemde termijn voor het doen van uitspraken op bezwaar nog niet was verstreken en belanghebbende dus te vroeg (prematuur) bij het Gerecht in beroep is gekomen. Om die reden had het Gerecht belanghebbende niet mogen ontvangen in zijn beroepen en bestaat geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Het Gemeenschappelijk Hof heeft de uitspraak van het Gerecht vernietigd en de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
2.4
De klachten strekken ertoe dat het Gemeenschappelijk Hof de beroepen ten onrechte niet‑ontvankelijk heeft verklaard.
2.5
De klachten slagen. Belanghebbende heeft de beroepen ingetrokken en het Gerecht heeft vervolgens op verzoek van belanghebbende de Inspecteur bij afzonderlijke uitspraak veroordeeld in de proceskosten. Anders dan klaarblijkelijk het Gemeenschappelijk Hof heeft geoordeeld, valt niet in te zien dat artikel 15, lid 3, van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken geen toepassing kan vinden indien het beroep, zou het niet zijn ingetrokken, wegens het voortijdige instellen ervan niet-ontvankelijk zou moeten zijn verklaard.
2.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven. De overige klachten behoeven geen behandeling. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

3.Proceskosten

De Minister van Financiën van Curaçao zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Gemeenschappelijk Hof.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba,
- bevestigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao,
- draagt de Minister van Financiën van Curaçao op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht van € 128 dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald,
- veroordeelt de Minister van Financiën van Curaçao in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 512 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
- veroordeelt de inspecteur der belastingen in Curaçao in de kosten van belanghebbende voor het geding voor het Gemeenschappelijk Hof, vastgesteld op NAf 1.400 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019.