Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.OVERWEGINGEN
Ontvankelijkheid bezwaar; termijn
3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
4.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft belanghebbende, wonende in Nederland, bezwaar gemaakt tegen een aanslag grondbelasting voor het jaar 2012, die op 29 december 2017 was opgelegd. De Inspecteur der Belastingen verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar buiten de wettelijke termijn van twee maanden zou zijn ingediend. Belanghebbende stelde echter dat hij het aanslagbiljet pas op 2 maart 2018 had ontvangen, waardoor hij meende dat zijn bezwaar tijdig was. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat de termijn van twee weken, die als 'zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk' wordt beschouwd, in dit geval niet was overschreden, omdat belanghebbende op 20 maart 2018 bezwaar had gemaakt. Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard.
Daarnaast werd vastgesteld dat de bevoegdheid van de Inspecteur om een aanslag op te leggen, was vervallen door het verstrijken van de vijfjaarstermijn na het ontstaan van de belastingschuld op 1 januari 2012. De aanslag was gedagtekend op 29 december 2017, wat betekende dat deze buiten de termijn was vastgesteld. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de aanslag niet kon omzetten in een navorderingsaanslag, omdat de vereisten voor navordering niet waren voldaan. De uitspraak van de Inspecteur werd vernietigd, maar belanghebbende kreeg inhoudelijk geen gelijk. De proceskosten en het griffierecht werden wel vergoed door de Inspecteur.